Home

Gerechtshof 's-Gravenhage, 22-05-2003, AI0466, BK-02/03093

Gerechtshof 's-Gravenhage, 22-05-2003, AI0466, BK-02/03093

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Datum uitspraak
22 mei 2003
Datum publicatie
25 juli 2003
ECLI
ECLI:NL:GHSGR:2003:AI0466
Zaaknummer
BK-02/03093

Inhoudsindicatie

energiepremie; indieningstermijn; artikel 8n, lid 2, Uitvoeringsregeling belastingen op milieugrondslag

Uitspraak

GERECHTSHOF TE 's-GRAVENHAGE

zevende enkelvoudige belastingkamer

22 mei 2003

nummer BK-02/03093

PROCES-VERBAAL

van de mondelinge uitspraak op het beroep van X te Z tegen de uitspraak van de Inspecteur, het hoofd van de eenheid Team Energiepremies P van de Belastingdienst (thans: Belastingdienst P), op het bezwaarschrift van belanghebbende tegen een beschikking genomen op de voet van artikel 36p, derde lid, van de Wet belastingen op milieugrondslag.

De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgehad ter zitting van het Gerechtshof van 8 mei 2003, gehouden te Den Haag. Aldaar zijn verschenen belanghebbende alsmede namens de Inspecteur, mevrouw A, tot haar bijstand vergezeld door mevrouw B.

Beslissing

Het Gerechtshof verklaart het beroep ongegrond.

Gronden

1. In de woning van belanghebbende zijn in mei 2001 en juni 2001 een aantal energiebesparende voorzieningen aangebracht. Belanghebbende heeft de laatste rekening voor de voorzieningen op 18 juni 2001 betaald.

2. Op 9 oktober 2001 is de aanvraag tot toekenning van energiepremie voor de voorzieningen bij het energiebedrijf NV Eneco Energie te Q binnengekomen. Dit is buiten de in artikel 8n, tweede lid, van de Uitvoeringsregeling belastingen op milieugrondslag (hierna: de Uitvoeringsregeling) bedoelde termijn van dertien weken.

3. Het energiebedrijf heeft de premieaanvraag wegens termijnoverschrijding afgewezen. In zijn beschikking van 9 januari 2002 heeft de Inspecteur het verzoek tot heroverweging afgewezen. Belanghebbende heeft tegen deze beschikking een bezwaarschrift ingediend. De Inspecteur heeft het bezwaar afgewezen.

4. In geschil is of het verzoek van belanghebbende om energiepremie toe te kennen voor de voorzieningen terecht is afgewezen wegens overschrijding van de termijn van dertien weken.

5. Belanghebbende heeft voor zijn standpunt - zakelijk weer-gegeven - het volgende aangevoerd. De aanvraag is te laat ingediend, omdat deze nog niet compleet was. Een verklaring van de leverancier van het HR-glas ontbrak. Na ontvangst van deze verklaring, met dagtekening 27 september 2001, is de aanvraag naar het energiebedrijf verzonden. Bovendien zat hij midden in een verbouwing vlak voor de vakantieperiode. De oplevering heeft op 20 juli 2001 plaatsgevonden. Om de aannemer, een eenmansbedrijf, te vriend te houden werd de laatste termijn vóór de oplevering betaald. Er is sprake van overmacht. Ten aanzien van de te late aanvraag dient men soepel te zijn. De aannemer was tevens inhoudelijk niet echt bekend met de regeling. Voorts is te veel griffierecht betaald. Dit moet zijn € 29 in plaats van € 109. Dit is ook telefonisch door een medewerker van het Hof meegedeeld.

6. Ingevolge artikel 8n, tweede lid, van de Uitvoeringsrege-ling moet het verzoek om toekenning van de energiepremie worden gedaan nadat de voorziening is aangebracht of het apparaat in gebruik is genomen doch ten hoogste dertien weken na de aanschaf van de voorziening of het apparaat.

