Gerechtshof 's-Gravenhage, 06-05-2004, AP1225, BK-03/01298
Gerechtshof 's-Gravenhage, 06-05-2004, AP1225, BK-03/01298
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof 's-Gravenhage
- Datum uitspraak
- 6 mei 2004
- Datum publicatie
- 9 juni 2004
- ECLI
- ECLI:NL:GHSGR:2004:AP1225
- Zaaknummer
- BK-03/01298
Inhoudsindicatie
Belanghebbende heeft een opdracht gegeven tot en een bestelling geplaatst voor een EnergiePrestatieAdvies en zonnepanelen. Belanghebbende heeft ter zake van het EPA en het nadien aan hem geleverde PV-systeem een enegiepremie aangevraagd, inclusief de bonuspremie van 25 percent. Ten aanzien van belanghebbende is een beschikking genomen op de voet van artikel 36p, derde lid, van de Wet belastingen op milieugrondslag. De energiepremie voor het EPA en het PV-systeem is verleend. De bonuspremie van 25 percent is geweigerd. Tussen partijen is uitsluitend in geschil of belanghebbende recht heeft op de vorengenoemde bonuspremie, welke vraag belanghebbende bevestigend en de Inspecteur ontkennend beantwoordt. Nu de (voorlopige) bestelling heeft geresulteerd in een definitieve aanschaf van het PV-systeem na het uitbrengen van een positief EPA, moet worden geoordeeld dat de aanschaf van het PV-systeem is geschied op basis van het EPA, mede gelet op de daarop gerichte intentie van partijen. Het gelijk is mitsdien aan belanghebbende. Het verzoek om toekenning van de bonuspremie moet alsnog worden toegewezen.
Uitspraak
GERECHTSHOF TE 's-GRAVENHAGE
derde meervoudige belastingkamer
6 mei 2004
nummer BK-03/01298
UITSPRAAK
op het beroep van X te Z tegen de uitspraak van de Inspecteur, de voorzitter van het managementteam van het onderdeel P van de Belastingdienst, betreffende na te noemen beschikking.
1. Beschikking en bezwaar
1.1. Ten aanzien van belanghebbende is met dagtekening 13 januari 2003 een beschikking genomen op de voet van artikel 36p, derde lid, van de Wet belastingen op milieugrondslag (tekst 2002, hierna: de Wet).
1.2. Het tegen de beschikking gerichte bezwaar van belanghebbende is bij de bestreden uitspraak afgewezen.
2. Loop van het geding
2.1. Belanghebbende is van de vorenbedoelde uitspraak in beroep gekomen bij het Hof. In verband daarmee is van belanghebbende door de griffier een griffierecht geheven van € 116. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
2.2. De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgehad ter zitting van het Gerechtshof van 24 maart 2004, gehouden te Den Haag. Aldaar zijn beide partijen verschenen. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt.
3. Vaststaande feiten
Op grond van de stukken van het geding en het ter zitting verhandelde is, als tussen partijen niet in geschil, dan wel door een van hen gesteld en door de wederpartij niet of onvoldoende weersproken, het volgende komen vast te staan:
3.1.Belanghebbende heeft op 14 juni 2002 bij A B.V., ook handelend onder de naam B, een opdracht gegeven tot en een bestelling geplaatst voor een EnergiePrestatieAdvies (hierna: EPA) en zonnepanelen (hierna: het PV-systeem) als bedoeld onder nummer 2024 respectievelijk 3010 van bijlage I bij de Uitvoeringsregeling energiepremies, zoals laatstelijk gewijzigd bij ministeriële regeling van 20 december 2001, LJN WV2001/682M, Stcrt. 2001, 250 (hierna: de Uitvoeringsregeling).
3.2.De opdracht en de bestelling zijn gedaan door middel van één formulier dat in kopie tot de gedingstukken behoort. Het formulier bevat onder meer de volgende passage:
"Hierbij machtig ik A B.V. (…) om van mijn rekening het bedrag af te schrijven voor de bestelling van de componenten en EPA als gedaan in hoofdstuk 2 van dit bestelformulier. (…) Deze machtiging is onherroepelijk. Op deze bestelling is onder meer uw recht van ontbinden van toepassing, zoals beschreven in hoofdstuk 4 (punt 1) van het bijgevoegde toelichtingsblad."
