Home

Gerechtshof 's-Gravenhage, 24-07-2003, AI1310, BK-02/01519

Gerechtshof 's-Gravenhage, 24-07-2003, AI1310, BK-02/01519

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Datum uitspraak
24 juli 2003
Datum publicatie
20 augustus 2003
ECLI
ECLI:NL:GHSGR:2003:AI1310
Zaaknummer
BK-02/01519

Inhoudsindicatie

Bezwaar is terecht niet-ontvankelijk verklaard. Indien enige tijd op een ander adres wordt verbleven, ligt het op de weg van belanghebbende om adequate maatregelen te nemen met betrekking tot de ontvangst van post in die periode.

Uitspraak

GERECHTSHOF TE 's-GRAVENHAGE

twaalfde enkelvoudige belastingkamer

24 juli 2003

nummer BK-02/01519

PROCES-VERBAAL

van de mondelinge uitspraak op het beroep van X te Z tegen de uitspraak van de heffingsambtenaar van de gemeente Katwijk (hierna: de Inspecteur), op het bezwaarschrift van belangheb-bende tegen de beschikking, genomen op de voet van hoofdstuk IV van de Wet waardering onroerende zaken (hierna: de Wet) betref-fende de onroerende zaak, plaatselijk bekend als

a-straat 1 te S.

De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgehad ter zitting van het Gerechtshof van 10 juli 2003, gehouden te Den Haag. Aldaar is verschenen belanghebbende alsmede A namens de Inspecteur.

Beslissing

Het Gerechtshof verklaart het beroep ongegrond.

Gronden

1. De bovenvermelde beschikking is met dagtekening 31 maart 2001 verzonden op het adres b-straat 1 te Q. Het tegen de beschikking gerichte bezwaarschrift is gedateerd 20 augustus 2001 en op de-zelfde datum bij de Inspecteur ingekomen. Bij de bestreden uit-spraak is belanghebbende wegens termijnoverschrijding niet-ontvankelijk verklaard in het bezwaar.

2. Belanghebbende stelt dat redelijkerwijs niet kan worden ge-oordeeld dat hij in verzuim is geweest. Ter ondersteuning van zijn standpunt heeft hij - samengevat - het volgende aangevoerd. Sinds februari 2001 is hij onder medische behandeling. Nadat prostaatkanker was geconstateerd is hij van 2 mei tot 11 mei 2002 opgenomen geweest in het ziekenhuis. In verband met deze omstandigheden verbleef hij enige tijd bij zijn echtgenote die woonachtig is in R. Normaal gesproken verzorgt de buurvrouw bij zijn afwezigheid de post en de planten. Belangrijke poststukken stuurt zij door naar R. Omdat het verblijf in R ditmaal langer zou duren, heeft hij de gemeente verzocht om als postadres c-straat 1 te R te noteren. Toen hij na enige tijd weer in Q kwam, trof hij de beschikking aan. De bezwaartermijn was inmiddels verstreken.

3. De Inspecteur heeft de stellingen van belanghebbende weer-sproken en onder andere het volgende aangevoerd. Belanghebbende heeft niet eerder dan tijdens het telefoongesprek van 21 juni 2002 verzocht om het adres c-straat 1 te R als correspondentie-adres op te nemen. De aanslag gemeentelijke belastingen voor het jaar 2001 met dagtekening 31 maart 2001 heeft belanghebbende wel ontvangen en betaald. De echtgenote van belanghebbende heeft tijdig bezwaar gemaakt tegen de WOZ-beschikking die met dagteke-ning 31 maart 2001 aan haar op het adres c-straat 1 te R is ver-zonden.

4. Ter zitting heeft belanghebbende desgevraagd verklaard dat hij het onder 3 vermelde bezwaarschrift namens zijn echtgenote heeft opgesteld.

5. De termijn voor indiening van een bezwaarschrift bedraagt zes weken. Een bezwaarschrift is tijdig ingediend, indien het vóór het einde van de termijn door de Inspecteur is ontvangen. Bij verzending per post is een bezwaarschrift tijdig ingediend in-dien het vóór het einde van de termijn ter post is bezorgd, mits het niet later dan een week na afloop van de termijn is ontvan-gen. Nu het Hof geen reden heeft om aan te nemen dat de dag van dagtekening van de beschikking is gelegen vóór de dag van de be-kendmaking daarvan, is de termijn in dit geval aangevangen met ingang van de dag na die van de dagtekening van de beschikking, zodat de termijn voor het instellen van bezwaar tegen de be-schikking eindigde met 12 mei 2001.

6. Nu het bezwaarschrift niet binnen een week na afloop van de termijnen is ontvangen, is het bezwaarschrift reeds daarom te laat ingediend. Van omstandigheden als bedoeld in artikel 6:11 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) op grond waarvan redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat belangheb-bende in verzuim is geweest, is niet gebleken. Uitgaande van het vorenstaande heeft de Inspecteur belanghebbende terecht niet-ontvankelijk verklaard in het bezwaar. Hetgeen belanghebbende heeft gesteld, doet aan dit oordeel niet af. Naar het oordeel van het Hof kan in het licht van hetgeen onder 3 en 4 is vermeld het verblijf om medische redenen in R niet als een omstandigheid als bedoeld in artikel 6:11 Awb worden beschouwd. Indien een be-langhebbende enige tijd niet op het bij de gemeente bekend zijn-de woonadres verblijft, ligt het op diens weg om adequate maat-regelen te nemen met betrekking tot de ontvangst van post in die periode. Gelet op hetgeen door partijen in het geding is ge-bracht, is het Hof van oordeel dat belanghebbende niet danwel onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat hij dergelijke maatre-gelen tijdig heeft genomen.

7. Op grond van het vorenoverwogene is het beroep ongegrond.

8. Het Hof acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 8:75 van de Awb.

Deze uitspraak is vastgesteld op 24 juli 2003 door mr. Biemond en op dezelfde datum in het openbaar uitgesproken, in tegen-woordigheid van de waarnemend griffier drs. Bravenboer.

(Bravenboer) (Biemond)

aangetekend aan

partijen verzonden:

Tegen deze mondelinge uitspraak is geen beroep in cassatie mogelijk; dat kan alleen tegen een schriftelijke uitspraak van het gerechtshof. Ieder van de partijen kan binnen vier weken na de verzenddatum van dit proces-verbaal het gerechtshof schriftelijk verzoeken de mondelinge uitspraak te vervangen door een schriftelijke uitspraak. De vervanging van een mondelinge uit-spraak door een schriftelijke strekt ertoe de mondelinge uitspraak in een andere vorm vast te leggen. Bij de vervanging van een mondelinge uitspraak mag het gerechtshof de gedane uitspraak niet aan een heroverweging onder-werpen.

De partij die om een vervangende schriftelijke uitspraak verzoekt, is hier-voor griffierecht verschuldigd en krijgt daarover bericht van de griffier. Het griffierecht dat de belanghebbende betaalt ter verkrijging van een schriftelijke uitspraak, komt in mindering op het griffierecht dat de grif-fier van de Hoge Raad zal heffen als de belanghebbende beroep in cassatie instelt.