Home

Gerechtshof 's-Gravenhage, 09-09-2003, AL1654, BK-02/03832

Gerechtshof 's-Gravenhage, 09-09-2003, AL1654, BK-02/03832

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Datum uitspraak
9 september 2003
Datum publicatie
24 september 2003
ECLI
ECLI:NL:GHSGR:2003:AL1654
Zaaknummer
BK-02/03832
Relevante informatie
Algemene wet inzake rijksbelastingen [Tekst geldig vanaf 01-01-2023 tot 01-01-2024] art. 11

Inhoudsindicatie

omkering bewijslast

Uitspraak

GERECHTSHOF TE 's-GRAVENHAGE

tweede enkelvoudige belastingkamer

9 september 2003

nummer BK-02/03832

PROCES-VERBAAL

van de mondelinge uitspraak op het beroep van X te Y tegen de uitspraak van de Inspecteur, het hoofd van de eenheid Ondernemingen P van de Belastingdienst (thans: Belastingdienst/P/Kantoor P), op het bezwaarschrift van belanghebbende tegen de aan hem opgelegde aanslag in de inkomstenbelasting en de premie volksverzekeringen voor het jaar 1999.

De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgehad ter zitting van het Gerechtshof van 26 augustus 2003, gehouden te Den Haag. Aldaar zijn verschenen A en B namens de Inspecteur. Van de zijde van belanghebbende is niemand verschenen. Belanghebbende is door de griffier bij aangetekende brief met ontvangstbevestiging, verzonden op 16 juli 2003 aan belanghebbende op het adres a-straat te Z, onder vermelding van plaats en tijdstip uitgenodigd om op de zitting te verschijnen. Blijkens de door de griffier bij TPG Post ingewonnen inlichtingen is vorenbedoelde brief op 17 juli 2003 aan belanghebbende uitgereikt.

Beslissing

Het Gerechtshof verklaart het beroep ongegrond.

Gronden

1.1. Aan belanghebbende is op 12 februari 2000 een aangiftebiljet inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen 1999 uitgereikt. Vier maal heeft hij uitstel voor het indienen van deze aangifte gevraagd en gekregen. Telkenmale heeft belanghebbende de hem geboden uitsteltermijn ongebruikt voorbij laten gaan.

1.2. Uiteindelijk heeft belanghebbende het aangiftebiljet ingevuld aan de Inspecteur toegestuurd, lang nadat de Inspecteur belanghebbende daartoe op 12 oktober 2001 had gemaand en hem intussen, gedagtekend 28 december 2001 een aanslag naar een geschat belastbaar inkomen van ƒ 250.000 had opgelegd.

1.3. De Inspecteur heeft het aangiftebiljet, gedagtekend 15 december 2001, op 3 januari 2002 ontvangen en als bezwaarschrift tegen de intussen opgelegde aanslag aangemerkt. Het door belanghebbende aangegeven belastbaar inkomen bedraagt ƒ 14.469.

1.4. De Inspecteur heeft belanghebbende vervolgens op 18 februari 2002 een vragenbrief gestuurd waarbij hij werd uitgenodigd om informatie te verstrekken ter toelichting op de gegevens in het bezwaarschrift. De Inspecteur heeft belanghebbende inzake de beantwoording van de vragenbrief diverse malen gerappelleerd en heeft hem gewezen op de verzwaring van zijn bewijspositie die het gevolg is van het nalaten de gevraagde informatie te verschaffen.

1.5. Op 21 juni 2002 heeft de Inspecteur belanghebbende ten finale verzocht de vragenbrief te beantwoorden en hem tevens aangegeven hoe de aanslag bij de uitspraak op bezwaar zou worden vastgesteld indien opnieuw niet gereageerd zou worden. Belanghebbende heeft de Inspecteur de gevraagde informatie nimmer verstrekt.

1.6. De Inspecteur heeft op 8 juli 2002 uitspraak gedaan op het bezwaarschrift, waarbij hij het belastbaar inkomen voor het jaar 1999 nader heeft vastgesteld op ƒ 56.665.

2. Belanghebbende is van de uitspraak van de Inspecteur in beroep gekomen bij het Hof. Bij zijn beroepschrift verzoekt hij 'de aanslag nietig te verklaren en het terug te verwijzen naar het belastingkantoor in P zodat ik in overleg met een belastingambtenaar en overlegging van de bewijsstukken tot een overeenstemming kan komen tot de hoogte van de aanslag'.

3. Belanghebbende is niet ter zitting verschenen. In plaats daarvan zond hij het Hof een brief waarin hij meedeelt voor zes weken op zakenreis te zijn en waarin hij om uitstel van de mondelinge behandeling verzoekt. Deze brief werd ontvangen op de dag waarop de zitting is gehouden, en kwam de voorzitter van de kamer pas na de mondelinge behandeling van belanghebbendes zaak onder ogen. Het Hof heeft het verzoek, als zijnde te laat, afgewezen.

4. Uit aantekeningen in de kantlijn van de vragenbrief kan worden opgemaakt, dat de grieven van belanghebbende zijn gericht tegen de weigering van de Inspecteur om ziektekosten, lijfrentepremies, rente van schulden en beroepskosten in aftrek toe te laten alsmede tegen de toepassing van tariefgroep II.

5. Deze grieven zijn van de zijde van belanghebbende niet gemotiveerd. Door zijn afwezigheid ter zitting is dat zo gebleven.

6. Belanghebbende heeft niet aan zijn stelplicht voldaan. Niet gebleken is dat de aanslag tot een te hoog bedrag is vastgesteld. Het beroep is ongegrond.

7. Het Hof acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.

Deze uitspraak is vastgesteld op 9 september 2003 door mr. Visser en op dezelfde datum in het openbaar uitgesproken, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier mr. De Fouw.

(De Fouw)

(Visser)

aangetekend aan

partijen verzonden:

Tegen deze mondelinge uitspraak is geen beroep in cassatie mogelijk; dat kan alleen tegen een schriftelijke uitspraak van het gerechtshof. Ieder van de partijen kan binnen vier weken na de verzenddatum van dit proces-verbaal het gerechtshof schriftelijk verzoeken de mondelinge uitspraak te vervangen door een schriftelijke uitspraak. De vervanging van een mondelinge uitspraak door een schriftelijke strekt ertoe de mondelinge uitspraak in een andere vorm vast te leggen. Bij de vervanging van een mondelinge uitspraak mag het gerechtshof de gedane uitspraak niet aan een heroverweging onderwerpen.

De partij die om een vervangende schriftelijke uitspraak verzoekt, is hiervoor griffierecht verschuldigd en krijgt daarover bericht van de griffier. Het griffierecht dat de belanghebbende betaalt ter verkrijging van een schriftelijke uitspraak, komt in mindering op het griffierecht dat de griffier van de Hoge Raad zal heffen als de belanghebbende beroep in cassatie instelt.

blz. 3/3