Home

Gerechtshof 's-Gravenhage, 24-02-2004, AO5615, 03/00464

Gerechtshof 's-Gravenhage, 24-02-2004, AO5615, 03/00464

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Datum uitspraak
24 februari 2004
Datum publicatie
15 maart 2004
ECLI
ECLI:NL:GHSGR:2004:AO5615
Zaaknummer
03/00464
Relevante informatie
Gemeentewet [Tekst geldig vanaf 31-01-2024] art. 228

Inhoudsindicatie

Precariobelasting. Inspecteur heeft niet aannemelijk kunnen maken dat container van belanghebbende dan wel ten behoeve van belanghebbende is aangetroffen.

Uitspraak

GERECHTSHOF TE 's-GRAVENHAGE

achtste enkelvoudige belastingkamer

24 februari 2004

nummer BK-03/00464

PROCES-VERBAAL

van de mondelinge uitspraak op het beroep van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid X B.V. te Z tegen de uitspraak van de Inspecteur, de heffingsambtenaar van de gemeente Zwijndrecht, op het bezwaarschrift van belanghebbende tegen twee aan haar opgelegde aanslagen in de precariobelasting voor het jaar 2002, met de factuurnummers 2002.025.00005 en 2002.029.00008.

De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgehad ter zitting van het Gerechtshof van 10 februari 2004, gehouden te Dordrecht. Aldaar zijn verschenen namens belanghebbende A en namens de Inspecteur B en C.

Beslissing

Het Gerechtshof:

- verklaart het beroep gegrond,

- vernietigt de uitspraak waarvan beroep, alsmede de aanslagen in de precariobelasting met de factuurnummers 2002.025.00005 en 2002.029.00008, en

- gelast de gemeente Zwijndrecht het voor deze zaak gestorte griffierecht van € 232 aan belanghebbende te vergoeden.

Gronden

1. Belanghebbende heeft een onderneming waarvan de bedrijfsactiviteiten onder meer bestaan uit de handel in schroot en non-ferro metaalafval. In het jaar 2002 was deze onderneming tot de maand augustus gevestigd aan de a-straat 1 te Z. Met ingang van deze maand oefent belanghebbende haar bedrijf uit aan de b-straat 1 te Zwijndrecht.

2. De controleur van de gemeente Zwijndrecht heeft geconstateerd dat vanaf 4 maart 2002 tegenover het pand van belanghebbende aan de a-straat 1 voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond werd ingenomen door steeds ten minste één container.

3. In verband hiermee heeft de Inspecteur op grond van de Precarioverordening 2001 van de gemeente Zwijndrecht en de daarbij behorende tarieventabel voor 2002 de onderhavige aanslagen voor de perioden 4 maart tot en met 1 oktober en 1 december tot en met 31 december van het jaar 2002 opgelegd.

4. Na daartegen door belanghebbende gemaakt bezwaar heeft de Inspecteur de aanslagen gehandhaafd.

5. Ingevolge artikel 228 van de Gemeentewet kan door een gemeente ter zake van het hebben van voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond, een precariobelasting worden geheven. De gemeente heeft aan deze bevoegdheid uitvoering gegeven door het vaststellen van de Precarioverordening 2001 (hierna: de Verordening).

6. Op grond van het bepaalde in artikel 2, tweede lid, van de Verordening is belastingplichtig degene van wie, dan wel ten behoeve van wie, de voorwerpen worden aangetroffen. De Inspecteur bepleit dat in het onderhavige geval sprake is van een voorwerp dat ten behoeve van de belanghebbende is aangetroffen.

7. Ter ondersteuning van zijn standpunt heeft de Inspecteur het volgende aangevoerd. De controleur heffingen van de gemeente Zwijndrecht controleert twee keer per week. Hij heeft geconstateerd dat gemeentegrond tegenover de a-straat 1 vanaf 4 maart 2002 steeds door ten minste één container werd ingenomen. De containers waren soms leeg en andere keren gevuld met ijzer. Navraag bij de buurman van belanghebbende wees uit dat de containers tot het bedrijf van belanghebbende behoorden. Begin 2003 is belanghebbende er op gewezen dat zij voor het plaatsten van containers op gemeentelijke grond precarioheffing is verschuldigd en kort na het versturen van de facturen in januari 2003 zijn er op de bedoelde locatie geen containers meer aangetroffen. Mede gelet op de bedrijfsactiviteiten van belanghebbende is het aannemelijk dat de containers ten behoeve van haar werden aangetroffen. Voor het jaar 2002 zijn geen foto's van de situatie ter plaatse beschikbaar.

