Home

Gerechtshof 's-Gravenhage, 11-03-2003, AF6952, BK-02/01861

Gerechtshof 's-Gravenhage, 11-03-2003, AF6952, BK-02/01861

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Datum uitspraak
11 maart 2003
Datum publicatie
7 april 2003
ECLI
ECLI:NL:GHSGR:2003:AF6952
Zaaknummer
BK-02/01861

Inhoudsindicatie

-

Uitspraak

GERECHTSHOF TE 's-GRAVENHAGE

eerste enkelvoudige belastingkamer

11 maart 2003

nummer BK-02/01861

PROCES-VERBAAL

van de mondelinge uitspraak op het beroep van X te Y tegen de uitspraak van de Inspec-teur, het hoofd van de eenheid P van de Belastingdienst, op het bezwaarschrift van belanghebbende tegen de aan haar opgelegde aanslag inkomstenbelasting/premie volks-verzekeringen voor het jaar 2000.

De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgehad ter zitting van het Gerechtshof van 25 februari 2003, gehouden te Middelburg. Aldaar zijn beide partijen verschenen.

Beslissing

Het Gerechtshof verklaart het beroep ongegrond.

Gronden

1. Belanghebbende is geboren in 1974 en ongehuwd. Tot september 2000 is zij in de gezondheidszorg werkzaam geweest. Vanaf september 2000 is zij arbeidsongeschikt en is zij aangewezen op achtereenvolgens een ziektewetuitkering en een arbeidsongeschiktheidsuitkering. In het jaar 2000 lijdt zij aan een ernstige vorm van Boulimia Nervosa. Als gevolg van deze psychische aandoening moet belanghebbende, om enigszins normaal te kunnen functioneren, grote hoeveelheden voedsel tot zich nemen, die zij vervolgens door middel van braken weer uit haar lichaam moet verwijderen.

2. Voor de heffing van inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen heeft belanghebbende voor het jaar 2000 een belastbaar inkomen aangegeven van ƒ 28.281. Daarbij heeft zij onder meer een bedrag van ƒ 5.636 als buitengewone lasten op haar inkomen in aftrek gebracht, als volgt gespecificeerd:

kosten voor extra voeding (eetbuien) ƒ 5.895

premie ziekenfonds - 2.860

premie aanvullende verzekering - 828

reiskosten i.v.m. geneeskundige behandeling - 232

_______ ƒ 9.815

af: drempel - 4.179

_______

aftrek buitengewone lasten ƒ 5.636

3. Bij het vaststellen van de aanslag heeft de Inspecteur zich op het standpunt gesteld dat de kosten voor extra voeding niet als buitengewone lasten in aftrek kunnen worden toegelaten. Omdat daardoor het bedrag aan ziektekosten dat als buitengewone lasten in aanmerking kan worden genomen niet uitgaat boven de drempel van ƒ 4.179, heeft de Inspecteur geen buiten-gewone lasten in aftrek toegelaten en de aanslag vastgesteld naar een belastbaar inkomen van ƒ 33.917

(ƒ 28.281 + ƒ 5.636).

4. Na daartegen door belanghebbende gemaakt bezwaar heeft de Inspecteur de aanslag bij de bestreden uitspraak gehandhaafd.

5. Belanghebbende is van de uitspraak in beroep gekomen bij het Hof. Tussen partijen is in geschil of de uitgaven voor extra voeding zijn aan te merken als kosten van ziekte en als zodanig als buitengewone lasten op het inkomen in aftrek kunnen worden gebracht. Belanghebbende beantwoordt deze vraag beves-tigend en de Inspecteur ontkennend.

6. Het beroep van belanghebbende strekt tot vermindering van de aanslag tot een naar een belastbaar inkomen van

ƒ 28.281. De Inspecteur concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep. Voor de standpunten van partijen en de gronden waarop zij deze doen steunen wordt verwezen naar de gedingstukken.

7. Op grond van artikel 46, derde lid, aanhef en onderdeel c, van de Wet op de inkomstenbelasting 1964, kunnen uitgaven van voeding slechts als kosten van ziekte in aanmerking worden genomen voor zover sprake is van extra uitgaven voor een op medisch voorschrift gehouden dieet, welke uitgaven voorts in aftrek kunnen worden toegelaten volgens de regels, gesteld in artikel 11 van het Uitvoeringsregeling inkomstenbelasting 1990 (hierna: de Uitvoeringsregeling) en voor zover zij meer bedra-gen dan ƒ 750. Belanghebbende heeft aangevoerd dat zij minimaal twee eetbuien per dag nodig had om te kunnen functioneren. Evenwel is gesteld noch gebleken dat belanghebbende zich daar-bij had te houden aan een door een bevoegd medicus voorgeschre-ven dieet als bedoeld in artikel 11 van de Uitvoeringsregeling. De kosten van extra voeding kunnen derhalve niet als buitengewone lasten in aftrek worden toegelaten. Voor zover belang-hebbende hierbij een beroep doet op het gelijkheidsbeginsel faalt dit beroep, omdat voedingsmiddelen geen farmaceutische hulpmiddelen zijn in de zin van de Wet. Voorts heeft belanghebbende geen feiten gesteld, noch zijn deze anderszins gebleken, op grond waarvan het Hof tot de gevolgtrekking heeft kunnen komen dat de in de betreffende wettelijke bepalingen gegeven voorwaarden en normeringen, waaronder kosten van ziekte als buitengewone in aftrek kunnen worden toegelaten, in strijd zijn met enige regel van internationaal of supranationaal recht. Ook de stelling van belanghebbende, inhoudende dat extra voeding in geval van Boulimia Nervosa, vanwege het daardoor noodzakelijke braken, niet is aan te merken als genotmiddel en daarom niet kan worden gelijkgesteld aan alcohol en drugs in geval van alcohol- en drugsverslaving, ter zake waarvan in rechte is beslist dat uitgaven voor dergelijke genotmiddelen niet zijn aan te merken als ziektekosten, kan niet tot een ander oordeel leiden.

8. Voor zover belanghebbende een beroep doet op het vertrouwensbeginsel faalt dit eveneens. Gedragingen of uitlatingen van de zijde van de Inspecteur, waaraan belanghebbende een in rechte te beschermen vertrouwen heeft kunnen ontlenen dat de kosten van extra voeding voor het onderhavige jaar in aftrek zouden worden toegelaten, zijn gesteld noch gebleken.

9. Het Hof acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.

Deze uitspraak is vastgesteld op 11 maart 2003 door mr. Van Walderveen en op dezelfde datum in het openbaar uitgesproken, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier Van Lingen.