Gerechtshof 's-Gravenhage, 25-02-2003, AF5810, BK-02/00824
Gerechtshof 's-Gravenhage, 25-02-2003, AF5810, BK-02/00824
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof 's-Gravenhage
- Datum uitspraak
- 25 februari 2003
- Datum publicatie
- 14 maart 2003
- ECLI
- ECLI:NL:GHSGR:2003:AF5810
- Zaaknummer
- BK-02/00824
Inhoudsindicatie
-
Uitspraak
GERECHTSHOF TE 's-GRAVENHAGE
eerste meervoudige belastingkamer
25 februari 2003
nummer BK-02/00824
UITSPRAAK
op het beroep van X te Z tegen het niet tijdig doen van een uitspraak door de Inspecteur, het hoofd van de eenheid Grote Ondernemingen P van de Belastingdienst, op het bezwaarschrift van belanghebbende tegen de aan hem opgelegde aanslag in de vermogensbelasting voor het jaar 1998.
1. Aanslag en bezwaar
1.1 Met dagtekening 30 december 2000 heeft de Inspecteur aan belanghebbende een aanslag in de vermogensbelasting voor het jaar 1998 opgelegd naar een vastgesteld vermogen van ƒ 24.687.000.
1.2 Belanghebbende heeft tegen de vorengenoemde aanslag een bezwaarschrift, gedagtekend 10 januari 2001, ingediend dat op 11 januari 2001 door de Inspecteur is ontvangen. Deze heeft geen uitspraak gedaan op het bezwaarschrift.
2. Loop van het geding
2.1 Belanghebbende is bij beroepschrift, gedagtekend 13 februari 2002 en ter griffie ingekomen op 15 februari 2002, tegen de fictieve uitspraak in beroep gekomen bij het Hof.
2.2 In verband met het door belanghebbende ingestelde beroep is door de griffier van het Hof van hem een griffierecht geheven van € 29. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
2.3 Het onderzoek ter zitting van de zaak heeft plaatsgehad ter zitting van het Gerechtshof van 26 november 2002, gehouden te Den Haag. Ter zitting is eveneens behandeld het beroep van belanghebbende inzake de aanslag inkomstenbelasting voor het jaar 1997, kenmerk Hof BK-02/00823. Al hetgeen in die zaak door partijen is aangevoerd en aan stukken is overgelegd wordt geacht ook te zijn aangevoerd en overgelegd in de onderhavige zaak. De griffier heeft van het verhandelde ter zitting een proces-verbaal opgemaakt.
3. Vaststaande feiten
Voor de vaststaande feiten verwijst het Hof naar de feiten zoals deze door het Hof zijn vastgesteld in de zaak met kenmerk BK-02/00823, in welke zaak het Hof heden tevens uitspraak heeft gedaan. De inhoud van die uitspraak, waarvan een afschrift aan deze uitspraak is gehecht en daar deel van uitmaakt, wordt geacht te zijn opgenomen in de onderhavige uitspraak.
4. Omschrijving geschil en standpunten van partijen
4.1 Tussen partijen is in geschil het antwoord op de vraag of het bedrag aan inkomstenbelasting dat belanghebbende na een onherroepelijke rechterlijke uitspraak verschuldigd zal blijken te zijn ter zake van de vervreemding op 24 december 1997 van door de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid A B.V. te Y (hierna: A BV) uitgegeven winstbewijzen als schuld in aftrek dient te komen bij de vaststelling van het vermogen bij het begin van het kalenderjaar 1998 en voorts, bij een bevestigende beantwoording van die vraag, of deze schuld dan voor het nominale bedrag in aanmerking moet worden genomen dan wel tegen een percentage van tien percent.
4.2 Het standpunt van belanghebbende is dat deze schuld voor het nominale bedrag in aanmerking dient te worden genomen.
4.3 De Inspecteur verdedigt primair het standpunt dat het handhaven door de belastingrechter van de bij het vaststellen van de aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen voor het jaar 1997 op het aangegeven inkomen toegepaste correctie een opschortende voorwaarde is, zodat met de daaruit voortvloeiende belastingschuld nog geen rekening mag worden gehouden. Het subsidiaire standpunt van de Inspecteur is dat deze schuld op tien percent van het nominale bedrag daarvan dient te worden geschat.
