Home

Gerechtshof 's-Gravenhage, 04-03-2004, AO6003, BK-03/00165

Gerechtshof 's-Gravenhage, 04-03-2004, AO6003, BK-03/00165

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Datum uitspraak
4 maart 2004
Datum publicatie
22 maart 2004
ECLI
ECLI:NL:GHSGR:2004:AO6003
Zaaknummer
BK-03/00165
Relevante informatie
Gemeentewet [Tekst geldig vanaf 31-01-2024] art. 221, Wet waardering onroerende zaken [Tekst geldig vanaf 01-01-2024] art. 17

Inhoudsindicatie

roerende-ruimtebelasting 2001. Waarde woonark.

Uitspraak

GERECHTSHOF TE 's-GRAVENHAGE

derde enkelvoudige belastingkamer

4 maart 2004

nummer BK-03/00165

UITSPRAAK

op het beroep van X te Z tegen de uitspraak van de ambtenaar, belast met de heffing van belastingen van de gemeente Gorinchem (hierna: de Inspecteur), betreffende na te noemen aanslagen.

1. Aanslagen en bezwaar

1.1. Aan belanghebbende zijn voor het jaar 2001 wegens het gebruik krachtens eigendom, bezit, beperkt recht of persoonlijk recht en wegens het genot krachtens eigendom, bezit of beperkt recht van de roerende woonruimte, plaatselijk bekend als Kanaal a 1 te Gorinchem (hierna: de woonark), twee aanslagen opgelegd in de belastingen op roerende woon- en bedrijfsruimten van de gemeente Gorinchem naar een heffingsmaatstaf van ƒ 278.066 (€ 126.181).

1.2. Het tegen de aanslagen gerichte bezwaar van belanghebbende is bij de bestreden uitspraak afgewezen.

2. Loop van het geding

2.1. Belanghebbende is van de bovenvermelde uitspraak in beroep gekomen bij het Hof. In verband daarmee is door de griffier een griffierecht geheven van € 29. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

2.2. De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgehad ter zitting van het Gerechtshof van 3 december 2003, gehouden te Dordrecht. Aldaar zijn beide partijen verschenen. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt.

2.3. Het Hof heeft op 17 december 2003 mondeling uitspraak gedaan. De voor partijen bestemde afschriften van het proces-verbaal van die uitspraak zijn op 23 december 2003 ter post bezorgd. Op 8 januari 2004 is van belanghebbende een verzoek

ingekomen om de mondelinge uitspraak te vervangen door een schriftelijke. Het daarvoor verschuldigde griffierecht ad € 43,50 is tijdig voldaan.

3. De verordening

De raad van de gemeente Gorinchem heeft in zijn openbare vergadering van 21 december 2000 vastgesteld de Verordening belastingen op roerende woon- en bedrijfsruimten 2001 (hierna: de Verordening), welke verordening laatstelijk is gewijzigd bij besluit van de raad van 25 januari 2001. Blijkens de inhoud van de gedingstukken zijn de Verordening en de wijziging daarvan op de wettelijk voorgeschreven wijze bekendgemaakt. De tekst van de Verordening behoort in kopie tot de stukken van het geding.

4. Vaststaande feiten

Op grond van de stukken van het geding en het ter zitting verhandelde is, als tussen partijen niet in geschil, dan wel door een van hen gesteld en door de wederpartij niet of onvoldoende weersproken, het volgende komen vast te staan:

4.1. Belanghebbende is gebruiker en genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht van de woonark. De woonark is gebouwd in 1955 en bestaat uit een betonnen bak van circa 22 x 5 meter, met een houten opbouw die asbest bevat.

4.2. Langs de zuidzijde van het Kanaal a zijn een ontsluitingsweg van Gorinchem, De b-dijk, en een industrieterrein gelegen. De weg en het industrieterrein leveren veel verkeers- en geluidsoverlast op.

4.3. Voor het gebruik van de twee dijkpercelen waaraan de woonark is gelegen hebben belanghebbende en zijn echtgenote een bruikleenovereenkomst gesloten met het hoogheemraadschap van de Alblasserwaard en de Vijfheerenlanden. Blijkens die overeenkomst zijn de dijkpercelen om niet aan belanghebbende en zijn echtgenote in bruikleen gegeven voor het persoonlijk gebruiken en hebben van een tuin, schuur en terras. De overeenkomst vervalt onmiddellijk bij overlijden van de bruiklener, maar geldt overigens voor onbepaalde tijd. Voor de andere woonarken aan het kanaal a zijn niet dergelijke bruikleenovereenkomsten gesloten.

4.4. De Inspecteur heeft vier zogeheten taxatiekaarten bij het verweerschrift gevoegd van de woonark en drie andere woonarken. De taxatiekaarten vermelden gegevens over het type woonark, het bouwjaar, de onderhoudstoestand, etcetera. Voorts is elke taxatiekaart voorzien van een foto.

