Home

Gerechtshof 's-Gravenhage, 23-12-2003, AO4024, BK-02/04515

Gerechtshof 's-Gravenhage, 23-12-2003, AO4024, BK-02/04515

Inhoudsindicatie

Beroep te laat, terecht niet-ontvankelijk, geen verweer gevoerd door Inspecteur, vergoeding griffierecht aan belanghebbende wegens het in ernstige mate schenden van de regels van goed procesrecht.

Uitspraak

GERECHTSHOF TE 's-GRAVENHAGE

achtste enkelvoudige belastingkamer

23 december 2003

nummer BK-02/04515

PROCES-VERBAAL

van de mondelinge uitspraak op de beroepen van mevrouw X te Z tegen de uitspraken van de Inspecteur, het hoofd van de eenheid P van de Belastingdienst, op het bezwaarschrift van belanghebbende tegen de haar opgelegde aanslagen in de inkomstenbelasting en de premie volksverzekeringen voor het jaar 1997, het jaar 1998 en het jaar 1999.

De mondelinge behandeling van de zaken heeft plaatsgehad ter zitting van het Gerechtshof van 9 december 2003, gehouden te Dordrecht. Aldaar zijn verschenen belanghebbende, alsmede namens de Inspecteur A tot bijstand vergezeld door B.

Beslissing

Het Gerechtshof:

- verklaart het beroep inzake de aanslag inkomstenbelasting en de premie volksverzekering voor het jaar 1997, alsmede dat betreffende het jaar 1998 en het jaar 1999 ongegrond;

- gelast de Staat der Nederlanden het voor deze zaak gestorte griffierecht van € 29 aan belanghebbende te vergoeden.

Gronden

1. Belanghebbende is docente humanistische vorming en oefent haar beroep uit gedeeltelijk in dienstbetrekking en gedeeltelijk als free lancer. Aan haar zijn aanslagen in de inkomstenbelasting opgelegd voor het jaar 1997 met dagtekening 2 oktober 1998, voor het jaar 1998 met dagtekening 25 februari 2000 en voor het jaar 1999 met dagtekening 4 juli 2001.

2. Bij brief, door de Inspecteur ontvangen op 8 oktober 2002, heeft belanghebbende verzocht de belastbare inkomens voor de jaren 1997, 1998 en 1999 te verminderen door alsnog rekening te houden met kosten die haar inziens als aftrekbare kosten dienden te gelden.

3. De Inspecteur heeft bedoelde brief als een bezwaarschrift aangemerkt en hij heeft bij uitspraken, voor ieder jaar afzonderlijk, alle gedagtekend 11 oktober 2002, belanghebbende niet-ontvankelijk verklaard in het bezwaar. Voorts heeft hij belanghebbende medegedeeld van mening te zijn dat de betreffende aanslagen juist waren.

4. Belanghebbende is van deze uitspraken in beroep gekomen bij het Hof. De beroepschriften, opgenomen in één geschrift, zijn ter griffie van het Hof ingekomen op 12 november 2002. De beroepschriften bevatten niet een omschrijving van de uitspraak waartegen zij waren gericht en deze uitspraken waren niet bijgevoegd. Belanghebbende heeft deze verzuimen, na daartoe in de gelegenheid te zijn gesteld, niet hersteld. De griffier heeft de Inspecteur bij brief van 29 juli 2003 in de gelegenheid gesteld verweerschriften in te dienen en heeft hem, nadat op 3 september 2003 nog geen verweerschriften ter griffie waren ontvangen, bij brief van gelijke datum daartoe nogmaals de gelegenheid geboden. De Inspecteur heeft bij brief van 28 augustus 2003 een afschrift van de uitspraak op het bezwaarschrift betreffende het jaar 1997 aan het Hof gezonden. Als reactie op vorengenoemde herinneringsbrief van 3 september 2003 heeft hij naar zijn eerdere brief verwezen. Ter zitting heeft de Inspecteur op verzoek van het Hof de uitspraken op bezwaar betreffende de jaren 1998 en 1999 overgelegd.

