Home

Gerechtshof 's-Gravenhage, 23-09-2003, AL7719, BK-02/01865

Gerechtshof 's-Gravenhage, 23-09-2003, AL7719, BK-02/01865

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Datum uitspraak
23 september 2003
Datum publicatie
7 oktober 2003
ECLI
ECLI:NL:GHSGR:2003:AL7719
Zaaknummer
BK-02/01865

Inhoudsindicatie

verbouwingskosten; niet alle kosten kunnen worden aangemerkt als zakelijke kosten. De onderneming wordt gedreven vanuit de zolderverdieping van de privéwoning van belanghebbende. Belanghebbende heeft niet aannemelijk gemaakt dat de begane grond en de eerste verdieping een ruimte betreft die mede ten behoeve van de onderneming wordt gebruikt.

Uitspraak

GERECHTSHOF TE 's-GRAVENHAGE

twaalfde enkelvoudige belastingkamer

23 september 2003

nummer BK-02/01865

PROCES-VERBAAL

van de mondelinge uitspraak op het beroep van mevrouw

X te Z tegen de uitspraak van de Inspecteur, het hoofd van de eenheid Ondernemingen P van de Belastingdienst (thans: Belastingdienst/Haaglanden/Kantoor P), op het bezwaarschrift van belanghebbende tegen de haar opgelegde aanslag in de inkomstenbelasting en de premie volksverzekeringen voor het jaar 1998.

De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgehad ter zitting van het Gerechtshof van 9 september 2003, gehouden te Den Haag. Aldaar is verschenen de gemachtigde van belanghebbende, drs. A, alsmede mr. B en C namens de Inspecteur.

Beslissing

Het Gerechtshof verklaart het beroep ongegrond.

Gronden

1. Belanghebbende is sinds 1 januari 1998 zelfstandig gevestigd binnenhuisarchitect. De onderneming wordt gedreven vanuit de zolderverdieping van het privé-woonhuis van haar en haar echtgenoot. In het jaar 1998 wordt dit pand voor een totaalbedrag van ƒ 126.130 exclusief omzetbelasting verbouwd en opgeknapt.

2. Met dagtekening 26 juli 1999 heeft belanghebbende aangifte inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen gedaan naar een belastbaar inkomen van ƒ 25.771. In augustus 2000 heeft belanghebbende een suppletie-aangifte ingediend naar een belastbaar inkomen van ƒ 35.676. Naar aanleiding van het in oktober 2000 gehouden boekenonderzoek heeft de Inspecteur correcties aangebracht en de aanslag, met dagtekening 10 januari 2001, opgelegd naar een belastbaar inkomen van ƒ 50.734.

3. Na hiertegen door belanghebbende gemaakt bezwaar is de Inspecteur gedeeltelijk aan de bezwaren van belanghebbende tegemoetgekomen en heeft hij het belastbare inkomen vastgesteld op ƒ 46.006.

4. Partijen houdt verdeeld het antwoord op de vraag of de correcties inzake de verbouwingskosten terecht zijn aangebracht, welke vraag belanghebbende ontkennend en de Inspecteur bevestigend beantwoordt. Belanghebbende bestrijdt niet langer, zo bleek ter zitting, de correctie inzake de aftrek premie lijfrente.

5. Belanghebbende stelt zich op het standpunt dat alle kosten van de verbouwing van het gehele pand pro-rata-parte van het zakelijk gebruik versus het totale woonoppervlak aan de onderneming moeten worden toegerekend. De Inspecteur heeft de stellingen van belanghebbende gemotiveerd bestreden en stelt zich op het standpunt dat reeds 34% van de kosten onmiddellijk als privé zijn aan te merken en dat van de resterende kosten een derde deel als zakelijk aangemerkt kan worden.