7. In Mededeling 10 van het Besluit van 30 december 1999, nr. VB99/2653 M, paragraaf 2.3., wordt verwezen naar de bij de indiening van een verzoek om toekenning van de energiepremie te volgen procedure, opgenomen in de Regeling energiepremie (hier-na: de Regeling). Op grond van artikel 11, eerste lid, van de Regeling is een aanvraag tijdig ingediend als de aanvraag is ingediend binnen dertien weken nadat de kosten zijn betaald en de apparaten of voorzieningen zijn geïnstalleerd of aangebracht en in gebruik genomen. Op grond van artikel 11, tweede lid, van de Regeling beslist het energiebedrijf de aanvraag af te wijzen indien de aanvraag niet tijdig is ingediend.

8. De door belanghebbende aangevoerde omstandigheden zijn niet van dien aard dat redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat belanghebbende in verzuim is geweest. De omstandigheid dat belanghebbende de verklaring van de leverancier van het HR-glas heeft afgewacht teneinde een complete aanvraag te kunnen indienen, brengt daarin geen verandering. Belanghebbende had immers binnen de termijn een "incomplete" aanvraag kunnen indienen, die hij later met de ontbrekende gegevens had kunnen aanvullen. De omstandigheid dat belanghebbende destijds midden in een verbouwing zat, doet aan voormeld oordeel niet af.

9. Ook de stelling van belanghebbende dat zijn leverancier niet goed van de regeling op de hoogte was faalt. De regeling is immers op de voorgeschreven wijze bekend gemaakt. Daarnaast heeft belanghebbende ter zitting verklaard dat hij via zijn aannemer op de hoogte was van de termijn. Overigens staat de indientermijn van dertien weken duidelijk op het aanvraagformulier vermeld.

10. Met betrekking tot het verschuldigde griffierecht geldt het volgende. Ingevolge artikel 27b, eerste lid, aanhef en onderdeel b, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (tekst 2002) bedraagt het griffierecht € 109 indien door een natuurlijke persoon beroep is ingesteld tegen een besluit met betrekking tot de toepassing van onder meer de Wet belastingen op milieugrondslag. Nu in het onderhavige geval op 4 juli 2002 beroep is ingesteld tegen een beschikking genomen op de voet van artikel 36p, derde lid, van de Wet belastingen op milieugrondslag, heeft de griffier terecht een bedrag van € 109 aan griffierecht geheven. Dat wellicht telefonisch onjuiste informatie aan belanghebbende is verstrekt, doet hieraan niet af.

11. Gelet op het vorenoverwogene is het beroep ongegrond.

12. Het Hof acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.

Deze uitspraak is vastgesteld op 22 mei 2003 door mr. Schuurman en op dezelfde datum in het openbaar uitgesproken, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier mr. Salomons.

(Salomons) (Schuurman)

aangetekend aan

partijen verzonden:

Tegen deze mondelinge uitspraak is geen beroep in cassatie mogelijk; dat kan alleen tegen een schriftelijke uitspraak van het gerechtshof. Ieder van de partijen kan binnen vier weken na de verzenddatum van dit proces-verbaal het gerechtshof schriftelijk verzoeken de mondelinge uitspraak te vervangen door een schriftelijke uitspraak. De vervanging van een mondelinge uitspraak door een schriftelijke strekt ertoe de mondelinge uitspraak in een andere vorm vast te leggen. Bij de vervanging van een mondelinge uitspraak mag het gerechtshof de gedane uitspraak niet aan een heroverweging onderwerpen.

De partij die om een vervangende schriftelijke uitspraak verzoekt, is hier-voor griffierecht verschuldigd en krijgt daarover bericht van de griffier. Het griffierecht dat de belanghebbende betaalt ter verkrijging van een schriftelijke uitspraak, komt in mindering op het griffierecht dat de griffier van de Hoge Raad zal heffen als de belanghebbende beroep in cassatie instelt.