Home

Gerechtshof 's-Gravenhage, 24-07-2003, ECLI:NL:GHSGR:2003:BV5158 AI1309, BK-00/00083

Gerechtshof 's-Gravenhage, 24-07-2003, ECLI:NL:GHSGR:2003:BV5158 AI1309, BK-00/00083

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Datum uitspraak
24 juli 2003
Datum publicatie
20 augustus 2003
ECLI
ECLI:NL:GHSGR:2003:AI1309
Zaaknummer
BK-00/00083

Inhoudsindicatie

Aanslag forensenbelasting is terecht opgelegd. Uit de huurbemiddelingsovereenkomst die belanghebbende met een verhuurorganisatie heeft gesloten blijkt niet dat belanghebbende de vakantiewoning niet voor meer dan 90 dagen van het belastingjaar 1999 voor zich of zijn gezin ter beschikking hield.

Uitspraak

GERECHTSHOF TE 's-GRAVENHAGE

twaalfde enkelvoudige belastingkamer

24 juli 2003

nummer BK-00/00083

PROCES-VERBAAL

van de mondelinge uitspraak op het beroep van X te Z tegen de uitspraak van de heffingsambtenaar van de gemeente Schouwen-Duiveland, op het bezwaarschrift van belanghebbende tegen de aan hem opgelegde aanslag in de forensenbelasting voor het jaar 1999.

De derde en tevens laatste mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgehad ter zitting van het Gerechtshof van 10 ju-li 2003, gehouden te Den Haag. Aldaar is verschenen A namens de Inspecteur. Van de zijde van belanghebbende is niemand versche-nen. In zijn faxbericht van 3 juli 2003 heeft belanghebbende medegedeeld niet ter zitting te zullen verschijnen. Hij heeft hierbij niet om uitstel van de zitting verzocht.

Beslissing

Het Gerechtshof verklaart het beroep ongegrond.

Gronden

1. Belanghebbende is eigenaar van de aan a-straat 1 te Q (ge-meente Schouwen-Duiveland) gelegen vakantiewoning. De onderwer-pelijke aanslag heeft betrekking op die woning en is gebaseerd op de Verordening forensenbelasting Schouwen-Duiveland 1999 (hierna: de Verordening). Tot de gedingstukken behoort een ko-pie van een tussen belanghebbende en B op 8 augustus 1998 gete-kende huurbemiddelingsovereenkomst voor de periode 1 januari 1999 tot en met 31 december 1999. In deze overeenkomst is onder andere het volgende vermeld:

"Indien opdrachtgever het objekt bepaalde periode voor eigen gebruik wil reserveren is het wenselijk deze periode vóór 7 september voorafgaande aan het jaar van de verhuur schriftelijk op te geven aan B. In afwijking van bovenstaande, is het reser-veren voor eigen gebruik van het objekt door de opdrachtgever eveneens mogelijk indien het objekt nog vrij is."

2. In geschil is het antwoord op de vraag of de aanslag te-recht is opgelegd, welke vraag belanghebbende ontkennend en de Inspecteur bevestigend beantwoordt.

3. Meer specifiek is in geschil of belanghebbende de woning in 1999 meer dan negentig dagen voor zich of zijn gezin be-schikbaar heeft gehouden en of sprake is van strijdigheid met het gelijkheidsbeginsel.

4. Ter ondersteuning van zijn standpunt heeft belanghebbende - samengevat - het volgende aangevoerd. Met B is een verbale overeenkomst gesloten dat de vakantiewoning voor niet meer dan zes weken voor eigen gebruik beschikbaar is. Deze overeenkomst is bevestigd in de verklaring van Bvan 3 oktober 2001. Feite-lijk is de woning in 1999 vier weken door hem en zijn gezin ge-bruikt. Voorts heeft de gemeente geen aanslag in de forensenbe-lasting opgelegd aan eigenaren van andere woningen in het park, die eveneens op basis van hetzelfde contract door B worden ver-huurd.