4.5. Voor het jaar 1997 zijn aan belanghebbende ter zake van de woonark eveneens aanslagen in de belastingen op roerende woon- en bedrijfsruimten van de gemeente Gorinchem opgelegd. Deze waren opgelegd naar een heffingsmaatstaf van ƒ 96.000, zijnde de vastgestelde waarde van de woonark op 1 januari 1992.

5. Omschrijving geschil en standpunten van partijen

5.1. In geschil is de heffingsmaatstaf waarnaar de aanslagen zijn opgelegd, zijnde de waarde van de woonark op de waardepeildatum 1 januari 1999 (hierna: de waardepeildatum).

De Inspecteur heeft zich uiteindelijk op het standpunt gesteld dat deze waarde op ƒ 235.142 (€ 106.703) bedraagt, terwijl belanghebbende uiteindelijk een waarde van ƒ 147.575 (€ 66.967) bepleit.

5.2. Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden welke daartoe door hen zijn aangevoerd in de stukken. Zij hebben hun standpunten ter zitting toegelicht, doch aldaar aan de door hen in de gedingstukken gegeven uiteenzettingen geen grieven of weren toegevoegd.

6. Conclusies van partijen

6.1. Het beroep van belanghebbende strekt uiteindelijk

tot vermindering van de aanslagen tot aanslagen naar een heffingsmaatstaf van ƒ 147.575 (€ 66.967).

6.2. De Inspecteur heeft uiteindelijk geconcludeerd tot vermindering van de aanslagen tot aanslagen naar een heffingsmaatstaf van ƒ 235.142 (€ 106.703).

7. Overwegingen omtrent het geschil

7.1. Blijkens artikel 4, lid 1, van de Verordening is de heffingsmaatstaf de waarde die aan de ruimte dient te worden toegekend indien de volle en onbezwaarde eigendom daarvan zou kunnen worden overgedragen en de verkrijger de ruimte in de staat waarin deze zich bevindt, onmiddellijk en in volle omvang in gebruik zou kunnen nemen. Blijkens artikel 221 van de Gemeentewet, waaraan deze bepaling is ontleend, is daarbij onder meer artikel 17 van de Wet waardering onroerende zaken van overeenkomstige toepassing. Zoals blijkt uit de geschiedenis van de totstandkoming van laatstgenoemde wet dient, met inachtneming van het bepaalde in artikel 17, lid 2, van die wet, de aan een onroerende zaak toe te kennen waarde te worden vastgesteld op de prijs die bij aanbieding ten verkoop op de voor die onroerende zaak meest geschikte wijze na de beste voorbereiding door de meestbiedende gegadigde zou zijn besteed, waarbij ervan moet worden uitgegaan dat bij die veronderstelde verkoop de volle en onbezwaarde eigendom zou kunnen worden overgedragen en de verkrijger de zaak in de staat waarin die zich bevindt onmiddellijk en in volle omvang in gebruik zou kunnen nemen.

7.2. Voor zover belanghebbende een waardebepaling voorstaat op basis van de in het verleden voor zijn woonark vastgestelde waarde kan deze methode van waardebepaling - gelet op hetgeen hiervoor onder 7.1 is overwogen - niet als juist worden aanvaard.

7.3. De Inspecteur, op wie te dezen de bewijslast rust, heeft ter ondersteuning van de door hem voorgestane waarde van de woonark gewezen op gerealiseerde verkoopprijzen van een aantal andere woonarken, waaronder de woonark Kanaal a 2 te Gorinchem. Deze woonark is gebouwd in 1958 en bestaat uit een betonnen bak van circa 21 x 5 meter, met een houten opbouw. De ligplaats heeft een lengte van 21 meter. Hij is in maart 1999 verkocht voor ƒ 285.000. Belanghebbende heeft ter zitting desgevraagd verklaard dat het (waarde)verschil tussen deze woonark en zijn woonark met name is gelegen in de liggingsfactoren.

7.4. Belanghebbende heeft voorts in zijn pleitnota en ter zitting een aantal punten aangevoerd.

7.4.1. De grief dat de foto's op de taxatiekaarten niet in alle gevallen de foto's zijn van de getaxeerde woonarken faalt, nu de Inspecteur ter zitting onweersproken heeft verklaard dat de op de taxatiekaarten vermelde gegevens zijn ontleend aan taxaties van de daarop genoemde woonarken en dat slechts per vergissing bij sommige taxatiekaarten een verkeerde foto is gevoegd.

7.4.2. Belanghebbende heeft aangevoerd dat de waarde moet worden verminderd met € 19.478 (ƒ 42.923) wegens de onderhoudstoestand van de woonark en het aanwezige asbest. De Inspecteur heeft hiermee ingestemd, zodat deze grief geen verdere behandeling behoeft.

