Home

Gerechtshof 's-Gravenhage, 30-09-2003, ECLI:NL:GHSGR:2003:BV7012 AN8081, BK-02/03699

Gerechtshof 's-Gravenhage, 30-09-2003, ECLI:NL:GHSGR:2003:BV7012 AN8081, BK-02/03699

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Datum uitspraak
30 september 2003
Datum publicatie
13 november 2003
ECLI
ECLI:NL:GHSGR:2003:AN8081
Zaaknummer
BK-02/03699
Relevante informatie
Gemeentewet [Tekst geldig vanaf 01-04-2023 tot 01-01-2024] art. 225, Gemeentewet [Tekst geldig vanaf 01-04-2023 tot 01-01-2024] art. 234

Inhoudsindicatie

Naheffingsaanslag parkeerbelastingen 2002. Wielklem. Auto met buitenlands kenteken van een kennis van belanghebbende. Inspecteur heeft belanghebbende ten onrechte als belastingplichtige aangemerkt. Belanghebbende niet-ontvankelijk in het bezwaar.

Uitspraak

GERECHTSHOF TE 's-GRAVENHAGE

derde enkelvoudige belastingkamer

30 september 2003

nummer BK-02/03699

PROCES-VERBAAL

van de mondelinge uitspraak op het beroep van X te Z tegen de uitspraak van de heffingsambtenaar van de gemeente P (hierna: de Inspecteur) op het bezwaarschrift van belanghebbende tegen de naheffingsaanslag in de parkeerbelastingen 2002, aanslagnummer 108482.

De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgehad ter zitting van het Gerechtshof van 16 september 2003, gehouden te Den Haag. Aldaar is verschenen belanghebbende alsmede namens de Inspecteur A.

Beslissing

Het Gerechtshof:

- verklaart het beroep gegrond,

- vernietigt de uitspraak waarvan beroep,

- verklaart belanghebbende niet-ontvankelijk in het bezwaar,

- veroordeelt de Inspecteur in de kosten van het beroep, aan de zijde van belanghebbende gevallen en vastgesteld op € 10, onder aanwijzing van de gemeente P als de rechtspersoon die deze kosten moet vergoeden, en

- gelast de gemeente P aan belanghebbende het voor deze zaak gestorte griffierecht ad € 29 te vergoeden.

Gronden

1. Op 12 juni 2002 omstreeks 20.35 uur stond een auto - met (buitenlands) kenteken OS-HK-600 - geparkeerd aan de a-straat te P. Deze locatie is door burgemeester en wethouders aangewezen als een parkeerplaats, waar slechts met een vergunning of tegen betaling van parkeerbelasting mag worden geparkeerd, op maandag tot en met zondag van 10.00 uur tot 22.00 uur.

2. Bij een controle op voormelde datum, tijdstip en plaats is door een parkeercontroleur geconstateerd dat geen geldige parkeervergunning in het voertuig op de daarvoor bestemde plaats aanwezig was. Wel trof de parkeercontroleur een parkeerkaartje aan, maar de geldigheid daarvan was op dat moment reeds circa vijftien minuten verlopen. Naar aanleiding van deze constateringen is een naheffingsaanslag opgelegd ten bedrage van € 42,40 (€ 1,40 aan enkelvoudige belasting en € 41 aan kosten). Het aanslagbiljet is op de voet van artikel 234, lid 8, van de Gemeentewet op of aan het voertuig aangebracht.

3. Het door belanghebbende tegen de naheffingsaanslag gerichte bezwaar is bij de bestreden uitspraak ongegrond verklaard.

4. In geschil is het antwoord op de vraag of de onderhavige naheffingsaanslag terecht is opgelegd. Het antwoord van belanghebbende luidt ontkennend, dat van de Inspecteur bevestigend.

5. Belanghebbende heeft kort weergegeven het volgende aangevoerd. De onderhavige kwestie betreft een voertuig van een buitenlandse kennis van hem. Hij was daarvan noch de bestuurder noch de eigenaar. Hij doet een poging om de opgelegde "bekeuring" ongedaan te maken. Bij een overschrijding van tien minuten van de parkeertijd wordt er geen "bekeuring" uitgeschreven. Hij beroept zich op overmacht.

6. De Inspecteur heeft belanghebbende als belastingplichtige aangemerkt. Op grond van het vermelde in het bezwaarschrift, waarin wordt opgemerkt "... en ik er van uit ging voldoende te hebben betaald ...", is hij ervan uitgegaan dat belanghebbende degene is die heeft betaald of heeft willen betalen en overeenkomstig artikel 225, vierde lid, van de Gemeentewet mede wordt aangemerkt als degene die het voertuig heeft geparkeerd.

7. Ter zitting heeft belanghebbende echter verklaard dat hij het verschuldigde bedrag aan parkeerbelasting niet in de parkeerautomaat heeft geworpen en dat hij niet te kennen heeft gegeven de belasting te willen voldoen. Nu het Hof geen reden heeft te twijfelen aan de juistheid van de verklaring, kan niet worden gezegd dat belanghebbende de parkeerbelasting heeft voldaan in de vorenbedoelde zin.

8. Gelet op de verklaring van belanghebbende heeft de Inspecteur naar 's Hofs oordeel belanghebbende op grond van genoemde bepaling ten onrechte als belastingplichtige voor de parkeerbelasting aangemerkt.

9. Nu gesteld noch gebleken is dat belanghebbende op grond van enige andere bepaling van de Gemeentewet als zodanig kan worden aangemerkt, had belanghebbende niet-ontvankelijk moeten worden verklaard in het bezwaar. In zoverre is het beroep gegrond.

10. Het Hof acht termen aanwezig de Inspecteur te veroordelen in de door belanghebbende gemaakte proceskosten als bedoeld in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht. Het Hof stelt deze kosten, op de voet van het Besluit proceskosten bestuursrecht en de daarbij behorende bijlage, vast op 10 wegens reiskosten. Voorts dient aan belanghebbende het voor deze zaak gestorte griffierecht ad € 29 te worden vergoed.

Deze uitspraak is vastgesteld op 30 september 2003 door mr. Tijnagel en op dezelfde datum in het openbaar uitgesproken, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier Lader.

(Lader)

(Tijnagel)

aangetekend aan

partijen verzonden:

Tegen deze mondelinge uitspraak is geen beroep in cassatie mogelijk; dat kan alleen tegen een schriftelijke uitspraak van het gerechtshof. Ieder van de partijen kan binnen vier weken na de verzenddatum van dit proces-verbaal het gerechtshof schriftelijk verzoeken de mondelinge uitspraak te vervangen door een schriftelijke uitspraak. De vervanging van een mondelinge uitspraak door een schriftelijke strekt ertoe de mondelinge uitspraak in een andere vorm vast te leggen. Bij de vervanging van een mondelinge uitspraak mag het gerechtshof de gedane uitspraak niet aan een heroverweging onderwerpen.

De partij die om een vervangende schriftelijke uitspraak verzoekt, is hiervoor griffierecht verschuldigd en krijgt daarover bericht van de griffier. Het griffierecht dat de belanghebbende betaalt ter verkrijging van een schriftelijke uitspraak, komt in mindering op het griffierecht dat de griffier van de Hoge Raad zal heffen als de belanghebbende beroep in cassatie instelt.

??

nummer BK-02/03699 blz. 4/4