Home

Gerechtshof 's-Gravenhage, 26-05-2004, AP0607, BK-02/04982

Gerechtshof 's-Gravenhage, 26-05-2004, AP0607, BK-02/04982

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Datum uitspraak
26 mei 2004
Datum publicatie
4 juni 2004
ECLI
ECLI:NL:GHSGR:2004:AP0607
Zaaknummer
BK-02/04982
Relevante informatie
Algemene wet inzake rijksbelastingen [Tekst geldig vanaf 01-01-2023 tot 01-01-2024] art. 20, Gemeentewet [Tekst geldig vanaf 01-04-2023 tot 01-01-2024] art. 225, Gemeentewet [Tekst geldig vanaf 01-04-2023 tot 01-01-2024] art. 234

Inhoudsindicatie

De naheffingsaanslag parkeerbelasting dient de plaats van het belastbare feit exact te vermelden. Nu een andere straat is vermeld dan waar belanghebbende heeft geparkeerd wordt de naheffingsaanslag vernietigd.

Uitspraak

GERECHTSHOF TE 's-GRAVENHAGE

derde enkelvoudige belastingkamer

26 mei 2004

nummer BK-02/04982

PROCES-VERBAAL

van de mondelinge uitspraak op het beroep van X te Z tegen de uitspraak van de Inspecteur, de heffingsambtenaar van de gemeente Middelburg, op het bezwaarschrift van belanghebbende tegen de hem opgelegde naheffingsaanslag in de parkeerbelastingen van deze gemeente.

De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgehad ter zitting van het Gerechtshof van 12 mei 2004, gehouden te

Middelburg. Aldaar zijn verschenen belanghebbende en de Inspecteur.

Beslissing

Het Gerechtshof:

- verklaart het beroep gegrond,

- vernietigt de uitspraak waarvan beroep, alsmede de naheffingsaanslag,

- veroordeelt de Inspecteur in de kosten van het beroep, aan de zijde van belanghebbende gevallen en vastgesteld op € 40, onder aanwijzing van de gemeente Middelburg als de rechtspersoon die deze kosten moet vergoeden,

- gelast die rechtspersoon het voor deze zaak gestorte griffierecht van € 29 aan belanghebbende te vergoeden.

Gronden

1. De naheffingsaanslag bedraagt € 42,10 (€ 41 aan kosten en

€ 1,10 aan enkelvoudige belasting) en is opgelegd ter zake van het parkeren met een voertuig van het merk a met het kenteken xx-xx-xx op 20 november 2002 te 14.02 uur in de straat, genaamd "Achter de Houttuinen" te Middelburg, op een door parkeerapparatuur gereguleerde parkeerplaats (hierna: het parkeren) zonder dat de daarvoor verschuldigde belasting was voldaan. Het voertuig van belanghebbende stond geparkeerd in de Baanstraat, een zijstraat van Achter de Houttuinen.

2. Achter de Houttuinen en de Baanstraat zijn beide afzonderlijk binnen zone 1 aangewezen als plaatsen waar volgens het besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Middelburg van 20 november 2001 tot aanwijzing plaatsen en werkingsduur betaald parkeren (hierna: het Aanwijzingsbesluit) mag worden geparkeerd.

3. Bij een controle op voornoemde datum en tijdstip is door twee parkeercontroleurs geconstateerd dat de verschul-digde par-keer-belasting voor evengenoemd voertuig niet was vol-daan, althans geen parkeerkaartje zichtbaar achter de voorruit aanwezig was.

4. Uit de tekst van artikel 2, aanhef en onderdeel a, en artikel 7, van de Verordening parkeerbelastingen 2002 volgt dat voor de rechtsgeldigheid van een naheffingsaanslag als hier aan de orde is vereist dat de plaats waar het belastbare feit zich heeft voorgedaan, exact dient te worden vastgesteld. Op het biljet waaruit van het opleggen van de naheffingsaanslag blijkt, is als plaats waar het belastbare feit zich heeft voorgedaan "Achter de Houttuinen" vermeld. Nu tussen partijen niet in geschil is dat dit niet de straat is waar belanghebbende geparkeerd heeft gestaan, is aan het hiervoor vermelde vereiste niet voldaan. De naheffingsaanslag dient derhalve te worden vernietigd. Het beroep is gegrond.

5. Het Hof acht termen aanwezig de Inspecteur te veroordelen in de door belanghebbende gemaakte proceskosten als bedoeld in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht. Het Hof stelt deze kosten, op de voet van het Besluit proceskosten bestuursrecht en de daarbij behorende bijlage, vast op

€ 40 wegens reiskosten. Voor een hogere vergoeding acht het Hof geen termen aanwezig. Voorts dient aan belanghebbende het voor deze zaak gestorte griffierecht te worden vergoed.

Deze uitspraak is vastgesteld op 26 mei 2004 door mr. Tijnagel en op dezelfde datum in het openbaar uitgesproken, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier mr. Postema.

W.g. Postema en Tijnagel.

Aangetekend aan

partijen verzonden: 28 mei 2004.

Tegen deze mondelinge uitspraak is geen beroep in cassatie mogelijk; dat kan alleen tegen een schriftelijke uitspraak van het gerechtshof. Ieder van de partijen kan binnen vier weken na de verzenddatum van dit proces-verbaal het gerechtshof schriftelijk verzoeken de mondelinge uitspraak te vervangen door een schriftelijke uitspraak. De vervanging van een mondelinge uitspraak door een schriftelijke strekt ertoe de mondelinge uitspraak in een andere vorm vast te leggen. Bij de vervanging van een mondelinge uitspraak mag het gerechtshof de gedane uitspraak niet aan een heroverweging onderwerpen.

De partij die om een vervangende schriftelijke uitspraak verzoekt, is hiervoor griffierecht verschuldigd en krijgt daarover bericht van de griffier. Het griffierecht dat de belanghebbende betaalt ter verkrijging van een schriftelijke uitspraak, komt in mindering op het griffierecht dat de griffier van de Hoge Raad zal heffen als de belanghebbende beroep in cassatie instelt.