Home

Gerechtshof Leeuwarden, 13-11-2012, BY3212, BK 11/00129 Inkomstenbelasting

Gerechtshof Leeuwarden, 13-11-2012, BY3212, BK 11/00129 Inkomstenbelasting

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Datum uitspraak
13 november 2012
Datum publicatie
15 november 2012
ECLI
ECLI:NL:GHLEE:2012:BY3212
Zaaknummer
BK 11/00129 Inkomstenbelasting

Inhoudsindicatie

In geschil is het antwoord op de vraag of de Rechtbank terecht een proceskostenveroordeling heeft uitgesproken en, zo ja, of de hoogte daarvan juist is.

Uitspraak

GERECHTSHOF LEEUWARDEN

kenmerk: 11/00129

uitspraakdatum: 13 november 2012

uitspraak van de eerste meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

de inspecteur van de Belastingdienst/Noord/kantoor Leeuwarden (hierna: de Inspecteur)

tegen de uitspraak van de rechtbank Leeuwarden van 10 maart 2011, nummer AWB 10/732, in het geding tussen de Inspecteur en

X te Z (hierna: belanghebbende).

1. Ontstaan en loop van het geding

1.1 Aan belanghebbende is voor het jaar 2005 een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 85.000 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 30.000. Aan heffingsrente is daarbij een bedrag berekend van € 3.586.

1.2 Op het bezwaarschrift van belanghebbende heeft de Inspecteur bij uitspraak op bezwaar het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.

1.3 Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij de rechtbank Leeuwarden (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep bij uitspraak van 10 maart 2011 gegrond verklaard, de uitspraak van de Inspecteur vernietigd, het bezwaar alsnog ontvankelijk verklaard, de zaak voor inhoudelijke behandeling teruggewezen naar de Inspecteur en de Inspecteur veroordeeld in de proceskosten van belanghebbende tot een bedrag van € 1.092 alsmede gelast dat de Inspecteur het griffierecht van € 41 aan belanghebbende vergoedt.

1.4 De Inspecteur heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. Belanghebbende heeft geen verweerschrift ingediend.

1.5 Tot de stukken van het geding behoren, naast de hiervoor vermelde stukken, het van de Rechtbank ontvangen dossier dat op deze zaak betrekking heeft.

1.6 Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 19 juni 2012 te Leeuwarden. Daarbij is verschenen en gehoord A namens de Inspecteur. Vlak voor de zitting heeft de gemachtigde van belanghebbende in een faxbericht aangegeven niet te zullen verschijnen in verband met een zomergriep.

1.7 De Inspecteur heeft ter zitting een nieuwe stelling naar voren gebracht. Hij vindt de proceskostenveroordeling die door de Rechtbank is uitgesproken te hoog. Het Hof heeft in verband met deze nieuwe stelling de behandeling van het hoger beroep geschorst teneinde belanghebbende gelegenheid te bieden hierop te reageren.

1.8 Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat aan partijen is gezonden. Bij brieven van 26 juli 2012 heeft het Hof partijen in de gelegenheid gesteld voor 23 augustus 2012 een nieuwe mondelinge behandeling te verzoeken. De Inspecteur heeft het Hof bij brief ingekomen op 3 augustus 2012 toestemming verleend om zonder nadere zitting op het hoger beroep te beslissen. Belanghebbende heeft niet gereageerd. Het Hof heeft belanghebbende nogmaals in de gelegenheid gesteld een nieuwe mondelinge behandeling te verzoeken, dit maal voor 12 september 2012. Daarbij werd aangegeven dat bij geen bericht het Hof ervan uit zal gaan dat belanghebbende geen nieuwe behandeling wenst. Belanghebbende heeft niet gereageerd.

2. Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen in hoger beroep

2.1 In geschil is het antwoord op de vraag of de Rechtbank terecht een proceskostenveroordeling heeft uitgesproken en, zo ja, of de hoogte daarvan juist is.

2.2 De Inspecteur is primair van opvatting dat de uitspraak op bezwaar moet worden bevestigd. Subsidiair bepleit hij dat de Rechtbank een wegingsfactor van 0,25 in de berekening van de hoogte van de proceskostenveroordeling had moeten toepassen.

2.3 Belanghebbende heeft in hoger beroep geen visie gegeven.

3. Beoordeling van het geschil in hoger beroep

3.1 Gelet op de tekst van het bezwaarschrift van belanghebbende is het Hof van oordeel dat de Rechtbank terecht het beroep gegrond en het bezwaarschrift alsnog ontvankelijk heeft verklaard en de zaak voor inhoudelijke behandeling heeft teruggewezen naar de Inspecteur. Voor die situatie is niet in geschil dat de Rechtbank terecht een proceskostenveroordeling heeft uitgesproken, maar is de resterende vraag of deze te hoog is vastgesteld.

3.2 Het geschil bij de Rechtbank beperkte zich tot de vraag of het bezwaarschrift terecht niet-ontvankelijk is verklaard door de Inspecteur. Naar het oordeel van het hof is een wegingsfactor van 0,25 daarom redelijk. Het inhoudelijke geschil is door de Rechtbank niet behandeld. De vraag of het bezwaarschrift inhoudelijk hout snijdt, is nog niet beantwoord. Daarom heeft de Rechtbank voorts ten onrechte voor het indienen van het bezwaarschrift een proceskostenveroordeling uitgesproken.

Slotsom

Op grond van het vorenstaande is het hoger beroep gegrond.

5. Proceskosten

Het Hof stelt de kosten die belanghebbende in verband met de behandeling van het beroep heeft moeten maken overeenkomstig het Besluit proceskosten bestuursrecht vast op € 218,50 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 437 en een wegingsfactor 0,25) voor de kosten in eerste aanleg. Het Hof ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling in hoger beroep.

6. Beslissing

Het Hof

– vernietigt de uitspraak van de Rechtbank voor zover deze betrekking heeft op de proceskostenveroordeling,

– veroordeelt de Inspecteur in de proceskosten van belanghebbende tot een bedrag van € 218,50 voor de kosten in eerste aanleg,

– bevestigt de uitspraak van de Rechtbank voor het overige.

Deze uitspraak is gedaan door mr. J. Huiskes, voorzitter, mr. J.P.M. Kooijmans en mr. E. Polak, in tegenwoordigheid van mr. K. de Jong-Braaksma als griffier.

De beslissing is op 13 november 2012 in het openbaar uitgesproken.

De griffier is buiten staat De voorzitter,

deze uitspraak te tekenen.

(K. de Jong-Braaksma) (J. Huiskes)

Afschriften zijn aangetekend per post verzonden op 14 november 2012

Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij

de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer),

Postbus 20303,

2500 EH Den Haag.

Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:

1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;

2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. de dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;

d. de gronden van het beroep in cassatie.

Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.