Het toelichtingsblad vermeldt het volgende:
"De bestelling voor de zonnepanelen geldt onder voorbehoud van een positief EPA. Bij een negatief advies inzake zonnepanelen heeft u het recht de koop van de zonnepanelen schriftelijk te ontbinden binnen twee weken na mededeling van de resultaten. Doet u dat niet, dan wordt de koop als gesloten beschouwd.
Het verschuldigde bedrag voor uw bestelling wordt afgeschreven:
(…)
b) Met EPA, zo snel mogelijk na een positief EPA-advies inzake zonnepanelen."
3.3.Tot de gedingstukken behoort tevens een brief aan belanghebbende van het hoofd juridische zaken van A B.V. van 2 december 2002, welke brief voor zover hier van belang als volgt luidt:
"De door ons gehanteerde bestelformulieren hebben bij de belastingdienst de indruk gewekt dat de koop van de zonnepanelen al gesloten is voordat het EPA-advies is uitgebracht. Uiteraard is het niet onze bedoeling geweest om af te wijken van de door de belastingdienst gewenste volgorde. Daarmee zou immers verkrijging van de 25% EPA-bonus op het spel komen te staan.
Derhalve bevestigen wij hierbij nogmaals voor alle duidelijkheid dat wij met u zijn overeengekomen dat u na het uitbrengen van het EPA-advies alle vrijheid hebt om te beslissen of, en zo ja bij wie, u uw zonnepanelen koopt. Voor het geval het door ons gehanteerde bestelformulier daarmee in strijd zou zijn, is hetgeen in de voorgaande zin van deze brief is opgenomen bindend tussen partijen."
3.4.Het EPA is aan belanghebbende uitgebracht door middel van een rapport de dato 8 juli 2002, waarin de aanschaf van een PV-systeem werd geadviseerd.
3.5.Belanghebbende heeft ter zake van het EPA en het nadien aan hem geleverde PV-systeem een enegiepremie aangevraagd, inclusief de bonuspremie van 25 percent als genoemd in voetnoot 1 onder bijlage II bij de Uitvoeringsregeling en in de Toelichting op de Regeling EPA van 24 maart 2000, gepubliceerd in onder meer de Staatscourant van 4 april 2000, nummer 67, pagina 10 en volgende. De energiepremie voor het EPA en het PV-systeem is verleend. De bonuspremie van 25 percent ofwel € 486,50 is evenwel geweigerd.
4.Omschrijving geschil
Tussen partijen is uitsluitend in geschil of belanghebbende recht heeft op de vorengenoemde bonuspremie, welke vraag belanghebbende bevestigend en de Inspecteur ontkennend beantwoordt.
5. Conclusies van partijen
5.1.Het beroep van belanghebbende strekt tot toekenning van de bonuspremie van € 486,50.
5.2.De Inspecteur heeft geconcludeerd tot ongegrondverklaring van het beroep.
6. Beoordeling van het beroep
6.1.Voetnoot 1 bij bijlage II van de Uitvoeringsregeling luidt voor zover hier van belang als volgt:
"Wanneer op basis van een EPA één of meerdere voorzieningen worden getroffen die behoren tot de nummers (…) 3010 t/m 3080 (…) dan wordt de premie voor die voorziening(en) vermeerderd met een bonus van 25%, mits de EPA voor toekenning van een energiepremie in aanmerking komt."
Deze bepaling is als volgt toegelicht (Stcrt. 1999, 250, blz. 45):
"Omdat het EPA een nog relatief nieuw instrument is wordt aan deze voorziening een extra stimulans gegeven in de vorm van een bonus van 25% op de energiepremie voor de voorzieningen onder de nummers (…) in bijlage II die op grond van het advies worden toegepast."
6.2. Centraal in dit geding staat de stelling of het verweer van de Inspecteur dat de beslissing of de opdracht tot aanschaf van het PV-systeem moet hebben plaatsgevonden op of na de datum van het EPA-rapport. Een dergelijke stringente eis
vindt evenwel geen steun in de tekst van artikel 36p van de Wet of in de tekst van de artikelen 8m en 8n van de Uitvoerings-regeling en evenmin in de totstandkomingsgeschiedenis van die artikelen. De hiervoor aangehaalde toelichting op de nieuwe regeling wijst er veeleer op dat deze naar haar aard ruim dient te worden toegepast.
