Home

Gerechtshof 's-Gravenhage, 17-10-2003, AO0860, BK-03/00027

Gerechtshof 's-Gravenhage, 17-10-2003, AO0860, BK-03/00027

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Datum uitspraak
17 oktober 2003
Datum publicatie
23 december 2003
ECLI
ECLI:NL:GHSGR:2003:AO0860
Zaaknummer
BK-03/00027
Relevante informatie
Invoeringswet Wet op de accijns [Tekst geldig vanaf 01-01-1992] art. 70

Inhoudsindicatie

Naheffingsaanslag accijns. Teruggaaf van accijns voor halfzware olie en gasolie verleend. Naar aanleiding van controle is naheffingsaanslag opgelegd. Is voor het recht op teruggaaf nodig dat de op de tankauto's aanwezige pompen daadwerkelijk worden gebruikt voor het laden en lossen van brandstoffen? Opvatting van de Inspecteur dat de teruggaafregeling niet ziet op gevallen waarin de pompen enkel worden gebruikt voor het lossen van brandstoffen vindt onvoldoende steun in tekst en ontstaansgeschiedenis van artikel 70 van de Wet op de accijns en artikel 26 van het Uitvoeringsbesluit accijns.

Uitspraak

GERECHTSHOF TE 's-GRAVENHAGE

negende enkelvoudige belastingkamer

17 oktober 2003

nummer BK-03/00027

PROCES-VERBAAL

van de mondelinge uitspraak op het beroep van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid X B.V. te Z tegen de uitspraak van de Inspecteur, de voorzitter van het managementteam van de Belastingdienst Douane Zuid/Kantoor P (voorheen: het hoofd van de eenheid Douanedistrict P van de Belastingdienst), op het bezwaarschrift van belanghebbende tegen de haar opgelegde naheffingsaanslag in de accijns, met dagtekening 28 november 2001 en met aanslagnummer xxxx.xx.xxx/xx.x.xxxx.

De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgehad ter zitting van het Gerechtshof van 3 oktober 2003, gehouden te Den Haag, alwaar zijn verschenen namens belanghebbende A, tot zijn bijstand vergezeld van B, en namens de Inspecteur C, tot zijn bijstand vergezeld van D.

Beslissing

Het Gerechtshof:

- verklaart het beroep gegrond,

- vernietigt de uitspraak waarvan beroep,

- vermindert de naheffingsaanslag tot op € 451 (ƒ 996) aan belasting,

- veroordeelt de Inspecteur in de kosten van het geding, aan de zijde van belanghebbende gevallen en vastgesteld op € 966, onder aanwijzing van de Staat der Nederlanden als de rechtspersoon die deze kosten moet vergoeden, en

- gelast de Staat der Nederlanden aan belanghebbende het voor deze zaak gestorte griffierecht ad € 218 te vergoeden.

Gronden

1. Belanghebbende houdt zich bezig met de exploitatie van een groothandel in brandstoffen, de exploitatie van een drietal pompstations en het vervoer van brandstoffen voor derden. De bedrijfsactiviteiten waar deze procedure op ziet, bestaan in het aan klanten afleveren van brandstoffen met tankauto's. De tankauto's zijn voorzien van hulpapparatuur (pompen) voor het laden en lossen van de brandstoffen.

2. In de periode 1 januari 1997 tot en met 31 december 2000 heeft belanghebbende op de voet van artikel 70, eerste lid, onderdeel d, van de Wet op de accijns (hierna: de Wet) en artikel 26 van het Uitvoeringsbesluit accijns (hierna: het Uitvoeringsbesluit) verzoeken ingediend om teruggaaf van de accijns voor halfzware olie en gasolie. De verzoeken zijn telkenmale gehonoreerd.

3. Naar aanleiding van een bij belanghebbende in 2001 ingestelde controle is de onderwerpelijke naheffingsaanslag opgelegd. De nageheven belasting beloopt een bedrag van ƒ 16.052. Er is geen boete toegepast.