7.4.3. Belanghebbende heeft voorts aangevoerd dat de hiervoor onder 7.3 genoemde woonark gunstiger is gelegen en minder verkeers- en industriehinder ondervindt dan belanghebbendes woonark. Gelet op de door belanghebbende ter zitting getoonde foto's en de daarbij gegeven toelichting, acht het Hof die stelling aannemelijk. Niet aannemelijk is echter geworden dat dit verschil in ligging een waardeverschil van 50 percent rechtvaardigt, zoals belanghebbende in zijn pleitnota heeft becijferd. Het Hof neemt daarbij in aanmerking dat de Inspecteur onweersproken heeft gesteld dat ook de onder 7.3 genoemde woonark is gelegen in de nabijheid van wegen en fabrieken en derhalve ook last heeft van verkeers- en industriehinder. Met inachtneming van het vorenstaande en na afweging van hetgeen partijen daaromtrent over en weer hebben aangevoerd, stelt het Hof het waardedrukkend effect van de ongunstiger ligging van belanghebbendes woonark in goede justitie vast op ƒ 20.000.

7.4.4. Belanghebbende heeft tot slot nog aangevoerd dat voor zijn woonark, in tegenstelling tot onder andere de onder 7.3 genoemde woonark, de onder 4.3 genoemde bruikleenovereenkomst geldt, die eindigt bij overlijden van belanghebbende. Nu niet gesteld of gebleken is dat deze overeenkomst tevens eindigt bij verkoop van de woonark en evenmin dat een nieuwe eigenaar van de woonark niet een zelfde bruikleenovereenkomst zou kunnen sluiten, is er onvoldoende reden om aan deze afwijkende bruikleenovereenkomst een waardedrukkend effect toe te kennen.

7.5. Hetgeen hiervoor onder 7.1 tot en met 7.4.4 is overwogen leidt het Hof tot de slotsom dat de waarde van belanghebbendes woonark moet worden gesteld op de gerealiseerde verkoopprijs van de woonark Kanaal a 2 van ƒ 285.000 minus de hiervoor genoemde bedragen van ƒ 42.923 en ƒ 20.000. De andere door partijen genoemde woonarken zijn qua ligging, ouderdom en/of bouw minder goed vergelijkbaar, zodat het Hof die buiten beschouwing laat. In het licht van het vorenstaande is er geen reden voor een verdere vermindering van de waarde wegens de door belanghebbende aangevoerde grief dat bij de waardebepaling ten onrechte is uitgegaan van een ligplaats van 25 meter, hetgeen 3 meter teveel zou zijn; de ligplaats van de woonark Kanaal a 2 bedraagt immers slechts 21 meter.

7.6. Op grond van het vorenoverwogene is het beroep gedeeltelijk gegrond. De heffingsmaatstaf dient nader worden vastgesteld op (afgerond) ƒ 222.000 (€ 99.831) en de aanslagen moeten dienovereenkomstig worden verminderd.

8. Proceskosten en griffierecht

Het Hof acht termen aanwezig de Inspecteur te veroordelen in de door belanghebbende gemaakte proceskosten als bedoeld in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht. Het Hof stelt deze kosten, op de voet van het Besluit proceskosten bestuursrecht, vast op € 10 wegens reiskosten en € 112 wegens verletkosten, in totaal derhalve op € 122. De reiskosten zijn bepaald op de kosten van openbaar vervoer, laagste klasse en de verletkosten op de door belanghebbende gestelde acht uur tijdsverzuim tegen het tarief van € 14. Voorts dient aan belanghebbende het door hem gestorte griffierecht te worden vergoed.

9. Beslissing

Het Gerechtshof:

- verklaart het beroep gegrond,

- vernietigt de uitspraak waarvan beroep,

- vermindert de aanslagen tot aanslagen, berekend naar een heffingsmaatstaf van ƒ 222.000 (€ 99.831),

- veroordeelt de Inspecteur in de kosten van het beroep, aan de zijde van belanghebbende gevallen en vastgesteld op € 122, en

- gelast de gemeente Gorinchem deze kosten en het voor deze zaak gestorte griffierecht ad € 29 aan belanghebbende te vergoeden.

Deze uitspraak is vastgesteld op 4 maart 2004 door mr. Tijnagel, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier mr. Holdert, ter vervanging van de mondelinge uitspraak van 17 december 2003.

aangetekend aan

partijen verzonden:

Ieder van de partijen kan binnen zes weken na de verzenddatum van deze uitspraak beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:

1. Het instellen van beroep in cassatie geschiedt door het indienen van een beroepschrift bij dit gerechtshof (zie voor het adres de begeleidende brief).

2. Bij het beroepschrift wordt een kopie van deze uitspraak gevoegd.

3. Het beroepschrift wordt ondertekend en bevat ten minste:

- de naam en het adres van de indiener;

- de dagtekening;

- de vermelding van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is

gericht;

- de gronden van het beroep in cassatie.

De partij die beroep in cassatie instelt is griffierecht verschuldigd en zal daarover bericht ontvangen van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan worden verzocht de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.