5. Conclusies van partijen
5.1 Belanghebbende concludeert primair tot, naar het Hof begrijpt, vermindering van de aanslag tot een naar een vermogen van ƒ 18.750.000 (ƒ 24.687.940 minus ƒ 5.937.214 met afronding).
5.2 De Inspecteur heeft primair geconcludeerd tot vaststelling van het vermogen op ƒ 24.687.940 en handhaving van de aanslag en subsidiair, naar het Hof begrijpt, tot vermindering van de aanslag tot een naar een vermogen van ƒ 24.094.000 (ƒ 24.687.940 minus ƒ 593.794 met afronding).
6. Overwegingen omtrent het geschil
6.1 Een belastingschuld ontstaat uit kracht van de wet op het tijdstip waarop het belastbare feit zich voordoet. In zijn uitspraak van heden in de zaak met kenmerk BK-02/00823 heeft het Hof beslist dat het voordeel dat belanghebbende heeft behaald bij de vervreemding van de winstbewijzen A BV op 24 december 1997 op de voet van artikel 20a van de Wet op de inkomstenbelasting 1964 (tekst 1997) belast is. Met dagtekening 30 december 2000 heeft de Inspecteur aan belanghebbende ter zake van deze aanmerkelijk belangwinst een aanslag in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen voor het jaar 1997 opgelegd met een totaalbedrag aan verschuldigde inkomstenbelasting en premie van ƒ 5.937.214.
6.2 Naar het oordeel van het Hof dient de materieel verschuldigde belasting voor het nominale bedrag in aanmerking te worden genomen bij de vaststelling van het vermogen. Nu dit bedrag niet in geschil is, dient het vermogen per 1 januari 1998 te worden verminderd met ƒ 5.937.214 en dient te worden beslist als hierna vermeld.
7. Proceskosten en griffierecht
Het Hof acht termen aanwezig de Inspecteur te veroordelen in de door belanghebbende gemaakte proceskosten als bedoeld in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht. Het Hof stelt deze kosten, op de voet van het Besluit proceskosten bestuursrecht en de daarbij behorende bijlage, vast op € 644 wegens beroepsmatig verleende rechtsbijstand (2 punten à € 322 maal factor 1 wegens gewicht van de zaak). Voorts dient de Inspecteur aan belanghebbende het voor deze zaak gestorte griffierecht van € 29 te vergoeden.
8. Beslissing
Het Gerechtshof:
- verklaart het beroep gegrond;
- vermindert de aanslag tot een naar een vermogen van ƒ 18.750.000;
- veroordeelt de Inspecteur in de kosten van het beroep, aan de zijde van belanghebbende gevallen en vastgesteld op
€ 644, onder aanwijzing van de Staat der Nederlanden als de rechtspersoon die deze kosten moet vergoeden, en
- gelast die rechtspersoon aan belanghebbende het voor deze zaak gestorte griffierecht ad € 29 te vergoeden.
Deze uitspraak is vastgesteld op 25 februari 2003 door mrs. Tijnagel, Savelbergh en Rosier, in tegenwoordigheid van de gerechtsauditeur mr. Postema. De beslissing is op die datum in het openbaar uitgesproken, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier mr. De Fouw.
W.g. De Fouw en Tijnagel.
aangetekend aan
partijen verzonden: 25 februari 2003.
Ieder van de partijen kan binnen zes weken na de verzenddatum van deze uitspraak beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:
1. Het instellen van beroep in cassatie geschiedt door het indienen van een beroepschrift bij dit gerechtshof (zie voor het adres de begeleidende brief).
2. Bij het beroepschrift wordt een kopie van deze uitspraak gevoegd.
3. Het beroepschrift wordt ondertekend en bevat ten minste:
- de naam en het adres van de indiener;
- de dagtekening;
- de vermelding van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is
gericht;
- de gronden van het beroep in cassatie.
De partij die beroep in cassatie instelt is griffierecht verschuldigd en zal daarover bericht ontvangen van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan worden verzocht de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.