5. De Inspecteur heeft de stellingen van belanghebbende weer-sproken en heeft daartoe onder andere het volgende aangevoerd. Het is beleid van de gemeente Schouwen-Duiveland dat, indien een eigenaar twee woningen heeft en er sprake is van aantoonba-re verhuur, er slechts voor één woning een aanslag in de foren-senbelasting wordt opgelegd. In dit verband is ontheffing ver-leend aan de eigenaar van de onroerende zaken b-straat 1 en c-straat 2. Uit de door belanghebbende overgelegde verminderings-brief van 7 juli 1999 blijkt niet op wie de brief betrekking heeft. In het onderhavige jaar is de woning 196 dagen verhuurd geweest. Belanghebbende heeft de woning derhalve voor meer dan negentig dagen voor zich of zijn gezin beschikbaar gehouden. Partijen zijn niet contractueel overeengekomen dat de woning ten hoogste zes weken voor eigen gebruik beschikbaar is. Voorts kan de schriftelijke bevestiging van deze beperking door B niet terugwerken tot het jaar 1999.

6. Het Hof is van oordeel dat de Inspecteur aannemelijk heeft gemaakt dat het belastbare feit als bedoeld in artikel 2, eer-ste lid, van de Verordening zich in het onderhavige jaar heeft voorgedaan. Met hetgeen belanghebbende heeft aangevoerd, is het tegendeel niet gebleken. Uit de huurbemiddelingsovereenkomst die belanghebbende met B heeft gesloten blijkt niet dat belang-hebbende de woning niet voor meer dan 90 dagen van het belas-tingjaar voor zich of zijn gezin ter beschikking hield. Ook uit de door partijen overgelegde cijfers blijkt niet dat belangheb-bende de woning in het jaar 1999 voor 90 dagen of minder voor zich of zijn gezin beschikbaar heeft gehouden. De stelling van belanghebbende dat hij de woning slechts vier weken heeft ge-bruikt is hiervoor onvoldoende, nu voor het belastbare feit het feitelijke gebruik van de woning niet bepalend is. Voorts hecht het Hof geen waarde aan de stelling van belanghebbende dat ei-gen gebruik beperkt is tot zes weken per jaar, nu niet is ge-bleken dat deze beperking contractueel is overeengekomen. De brief van B van 3 oktober 2001 kan niet als een zodanige con-tractuele overeenkomst worden beschouwd.

7. Het beroep van belanghebbende op het gelijkheidsbeginsel slaagt niet, nu belanghebbende dit beroep niet met nadere gege-vens heeft ondersteund. Voorts is het Hof van oordeel dat de Inspecteur gelet op het overwogene 5 voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat geen sprake is van ongelijke behandeling van gelijke gevallen.

8. Gelet op het vorenoverwogene is het beroep ongegrond.

9. Het Hof acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.

Deze uitspraak is vastgesteld op 24 juli 2003 door mr. Biemond en op dezelfde datum in het openbaar uitgesproken, in tegen-woordigheid van de waarnemend griffier drs. Bravenboer.

(Bravenboer) (Biemond)

aangetekend aan

partijen verzonden:

Tegen deze mondelinge uitspraak is geen beroep in cassatie mogelijk; dat kan alleen tegen een schriftelijke uitspraak van het gerechtshof. Ieder van de partijen kan binnen vier weken na de verzenddatum van dit proces-verbaal het gerechtshof schriftelijk verzoeken de mondelinge uitspraak te vervangen door een schriftelijke uitspraak. De vervanging van een mondelinge uit-spraak door een schriftelijke strekt ertoe de mondelinge uitspraak in een andere vorm vast te leggen. Bij de vervanging van een mondelinge uitspraak mag het gerechtshof de gedane uitspraak niet aan een heroverweging onder-werpen.

De partij die om een vervangende schriftelijke uitspraak verzoekt, is hier-voor griffierecht verschuldigd en krijgt daarover bericht van de griffier. Het griffierecht dat de belanghebbende betaalt ter verkrijging van een schriftelijke uitspraak, komt in mindering op het griffierecht dat de grif-fier van de Hoge Raad zal heffen als de belanghebbende beroep in cassatie instelt.