8. Hiertegenover heeft belanghebbende het volgende gesteld. Met ingang van augustus 2002 is het bedrijf verhuisd naar de b-straat en zijn alle ondernemingsactiviteiten aan de a-straat beëindigd. De containers die daar zijn aangetroffen zijn niet haar eigendom en werden niet door haar gebruikt. Er worden vaker containers en pallets 'gedumpt' in de omgeving. Nadat haar in het verleden een aanslag precariobelasting is opgelegd voor het plaatsen van een container op gemeentegrond, geldt als vast beleid binnen het bedrijf dat de containers die (bedrijfsmatig) worden gebruikt altijd op eigen grond worden geplaatst. Indien het de controleur onduidelijk was hoe het zat met de desbetreffende containers, had hij belanghebbende zelf moeten aanspreken in plaats van de buurman. Tijdens de controles had de controleur gemakkelijk een keer bij het bedrijf kunnen binnenstappen om uitleg te vragen. In het kader van een deugdelijk controlebeleid mag dat van de gemeente worden verwacht. Na enkele jaren gebruik worden de containers verkocht en ook in het jaar 2002 heeft belanghebbende gebruikte containers verkocht.

9. Op de Inspecteur berust de last de feiten en omstandigheden te stellen, en na betwisting door belanghebbende aannemelijk te maken, op grond waarvan kan worden geconcludeerd dat voldaan is aan de voorwaarden voor het heffen van precariorechten. In het onderhavige geval houdt deze bewijslast in dat de Inspecteur aannemelijk moet maken dat de desbetreffende container in de onderhavige periode van belanghebbende dan wel ten behoeve van haar is aangetroffen. De enkele omstandigheid dat een container tegenover het pand van belanghebbende is aangetroffen en dat deze container in een aantal gevallen een blauwe kleur had en ijzerafval bevatte, kan een aanwijzing vormen dat belanghebbende de belastingplichtige is, maar deze omstandigheid is tegenover de gemotiveerde betwisting door belanghebbende onvoldoende om zulks aannemelijk te achten.

10. Gelet op het vorenoverwogene is het beroep gegrond.

11. Het Hof acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht aangezien gesteld noch gebleken is dat belanghebbende dergelijke kosten heeft gemaakt. Wel dient aan belanghebbende het voor deze zaak gestorte griffierecht te worden vergoed.

Deze uitspraak is vastgesteld op 24 februari 2004 door mr. Savelbergh en op dezelfde datum in het openbaar uitgesproken, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier mr. Kwestro.

(Kwestro)

(Savelbergh)

aangetekend aan

partijen verzonden:

Tegen deze mondelinge uitspraak is geen beroep in cassatie mogelijk; dat kan alleen tegen een schriftelijke uitspraak van het gerechtshof. Ieder van de partijen kan binnen vier weken na de verzenddatum van dit proces-verbaal het gerechtshof schriftelijk verzoeken de mondelinge uitspraak te vervangen door een schriftelijke uitspraak. De vervanging van een mondelinge uitspraak door een schriftelijke strekt ertoe de mondelinge uitspraak in een andere vorm vast te leggen. Bij de vervanging van een mondelinge uitspraak mag het gerechtshof de gedane uitspraak niet aan een heroverweging onderwerpen.

De partij die om een vervangende schriftelijke uitspraak verzoekt, is hiervoor griffierecht verschuldigd en krijgt daarover bericht van de griffier. Het griffierecht dat de belanghebbende betaalt ter verkrijging van een schriftelijke uitspraak, komt in mindering op het griffierecht dat de griffier van de Hoge Raad zal heffen als de belanghebbende beroep in cassatie instelt.

nummer BK-03/00464