6.3.In hetgeen belanghebbende in deze zaak heeft aangevoerd ligt de stelling besloten dat de onder 3.1 genoemde bestelling slechts een voorlopig karakter had die (mede) afhankelijk was van de uitkomst van het EPA. Dit voorlopige karakter is eveneens door de contractspartij van belanghebbende, A, bij de hiervoor onder 3.3 geciteerde brief en door de verklaring onder ede van de getuige C, managing director van A, ter zitting van het Hof, bevestigd.
6.4.Gelet op het vorenoverwogene heeft belanghebbende aannemelijk gemaakt dat hij eerst definitief tot de aanschaf van het PV-systeem heeft besloten en dat hij zich daartoe eerst definitief heeft verbonden nadat een positief EPA daarover was uitgebracht, een en ander overeenkomstig de intentie van beide contractspartijen. De enkele omstandigheid dat de verleende betalingsmachtiging onherroepelijk was, maakt dit niet anders, nu deze machtiging kennelijk slechts bedoeld was voor het geval belanghebbende zich definitief tot de aanschaf van het PV-systeem zou verbinden.
6.5.Bij deze oordelen neemt het Hof mede het volgende in aanmerking. De vraag hoe in een schriftelijk contract de verhouding tussen partijen is geregeld, kan niet op grond van alleen de tekst van dat contract worden beantwoord. Voor de beantwoording van die vraag komt het aan op hetgeen partijen te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten. Daarbij kan mede van belang zijn welke rechtskennis van hen kan worden verwacht (NJ 1981,635).
6.6.Nu de (voorlopige) bestelling heeft geresulteerd in een definitieve aanschaf van het PV-systeem na het uitbrengen van een positief EPA, moet worden geoordeeld dat de aanschaf van het PV-systeem is geschied op basis van het EPA, mede gelet op de daarop gerichte intentie van partijen.
6.7.Het gelijk is mitsdien aan belanghebbende. Het verzoek om toekenning van de bonuspremie van € 486,50 moet alsnog worden toegewezen.
7. Proceskosten en griffierecht
7.1.Het Hof acht termen aanwezig de Inspecteur te veroordelen in de door belanghebbende gemaakte proceskosten als bedoeld in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht, waarbij het Hof, gelet op de inhoud van de desbetreffende dossiers, de onderhavige zaak en de zaken met de nummers BK-03/01288, BK-03/01289, BK-03/01295 en BK-03/01304 aanmerkt als met elkaar samenhangende zaken in de zin van artikel 3 van het Besluit proceskosten bestuursrecht. Het Hof stelt deze kosten, op de voet van het vorengenoemde Besluit en de daarbij behorende bijlage, voor de vorenbedoelde zaken tezamen vast op € 1.449 wegens beroepsmatig verleende rechtsbijstand, waarvan te dezen een vijfde deel, derhalve (afgerond) € 290 in aanmerking wordt genomen.
7.2.Voorts dient aan belanghebbende het voor deze zaak gestorte griffierecht te worden vergoed.
8. Beslissing
Het Gerechtshof
- verklaart het beroep gegrond,
- vernietigt de uitspraak waarvan beroep en de beschikking,
- wijst het verzoek om toekenning van de bonuspremie van € 486,50 toe,
- veroordeelt de Inspecteur in de kosten van het beroep, aan de zijde van belanghebbende gevallen en vastgesteld op € 290,
- gelast de Staat der Nederlanden deze kosten en het voor deze zaak gestorte griffierecht van € 116 aan belanghebbende te vergoeden.
Deze uitspraak is vastgesteld door mrs. Vierhout, Visser en Van Rijn. De beslissing is op 6 mei 2004 in het openbaar uitgesproken, in tegenwoordigheid van de griffier.
(Van den Bogerd) (Vierhout)
Aangetekend aan
Partijen verzonden:
Ieder van de partijen kan binnen zes weken na de verzenddatum van deze uitspraak beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:
1. Het instellen van beroep in cassatie geschiedt door het indienen van een beroepschrift bij dit gerechtshof (zie voor het adres de begeleidende brief).
2. Bij het beroepschrift wordt een kopie van deze uitspraak gevoegd.
3. Het beroepschrift wordt ondertekend en bevat ten minste:
- de naam en het adres van de indiener;
- de dagtekening;
- de vermelding van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is
gericht;
- de gronden van het beroep in cassatie.
De partij die beroep in cassatie instelt is griffierecht verschuldigd en zal daarover bericht ontvangen van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan worden verzocht de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.