4. Aan de naheffing ligt - voor zover hier van belang - de opvatting ten grondslag dat de accijnsteruggaven ad in totaal

ƒ 15.056 ten onrechte zijn gedaan, omdat de op de tankauto's aanwezige pompen niet, anders dan incidenteel (in circa 5 percent van de gevallen), worden gebruikt voor het laden van de brandstoffen.

5. Na daartegen door belanghebbende gemaakt bezwaar, heeft de Inspecteur bij de bestreden uitspraak de naheffingsaanslag gehandhaafd.

6. In geschil is of de naheffingsaanslag terecht is opgelegd. Wat dat betreft houdt partijen uitsluitend verdeeld - zo bleek ook ter zitting - het antwoord op de vraag of nodig is, wil recht op teruggaaf bestaan, dat de op de tankauto's aanwezige pompen, die kunnen worden gebruikt voor het laden en lossen van brandstoffen, ook daadwerkelijk voor zowel laad- als losactiviteiten worden gebruikt, welke vraag belanghebbende ontkennend en de Inspecteur bevestigend beantwoordt.

7. De opvatting van de Inspecteur dat de litigieuze teruggaafregeling, in het bijzonder gelet op het gestelde in artikel 26, eerste lid juncto derde lid, onderdeel b, van het Uitvoeringsbesluit, niet ziet op gevallen waarin de pompen enkel worden gebruikt voor het lossen van brandstoffen, kan naar 's Hofs oordeel niet worden aanvaard. Voor de door de Inspecteur voorgestane uitleg is onvoldoende steun te vinden in tekst en ontstaansgeschiedenis van artikel 70 van de Wet en artikel 26 van het Uitvoeringsbesluit. Het enkele feit dat in het derde lid, onderdeel b, van artikel 26 van het Uitvoeringsbesluit wordt gesproken van "pompen (...) voor het laden en lossen" rechtvaardigt niet om daarover anders te oordelen.

8. Uit het vorenoverwogene volgt dat het beroep van belanghebbende gegrond is. Voor dat geval staat tussen partijen vast dat de uitspraak waarvan beroep moet worden vernietigd en dat de na te heffen belasting moet worden teruggebracht tot een bedrag van ƒ 996 (€ 451).

9. In de omstandigheid dat het gelijk aan de zijde van belanghebbende is vindt het Hof aanleiding de Inspecteur te veroordelen in de kosten die belanghebbende in verband met de behandeling van het beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. De kosten van de zaak stelt het Hof op de voet van het Besluit proceskosten bestuursrecht vast op € 966, te specificeren als volgt: kosten gemachtigde: 2 punten x € 322 met wegingsfactor 1,5 (het gewicht van deze zaak acht het Hof "zwaar").

10. Gelet op het bepaalde in artikel 8:74 van de Algemene wet bestuursrecht dient het door belanghebbende gestorte griffierecht ad € 218 te worden vergoed.

De uitspraak is vastgesteld op 17 oktober 2003 door mr. Tromp en op dezelfde datum in het openbaar uitsproken, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier Lader.

(Lader) (Tromp)

aangetekend aan

partijen verzonden:

Tegen deze mondelinge uitspraak is geen beroep in cassatie mogelijk; dat kan alleen tegen een schriftelijke uitspraak van het gerechtshof. Ieder van de partijen kan binnen vier weken na de verzenddatum van dit proces-verbaal het gerechtshof schriftelijk verzoeken de mondelinge uitspraak te vervangen door een schriftelijke uitspraak. De vervanging van een mondelinge uitspraak door een schriftelijke strekt ertoe de mondelinge uitspraak in een andere vorm vast te leggen. Bij de vervanging van een mondelinge uitspraak mag het gerechtshof de gedane uitspraak niet aan een heroverweging onderwerpen.

De partij die om een vervangende schriftelijke uitspraak verzoekt, is hiervoor griffierecht verschuldigd en krijgt daarover bericht van de griffier. Het griffierecht dat de belanghebbende betaalt ter verkrijging van een schriftelijke uitspraak, komt in mindering op het griffierecht dat de griffier van de Hoge Raad zal heffen als de belanghebbende beroep in cassatie instelt.

nummer BK-03/00027 blz. 4