6. Gelet op het arrest van de Hoge Raad van 14 december 2001, nr. 36 464, BNB 2002/58, worden de ten behoeve van de woning gemaakte onderhoudskosten als volgt behandeld. "Ingeval de kosten specifiek betrekking hebben op een bepaalde ruimte, worden deze daaraan toegerekend. Indien dit een ruimte betreft die uitsluitend of nagenoeg uitsluitend ter beschikking staat van de belastingplichtige en personen die behoren tot zijn huishouden in de zin van artikel 42a, tweede lid, van de Wet op de inkomstenbelasting 1964, vallen de daaraan toegerekende kosten weg in het huurwaardeforfait en zijn zij derhalve niet aftrekbaar. Kosten komen daarentegen wel in aftrek indien het een ruimte betreft die hetzij uitsluitend of nagenoeg uitsluitend ten behoeve van de onderneming wordt gebruikt, hetzij mede ten behoeve van de onderneming wordt gebruikt. In het laatste geval zijn de kosten aftrekbaar naar rato van het gebruik van die ruimte - naar tijd en/of naar oppervlakte - ten behoeve van de onderneming. Kosten die niet specifiek betrekking hebben op een bepaalde ruimte, worden naar rato van het deel dat de vloeroppervlakte van de zakelijk gebruikte ruimten uitmaakt van de totale vloeroppervlakte van de woning, toegerekend aan het deel van de woning dat ter beschikking staat van de onderneming, en zijn derhalve voor dat gedeelte aftrekbaar."

7. De woning bestaat uit drie verdiepingen. Vaststaat dat de onderneming wordt gedreven vanuit de zolderverdieping van de privéwoning. Naar 's Hofs oordeel heeft belanghebbende niet aannemelijk gemaakt dat de begane grond en de eerste verdieping een ruimte betreft die mede ten behoeve van de onderneming wordt gebruikt. De omstandigheid dat de cliënten van belanghebbende gebruik maken van de trap om de zolderverdieping te kunnen bereiken en de "showroomgedachte" bij cliëntontvangst is daartoe niet voldoende. Het Hof kan belanghebbende dan ook niet volgen in haar berekeningswijze door een pro-rata-parte methode over alle kosten te hanteren.

8. Voorts heeft belanghebbende geen enkel inzicht kunnen geven in de werkzaamheden per verdieping en de daarbij behorende kosten. Belanghebbende stelt - blijkens de pleitnotitie - dat met name aan de zolderverdieping extra werkzaamheden dienen te worden verricht. Een nadere specificatie van deze kosten bleek belanghebbende desgevraagd ter zitting niet te kunnen verstrekken.

9. Het Hof acht belanghebbende, op wie te dezen de bewijslast rust, niet erin geslaagd feiten en omstandigheden aannemelijk te maken op grond waarvan zou kunnen worden geoordeeld dat de Inspecteur terzake van de verbouwingskosten een te laag bedrag als zakelijke kosten heeft aangemerkt.

10. Uit het vorenoverwogene volgt dat het beroep ongegrond is.

11. Het Hof acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.

Deze uitspraak is vastgesteld op 23 september 2003 door mr. Biemond en op dezelfde datum in het openbaar uitgesproken, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier mr. De Fouw.

(De Fouw)

(Biemond)

aangetekend aan

partijen verzonden:

Tegen deze mondelinge uitspraak is geen beroep in cassatie mogelijk; dat kan alleen tegen een schriftelijke uitspraak van het gerechtshof. Ieder van de partijen kan binnen vier weken na de verzenddatum van dit proces-verbaal het gerechtshof schriftelijk verzoeken de mondelinge uitspraak te vervangen door een schriftelijke uitspraak. De vervanging van een mondelinge uitspraak door een schriftelijke strekt ertoe de mondelinge uitspraak in een andere vorm vast te leggen. Bij de vervanging van een mondelinge uitspraak mag het gerechtshof de gedane uitspraak niet aan een heroverweging onderwerpen.

De partij die om een vervangende schriftelijke uitspraak verzoekt, is hiervoor griffierecht verschuldigd en krijgt daarover bericht van de griffier. Het griffierecht dat de belanghebbende betaalt ter verkrijging van een schriftelijke uitspraak, komt in mindering op het griffierecht dat de griffier van de Hoge Raad zal heffen als de belanghebbende beroep in cassatie instelt.

blz. 4/4