Home

Gerechtshof 's-Gravenhage, 23-12-2003, AO4026, BK-02/04678

Gerechtshof 's-Gravenhage, 23-12-2003, AO4026, BK-02/04678

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Datum uitspraak
23 december 2003
Datum publicatie
18 februari 2004
ECLI
ECLI:NL:GHSGR:2003:AO4026
Zaaknummer
BK-02/04678
Relevante informatie
Wet inkomstenbelasting 2001 [Tekst geldig vanaf 30-04-2024 tot 01-01-2025] art. 3.156

Inhoudsindicatie

artikel 3:156 Wet inkomstenbelasting 2001, verklaring arbeidsrelatie, stelling Inspecteur dat het bij de afweging enkel gaat om de specifieke arbeidsrelatie van de artiest met zijn opdrachtgevers is onjuist, geheel van door belanghebbende verrichte en/of aangeboden activiteiten kan worden aangemerkt als onderneming, de voordelen moeten worden aangemerkt als winst uit onderneming.

Uitspraak

GERECHTSHOF TE 's-GRAVENHAGE

achtste enkelvoudige belastingkamer

23 december 2003

nummer BK-02/04678

PROCES-VERBAAL

van de mondelinge uitspraak op het beroep van X te Z tegen de uitspraak van het hoofd van de eenheid P van de Belastingdienst (hierna: de Inspecteur) op het bezwaarschrift van belanghebbende tegen een beschikking als bedoeld in artikel 3:156, eerste lid, van de Wet inkomstenbelasting 2001 (verklaring arbeidsrelatie), gedagtekend 19 juli 2002.

De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgehad ter zitting van het Gerechtshof van 9 december 2003, gehouden te Dordrecht. Aldaar zijn verschenen belanghebbende en namens de Inspecteur A.

Beslissing

Het Gerechtshof:

- verklaart het beroep gegrond,

- vernietigd de uitspraak waarvan beroep,

- wijzigt de verklaring arbeidsrelatie van 19 juli 2002 in die zin dat de voordelen die belanghebbende geniet of zal gaan genieten uit werkzaamheden als zelfstandig muzikant en de met muziek en optredens verband houdende werkzaamheden worden aangemerkt als winst uit onderneming, en

- gelast de Staat der Nederlanden aan belanghebbende te vergoeden het voor deze zaak gestorte griffierecht van € 29.

Gronden

1. Met ingang van 1 augustus 2002 verricht belanghebbende werkzaamheden als zelfstandig artiest. Naast de inkomsten die hij uit deze activiteiten geniet heeft belanghebbende geen andere inkomsten. Belanghebbende was tevens van plan om werkzaamheden te gaan verrichten en/of aan te bieden bestaande uit het geven van geluidsadvies, het verhuren van zijn muziekinstallatie, het promoten van zijn muzikale voorkeur, het geven van gitaarles, het componeren van muziek en het maken van cd's. Naar hij heeft gesteld heeft hij hiervan afgezien, daar dit, naar hij begreep, volgens de Inspecteur zijn zelfstandigheid als uitvoerend muzikant in gevaar zou brengen.

2. Belanghebbende heeft op 11 juli 2002 bij het Landelijk Punt Uitvoering Verklaring arbeidsrelatie te Winterswijk een aanvraag ingediend voor afgifte van een verklaring arbeidsrelatie.

3. Op grond van de door belanghebbende verstrekte gegevens is aan hem met dagtekening 19 juli 2002 een verklaring als bedoeld in artikel 3:156 van de Wet inkomstenbelasting 2001 (hierna: de Wet) afgegeven die inhoudt dat de werkzaamheden worden aangemerkt als resultaat uit overige werkzaamheden. Belanghebbende is tegen deze verklaring op 23 juli 2002 in bezwaar gekomen daar hij meent dat de werkzaamheden dienen te worden aangemerkt als winst uit onderneming. De Inspecteur heeft het bezwaar van belanghebbende bij de uitspraak op bezwaar van 30 oktober 2002 afgewezen.

4. Onder een onderneming moet naar het oordeel van het Hof worden verstaan: "Een organisatie, die erop is gericht met behulp van arbeid en veelal van kapitaal deel te nemen aan het maatschappelijk productieproces met het oogmerk om winst te behalen".

5. Het Hof is van oordeel dat het geheel van de door belanghebbende verrichte en/of aangeboden activiteiten kan worden aangemerkt als onderneming in de zin van artikel 3.2 van de Wet. Hierbij heeft het Hof in het bijzonder rekening gehouden met de omstandigheid dat belanghebbende naast de inkomsten die hij als zelfstandig artiest geniet, geen andere bron van inkomsten heeft. De omstandigheid dat de omzet in de aanloopperiode en ook thans nog laag moet worden genoemd, doet hier verder niet aan af.

6. Het standpunt van de Inspecteur dat het bij de afgifte van een verklaring arbeidsrelatie in het geval van belanghebbende niet gaat om het totaal van activiteiten, maar om de specifieke arbeidsrelatie van de artiest met de opdrachtgevers dan wel om arbeidsrelaties waarin sprake is van hetzelfde soort van werkzaamheden die onder overeenkomstige condities worden verricht, is naar het oordeel van het Hof onjuist. In zulk een geval dienen alle activiteiten die belanghebbende in dit verband verricht bij de beoordeling of sprake is van winst uit onderneming dan wel resultaat uit overige werkzaamheden te worden betrokken.

7. De verklaring arbeidsrelatie dient derhalve te worden gewijzigd in een verklaring dat belanghebbende winst uit onderneming geniet.

8. Gelet op het vorenoverwogene is het beroep gegrond.

9. Het Hof acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht aangezien gesteld noch gebleken is dat belanghebbende dergelijke kosten heeft gemaakt. Wel dient aan belanghebbende het voor deze zaak gestorte griffierecht te worden vergoed.

Deze uitspraak is vastgesteld op 23 december 2003 door mr. Savelbergh en op dezelfde datum in het openbaar uitgesproken, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier mr. Kwestro.

(Kwestro)

(Savelbergh)

aangetekend aan

partijen verzonden:

Tegen deze mondelinge uitspraak is geen beroep in cassatie mogelijk; dat kan alleen tegen een schriftelijke uitspraak van het gerechtshof. Ieder van de partijen kan binnen vier weken na de verzenddatum van dit proces-verbaal het gerechtshof schriftelijk verzoeken de mondelinge uitspraak te vervangen door een schriftelijke uitspraak. De vervanging van een mondelinge uitspraak door een schriftelijke strekt ertoe de mondelinge uitspraak in een andere vorm vast te leggen. Bij de vervanging van een mondelinge uitspraak mag het gerechtshof de gedane uitspraak niet aan een heroverweging onderwerpen.

De partij die om een vervangende schriftelijke uitspraak verzoekt, is hiervoor griffierecht verschuldigd en krijgt daarover bericht van de griffier. Het griffierecht dat de belanghebbende betaalt ter verkrijging van een schriftelijke uitspraak, komt in mindering op het griffierecht dat de griffier van de Hoge Raad zal heffen als de belanghebbende beroep in cassatie instelt.

nummer BK-02/04678 blz. 3/3