Home

Gerechtshof 's-Gravenhage, 18-11-2003, AN9885, BK-02/04432

Gerechtshof 's-Gravenhage, 18-11-2003, AN9885, BK-02/04432

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Datum uitspraak
18 november 2003
Datum publicatie
11 december 2003
ECLI
ECLI:NL:GHSGR:2003:AN9885
Zaaknummer
BK-02/04432

Inhoudsindicatie

Parkeerbelasting: het ophalen en in de winkel afrekenen van enkele boodschappen kan niet worden aangemerkt als het onmiddellijk laden van zaken.

Uitspraak

GERECHTSHOF TE 's-GRAVENHAGE

achtste enkelvoudige belastingkamer

18 november 2003

nummer BK-02/04432

PROCES-VERBAAL

van de mondelinge uitspraak op het beroep van X te Z tegen de uitspraak van het hoofd van de afdeling financiën van de gemeente P (hierna: de Inspecteur), op het bezwaarschrift van belanghebbende tegen de hem opgelegde naheffingsaanslag in de parkeerbelastingen 2002.

De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgehad ter zitting van het Gerechtshof van 4 november 2003, gehouden te Den Haag. Aldaar is verschenen belanghebbende, alsmede

Y namens de Inspecteur.

Beslissing

Het Gerechtshof verklaart het beroep ongegrond.

Gronden

1. Op 26 juli 2002 omstreeks 14.59 uur bevond de auto van belanghebbende - met kenteken [] - zich aan de a-straat te P. Deze locatie is door burgemeester en wethouders van de gemeente P aangewezen als een door parkeerapparatuur gereguleerde parkeerplaats, dat wil zeggen een plaats waar, voor zover hier van belang, uitsluitend tegen betaling van parkeerbelasting kan worden geparkeerd.

2. Tijdens een controle op voormelde datum en voormeld tijdstip heeft een parkeercontroleur geconstateerd dat zich achter de voorruit van de auto geen parkeerkaartje bevond. Naar aanleiding daarvan is aan belanghebbende de onderhavige naheffingsaanslag ten bedrage van € 39 opgelegd, bestaande uit € 0,50 parkeerbelasting en € 38,50 kosten van de naheffingsaanslag.

3. Na daartegen door belanghebbende gemaakt bezwaar heeft de Inspecteur de naheffingsaanslag gehandhaafd.

4. In geschil is of de naheffingsaanslag terecht is opgelegd.

5. Belanghebbende stelt zich op het standpunt dat hij de auto aldaar op de parkeerplaats heeft neergezet, uitsluitend om een kratje bier en een fles wijn in de winkel op te halen waarmee slechts enkele minuten gemoeid zijn geweest. Hij is slecht ter been en had deze goederen tevoren telefonisch besteld. Hij heeft tijdens zijn bezoek aan de winkel deze goederen (via een pinbetaling) ook afgerekend. Voorts had belanghebbende slechts € 0,35 aan contant geld bij zich. Hij heeft deze € 0,35 in de parkeerautomaat geworpen, doch de automaat accepteerde dit niet.

6. De Inspecteur stelt zich op het standpunt dat de naheffingsaanslag terecht aan belanghebbende is opgelegd en heeft ter zitting onweersproken gesteld dat de desbetreffende parkeerautomaat een minimumtarief van € 0,40 of € 0,50 kent.

7. Wanneer belasting die op aangifte behoort te worden voldaan geheel of gedeeltelijk niet is betaald, kan deze op grond van artikel 20 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen worden nageheven. Een parkeerder dient zich alvorens over te gaan tot parkeren op de hoogte te stellen van de plaatselijke parkeervoorschriften. Het niet naleven van deze voorschriften komt voor rekening en risico van de parkeerder.

8. In navolging van artikel 225, tweede lid, van de Gemeentewet wordt ingevolge artikel 1, onderdeel a, van de Verordening onder parkeren verstaan: "het gedurende een aaneengesloten periode doen of laten staan van een voertuig, anders dan gedurende de tijd die nodig is voor en gebruikt wordt tot het onmiddellijk in- of uitstappen van personen dan wel het onmiddellijk laden of lossen van zaken (...)".

9. Belanghebbende heeft naar 's Hofs oordeel geen feiten en omstandigheden aannemelijk gemaakt, tegenover de gemotiveerde betwisting ervan door de Inspecteur, die grond vormen voor de conclusie dat in dit geval geen sprake is geweest van parkeren in de zin van artikel 1, onderdeel a, van de Verordening. Het ophalen en in de winkel afrekenen van enkele boodschappen kan niet worden aangemerkt als het "onmiddellijk laden van zaken" in de zin van voornoemd artikel, ook niet in het geval daarmee slechts enkele minuten gemoeid zijn geweest.

10. Voorts is ook voor het parkeren van een auto gedurende enkele minuten parkeerbelasting verschuldigd. Van parkeerders mag worden verwacht dat zij over voldoende pasmunt beschikken. Dat de desbetreffende automaat een minimum inworp vereist doet hier niet aan af. De omstandigheid dat belanghebbende vervolgens € 0,35 aan de desbetreffende parkeercontroleur heeft aangeboden kan niet worden aangemerkt als een uitvoeringshandeling, waaruit blijkt dat een aanvang wordt gemaakt met het betalen van parkeerbelasting.

11. Vaststaat dat belanghebbende na zijn aankomst geen parkeerbelasting heeft voldaan. De naheffingsaanslag is derhalve terecht aan belanghebbende opgelegd.

12. Gelet op het vorenoverwogene is het beroep ongegrond.

13. Het Hof acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.

Deze uitspraak is vastgesteld op 18 november 2003 door mr. Savelbergh en op dezelfde datum in het openbaar uitgesproken, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier

mr. De Fouw.

(De Fouw)

(Savelbergh)

aangetekend aan

partijen verzonden:

Tegen deze mondelinge uitspraak is geen beroep in cassatie mogelijk; dat kan alleen tegen een schriftelijke uitspraak van het gerechtshof. Ieder van de partijen kan binnen vier weken na de verzenddatum van dit proces-verbaal het gerechtshof schriftelijk verzoeken de mondelinge uitspraak te vervangen door een schriftelijke uitspraak. De vervanging van een mondelinge uitspraak door een schriftelijke strekt ertoe de mondelinge uitspraak in een andere vorm vast te leggen. Bij de vervanging van een mondelinge uitspraak mag het gerechtshof de gedane uitspraak niet aan een heroverweging onderwerpen.

De partij die om een vervangende schriftelijke uitspraak verzoekt, is hiervoor griffierecht verschuldigd en krijgt daarover bericht van de griffier. Het griffierecht dat de belanghebbende betaalt ter verkrijging van een schriftelijke uitspraak, komt in mindering op het griffierecht dat de griffier van de Hoge Raad zal heffen als de belanghebbende beroep in cassatie instelt.