5. De hiervorenvermelde toezendingsbrief van de Inspecteur van 28 augustus 2003, met als bijlage de uitspraak op het bezwaarschrift betreffende het jaar 1997, kan niet worden gezien als een verweerschrift. De brief bevat geen verweer. De Inspecteur heeft derhalve voor geen van de onderwerpelijke jaren een verweerschrift ingediend. Ter zitting heeft de Inspecteur verklaard dat hij een mondelinge behandeling van de zaak overbodig vond en dat deze enkel bij belanghebbende de indruk kon wekken dat zij met haar beroep enige kans op succes zou hebben. Volgens de Inspecteur kan haar geschrift niet worden gezien als een beroepschrift en had belanghebbende niet-ontvankelijk dienen te worden verklaard.

6. Het Hof is van oordeel dat de Inspecteur door geen verweerschrift in te dienen en door de op de zaak betrekking hebbende stukken niet aan het Hof toe te zenden in ernstige mate de regels van goed procesrecht heeft geschonden. Justitiabelen hebben er recht op dat beroepszaken met grote zorg en aandacht worden behandeld. Voldoening aan de in artikel 8:42 van de Algemene wet bestuursrecht opgenomen verplichtingen dient ook te geschieden, indien de Inspecteur van mening is dat het beroep niet-ontvankelijk of ongegrond is. Tenslotte heeft de Inspecteur hiermee gehandeld in strijd met de ambtelijke instructie opgenomen in het Besluit Beroep in Belastingzaken 2000 (Besluit van de staatssecretaris van Financiën van 23 augustus 2000, nr. CPP 2000-789, Stcrt. 2000, nr. 165, V-N 2000/40.11). Ook dit besluit heeft mede ten doel een goede procesgang te bevorderen.

7. Anders dan de Inspecteur heeft gesteld, is belanghebbende ontvankelijk in het beroep voor de onderwerpelijke jaren. Het Hof acht de in 4 omschreven verzuimen die aan het beroepschrift kleven, in het onderhavige geval niet van zodanig gewicht dat deze tot niet-ontvankelijkheid leiden. Belanghebbende heeft geen kennis van het fiscale (proces)recht en uit de bij het beroepschrift, ter motivering van het beroep, bijgevoegde bijlage heeft het Hof afgeleid dat, hoewel deze bijlage betrekking had op een bezwaarschrift voor het jaar 2000, ook voor de voorgaande jaren een bezwaarschrift was ingediend en dat hierop uitspraak was gedaan.

8. Het beroep is echter ongegrond, aangezien de Inspecteur belanghebbende terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard in haar bezwaar. Zulks geldt voor alle drie de jaren. De bezwaarschriften zijn zeer ruim na afloop van de bezwaartermijn ingediend en de omstandigheden van het geval waarvan belanghebbende ter zitting een beschrijving heeft gegeven, zijn niet van dien aard dat niet redelijkerwijs kan worden geoordeeld dat belanghebbende in verzuim is geweest.

9. Gelet op de proceshouding van de Inspecteur acht het Hof het gerechtvaardigd dat de Inspecteur aan belanghebbende ter compensatie van de haar ten deel gevallen behandeling het door haar voor deze zaak gestorte griffierecht vergoedt.

Deze uitspraak is vastgesteld op 23 december 2003 door mr. Savelbergh en op dezelfde datum in het openbaar uitgesproken, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffie mr. Kwestro.

(Kwestro)

(Savelbergh)

aangetekend aan

partijen verzonden:

Tegen deze mondelinge uitspraak is geen beroep in cassatie mogelijk; dat kan alleen tegen een schriftelijke uitspraak van het gerechtshof. Ieder van de partijen kan binnen vier weken na de verzenddatum van dit proces-verbaal het gerechtshof schriftelijk verzoeken de mondelinge uitspraak te vervangen door een schriftelijke uitspraak. De vervanging van een mondelinge uitspraak door een schriftelijke strekt ertoe de mondelinge uitspraak in een andere vorm vast te leggen. Bij de vervanging van een mondelinge uitspraak mag het gerechtshof de gedane uitspraak niet aan een heroverweging onderwerpen.

De partij die om een vervangende schriftelijke uitspraak verzoekt, is hiervoor griffierecht verschuldigd en krijgt daarover bericht van de griffier. Het griffierecht dat de belanghebbende betaalt ter verkrijging van een schriftelijke uitspraak, komt in mindering op het griffierecht dat de griffier van de Hoge Raad zal heffen als de belanghebbende beroep in cassatie instelt.

nummer BK-02/04515 blz. 4/4