Home

Gerechtshof 's-Gravenhage, 14-01-2003, AH8896, BK-02/00633

Gerechtshof 's-Gravenhage, 14-01-2003, AH8896, BK-02/00633

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Datum uitspraak
14 januari 2003
Datum publicatie
1 juli 2003
ECLI
ECLI:NL:GHSGR:2003:AH8896
Zaaknummer
BK-02/00633

Inhoudsindicatie

Tussen partijen is in geschil het antwoord op de vraag of de naheffingsaanslag in de parkeerbelastingen terecht aan belanghebbende is opgelegd.

Uitspraak

GERECHTSHOF TE 's-GRAVENHAGE

achtste enkelvoudige belastingkamer

14 januari 2003

nummer BK-02/00633

UITSPRAAK

op het beroep van X te Z tegen de uitspraak van de directeur van A B.V. van de gemeente P (hierna: de Inspecteur), betreffende na te noemen naheffingsaanslag.

1. Naheffingsaanslag en bezwaar

1.1. Aan belanghebbende is ter zake van het op zondag 16 september 2001 om 13.11 uur parkeren van een voertuig met het kenteken NN-00-NN in een met parkeerapparatuur gereguleerde parkeergarage A te P een naheffingsaanslag opgelegd ten bedrage van ƒ 86 (ƒ 2 aan verschuldigde parkeerbelasting en ƒ 84 aan kosten).

1.2. Het tegen de naheffingsaanslag gerichte bezwaar van belanghebbende is bij de bestreden uitspraak ongegrond verklaard.

2. Loop van het geding

2.1. Belanghebbende is van bovenvermelde uitspraak in beroep gekomen bij het Hof. In verband daarmee is door de griffier een griffierecht geheven van € 29. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

2.2. Een onderzoek ter zitting van de zaak heeft niet plaatsgehad. Partijen hebben het Hof schriftelijke toestemming verleend een dergelijk onderzoek achterwege te laten.

3. Verordening

De raad van de gemeente P heeft in zijn openbare vergadering van 18 december 2000 vastgesteld de Verordening parkeerbelasting 2001 (hierna: de Verordening) en laatstelijk gewijzigd bij besluit van de raad van 5 juni 2001. De Verordening is in werking getreden op 2 januari 2001 respectievelijk op 1 juli 2001. Blijkens de inhoud van de gedingstukken is de Verordening op 29 juni 2001 bekendgemaakt in een plaatselijk blad, onder vermelding dat de Verordening voor een ieder ter inzage ligt bij het stadhuis. De tekst en de daarbij behorende tarieventabel behoort in kopie tot de stukken van het geding.

4. Vaststaande feiten

Op grond van de stukken van het geding is, als tussen partijen niet in geschil, dan wel door een van hen gesteld en op zichzelf aannemelijk, het volgende komen vast te staan:

4.1. De onder 1.1. vermelde locatie is door burgermeester en wethouders van de gemeente P aangewezen als een plaats waar tegen betaling van parkeerbelasting mag worden geparkeerd op aangewezen koopzondagen.

4.2. Bij een controle op voormelde datum, tijdstip en plaats is door de parkeercontroleur geconstateerd dat noch een parkeerkaartje noch een parkeervergunning in het voertuig op de daarvoor bestemde plaats aanwezig was. Naar aanleiding van vorenstaande constateringen is de onderwerpelijke naheffingsaanslag opgelegd.

5. Omschrijving geschil en standpunten van partijen

5.1. Tussen partijen is in geschil het antwoord op de vraag of de onderhavige naheffingsaanslag terecht aan belanghebbende is opgelegd, welke vraag door belanghebbende ontkennend en door de Inspecteur bevestigend wordt beantwoord.

5.2. Voor de standpunten van de partijen en de gronden waarop zij deze doen steunen verwijst het Hof naar de gedingstukken.

6. Conclusies van partijen

6.1. Het beroep van belanghebbende strekt tot vernietiging van de naheffingsaanslag.

6.2. De Inspecteur heeft geconcludeerd tot ongegrondverklaring van het beroep.

7. Overwegingen omtrent het geschil

7.1.1. Belanghebbende baseert haar standpunt - zakelijk weergegeven - op het volgende. Op advies van inwoners van P bij wie zij een weekend zou verblijven heeft zij haar auto geparkeerd in een parkeergarage waar volgens deze bewoners in het weekend gratis kon worden geparkeerd. Ter plaatse is niet kenbaar gemaakt dat zondag 16 september 2001 een koopzondag was en dat parkeergeld was verschuldigd. Dit stond ook niet aangegeven op de parkeerautomaten.

7.1.2. De Inspecteur heeft het standpunt van belanghebbende gemotiveerd bestreden en daartoe onder meer het volgende aangevoerd. Langs de toegangswegen van P is met bebording aangegeven dat zondag 16 september 2001 koopzondag was. Dit is door de gemeente P ook bekend gemaakt in de lokale media. Bovendien hadden de kennissen van belanghebbende kunnen weten dat op koopzondagen, zoals die van zondag 16 september, parkeergeld is verschuldigd.

7.2. Naar het oordeel van het Hof heeft de Inspecteur niet aannemelijk gemaakt dat op de borden, waarop mededeling wordt gedaan van de koopzondagen, is aangegeven dat op die dagen parkeerbelasting is verschuldigd. De Inspecteur heeft evenmin aannemelijk gemaakt dat zulks op andere, voor een bezoeker van de gemeente P kenbare, wijze bekend is gemaakt. Dat de kennissen van belanghebbende hadden kunnen weten dat die dag parkeerbelasting was verschuldigd, doet daar niet aan af. De onderhavige naheffingsaanslag is derhalve onterecht opgelegd.

7.3. Gelet op het vorenoverwogene is het beroep gegrond.

8. Proceskosten

Het Hof acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht. Wel dient aan belanghebbende het voor deze zaak gestorte griffierecht te worden vergoed.

9. Beslissing

Het Gerechtshof verklaart het beroep gegrond.

Deze uitspraak is vastgesteld op 14 januari 2003 door mr. Savelbergh. De beslissing is op die datum in het openbaar uitgesproken, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier Vink.

(Vink) (Savelbergh)

aangetekend aan

partijen verzonden:

Ieder van de partijen kan binnen zes weken na de verzenddatum van deze uitspraak beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:

1. Het instellen van beroep in cassatie geschiedt door het indienen van een beroepschrift bij dit gerechtshof (zie voor het adres de begeleidende brief).

2. Bij het beroepschrift wordt een kopie van deze uitspraak gevoegd.

3. Het beroepschrift wordt ondertekend en bevat ten minste:

- de naam en het adres van de indiener;

- de dagtekening;

- de vermelding van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is

gericht;

- de gronden van het beroep in cassatie.

De partij die beroep in cassatie instelt is griffierecht verschuldigd en zal daarover bericht ontvangen van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan worden verzocht de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.