Home

Gerechtshof 's-Gravenhage, 29-07-2003, ECLI:NL:GHSGR:2003:BV5999 AI1520, BK-02/02102

Gerechtshof 's-Gravenhage, 29-07-2003, ECLI:NL:GHSGR:2003:BV5999 AI1520, BK-02/02102

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Datum uitspraak
29 juli 2003
Datum publicatie
27 augustus 2003
ECLI
ECLI:NL:GHSGR:2003:AI1520
Zaaknummer
BK-02/02102

Inhoudsindicatie

IB 1999, buitengewone lasten, hotelkosten tijdens reis naar kuuroord behoren tot ziektekosten.

Uitspraak

GERECHTSHOF TE 's-GRAVENHAGE

eerste enkelvoudige belastingkamer

29 juli 2003

nummer BK-02/02102

PROCES-VERBAAL

van de mondelinge uitspraak op het beroep van X te Z tegen de uitspraak van de Inspecteur, het hoofd van de eenheid Particulieren P van de Belastingdienst, op het bezwaarschrift van belanghebbende tegen de aan hem opgelegde aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor het jaar 1999.

De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgehad ter zitting van het Gerechtshof van 15 juli 2003, gehouden te Den Haag. Aldaar zijn beide partijen verschenen.

Beslissing

Het Gerechtshof:

- verklaart het beroep gegrond,

- vernietigt de uitspraak waarvan beroep,

- vermindert de aanslag tot een naar een belastbaar inkomen van ƒ 77.358 en een belastingvrije som van ƒ 17.179, en

- gelast de Staat der Nederlanden het voor deze zaak gestorte griffierecht van € 29 aan belanghebbende te vergoeden.

Gronden

1. Ter zitting is komen vast te staan dat alleen de aftrek als buitengewone lasten (ziektekosten) van de volgende kosten in geding is:

- de kosten van het verblijf van belanghebbende in hotel A te D;

- de kosten van overnachtingen onderweg tussen Z en D;

- de extra energie- en waterkosten ten gevolge van het regelmatig baden en douchen thuis.

De Inspecteur heeft ter zitting zijn standpunt, inhoudende dat de kosten in verband met de Balneo-therapie in het geheel niet aftrekbaar zijn omdat zij niet op medisch voorschrijft worden gevolgd, laten varen.

2. Ingevolge artikel 46, derde lid, onderdeel a, van de Wet op de inkomstenbelasting 1964 worden - voor zover hier van belang - als buitengewone lasten ter zake van ziekte, invaliditeit en bevalling uitsluitend in aanmerking genomen uitgaven voor genees-, heel- en verloskundige hulp, met inbegrip van farmaceutische en andere hulpmiddelen en vervoer.

3. In zijn arrest van 3 december 1997, nr. 32.956 (gepubliceerd in BNB 1998/345), heeft de Hoge Raad ten aanzien van de kosten van verblijf in een hotel geoordeeld dat deze alleen dan tot de hiervoor onder 2 genoemde uitgaven kunnen worden gerekend indien het hotel op één lijn is te stellen met een ziekenhuis of een andere inrichting waarin zorg wordt verstrekt als bedoeld in artikel 6 van de AWBZ. De Inspecteur heeft gemotiveerd gesteld dat het hotel A niet aan dit criterium voldoet. Belanghebbende, op wie terzake de bewijslast rust, heeft daartegenover onvoldoende feiten en omstandigheden gesteld en aannemelijk gemaakt die het oordeel rechtvaardigen dat het hotel op één lijn is te stellen met een ziekenhuis of een andere inrichting als hiervoor bedoeld. De kosten van het verblijf in het hotel kunnen derhalve niet in aftrek worden toegelaten.

4. Nu niet langer in geschil is dat de kosten in verband met de in Hongarije ondergane therapie in beginsel aftrekbaar zijn als buitengewone last, zijn ook de daarmee gemoeide kosten van vervoer aftrekbaar. Blijkens de gedingstukken bedroeg de enkele reisafstand tussen Z en D 1.800 kilometer en is deze reis per auto afgelegd. Onder deze omstandigheden dienen tot de kosten van vervoer redelijkerwijs te worden gerekend de kosten van de overnachtingen onderweg ad ƒ 407. Het beroep van de Inspecteur op het bovengenoemde arrest van de Hoge Raad faalt, aangezien dat betrekking heeft op een andere situatie.

5. In zijn arrest van 3 juni 1998, nr. 33.683 (gepubliceerd in BNB 1998/248), heeft de Hoge Raad geoordeeld dat extra energiekosten als gevolg van het op medisch advies extra warm houden van een woning, niet kunnen worden gerekend tot de hiervoor onder 2 genoemde uitgaven. Hetgeen belanghebbende heeft aangevoerd omtrent de door hem op medisch advies gemaakte extra energie- en waterkosten, geeft het Hof geen aanleiding om ten aanzien van deze kosten anders te oordelen. De kosten zijn derhalve niet aftrekbaar.

6. Op grond van het al het vorenstaande is het beroep gedeeltelijk gegrond. Het belastbare inkomen moet nader worden vastgesteld op (ƒ 77.765 - ƒ 407 =) ƒ 77.358. Gelet op de ambtshalve verleende vermindering dient de belastingvrije som te worden gesteld op ƒ 17.179.

7. Het Hof acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht, aangezien belanghebbende geen aanspraak heeft gemaakt op vergoeding van proceskosten en aan het Hof evenmin is gebleken van ambtshalve voor vergoeding in aanmerking komende kosten. Wel dient aan belanghebbende het voor deze zaak gestorte griffierecht te worden vergoed.

Deze uitspraak is vastgesteld op 29 juli 2003 door mr. Van Walderveen en op dezelfde datum in het openbaar uitgesproken, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier mr. Holdert.

aangetekend aan

partijen verzonden: 12-08-2003

Tegen deze mondelinge uitspraak is geen beroep in cassatie mogelijk; dat kan alleen tegen een schriftelijke uitspraak van het gerechtshof. Ieder van de partijen kan binnen vier weken na de verzenddatum van dit proces-verbaal het gerechtshof schriftelijk verzoeken de mondelinge uitspraak te vervangen door een schriftelijke uitspraak. De vervanging van een mondelinge uitspraak door een schriftelijke strekt ertoe de mondelinge uitspraak in een andere vorm vast te leggen. Bij de vervanging van een mondelinge uitspraak mag het gerechtshof de gedane uitspraak niet aan een heroverweging onderwerpen.

De partij die om een vervangende schriftelijke uitspraak verzoekt, is hiervoor griffierecht verschuldigd en krijgt daarover bericht van de griffier. Het griffierecht dat de belanghebbende betaalt ter verkrijging van een schriftelijke uitspraak, komt in mindering op het griffierecht dat de griffier van de Hoge Raad zal heffen als de belanghebbende beroep in cassatie instelt.