Gerechtshof 's-Gravenhage, 20-07-2004, AQ4296, BK-03/02200
Gerechtshof 's-Gravenhage, 20-07-2004, AQ4296, BK-03/02200
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof 's-Gravenhage
- Datum uitspraak
- 20 juli 2004
- Datum publicatie
- 21 juli 2004
- ECLI
- ECLI:NL:GHSGR:2004:AQ4296
- Zaaknummer
- BK-03/02200
- Relevante informatie
- Gemeentewet [Tekst geldig vanaf 31-01-2024] art. 229
Inhoudsindicatie
Nota leges bouwvergunning bevat geen rechtsmiddelverwijzing. Bezwaar na 1 jaar tijdig. Nota ten onrechte aan gemachtigde (architect) opgelegd.
Uitspraak
GERECHTSHOF TE 's-GRAVENHAGE
eerste enkelvoudige belastingkamer
20 juli 2004
nummer BK-03/02200
PROCES-VERBAAL
van de mondelinge uitspraak op het beroep van [X] te [Z] tegen de uitspraak van de heffingsambtenaar van de gemeente Leerdam (hierna: de Inspecteur), op het bezwaarschrift van belanghebbende tegen de van hem bij brief van
14 januari 2002, verzonden op 16 januari 2002, kenmerk
[xxxx], gevorderde leges.
De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgehad ter zitting van het Gerechtshof van 6 juli 2004, gehouden te Den Haag. Aldaar zijn verschenen belanghebbende en zijn advocaat, mr. [A], tot bijstand vergezeld door belanghebbendes broer, [B]. Van de zijde van de Inspecteur is niemand ter zitting verschenen. De Inspecteur is door de griffier bij aangetekende brief met ontvangstbevestiging, verzonden op
11 juni 2004, onder vermelding van plaats en tijdstip uitgenodigd om op de zitting te verschijnen. Blijkens een ontvangen retourkaart is die brief op 14 juni 2004 op het adres van de gemeente Leerdam uitgereikt. Uit een faxbericht van
1 juli 2004 kan worden afgeleid dat de Inspecteur niet ter zitting aanwezig zal zijn. De griffier heeft telefonisch medegedeeld dat de zitting doorgang vindt. Er is niet verzocht om uitstel van de zitting.
Beslissing
Het Gerechtshof:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de uitspraak waarvan beroep;
- verklaart belanghebbende ontvankelijk in het bezwaar;
- vernietigt de nota leges;
- veroordeelt de Inspecteur in de kosten van het beroep, aan de zijde van belanghebbende gevallen en vastgesteld op € 658,40, onder aanwijzing van de gemeente Leerdam als de rechtspersoon die deze kosten moet vergoeden, en
- gelast de gemeente Leerdam het voor deze zaak gestorte griffierecht van € 31 aan belanghebbende te vergoeden.
Gronden
1. Op 19 januari 2001 is door tussenkomst van belanghebbende, een thans 74-jarige architect, een aanvraagformulier bouwvergunning (hierna: de aanvraag) ingediend bij de gemeente Leerdam.
2. Als opdrachtgever in de aanvraag wordt vermeld [D] en als gemachtigde belanghebbende. De aanvraag is zowel door belanghebbende als de opdrachtgever ondertekend.
3. Ter zake van het in behandeling nemen van de aanvraag zijn van belanghebbende bij brief van 14 januari 2002, verzonden op 16 januari 2002, kenmerk [xxxx], leges gevorderd naar een bedrag van € 23.193,93.
4. In geschil is of de leges terecht van belanghebbende zijn gevorderd.
5. Het Hof stelt voorop dat de brief waarin de leges van belanghebbende worden gevorderd, niet vermeldt dat, door wie, binnen welke termijn en bij welk orgaan, bezwaar tegen de gevorderde leges kan worden gemaakt. Niet gebleken is dat bedoelde vermelding anderszins aan belanghebbende kenbaar is gemaakt. Daar komt bij dat in bedoelde brief wordt vermeld dat de aanvraag door belanghebbende, als gemachtigde van [D], is ingediend. In de onderhavige omstandigheden kan naar 's Hofs oordeel redelijkerwijs niet tot het oordeel worden gekomen dat belanghebbende in verzuim is, nu hij eerst bij brief van
10 februari 2003, naar aanleiding van een aanmaning tot beta-ling, heeft geageerd tegen de leges in de kennelijke veronder-stelling dat de nota bestemd was voor [D], althans dat de leges van [D] geheven werden. Belanghebbende is ten onrechte niet-ontvankelijk verklaard in het bezwaar.
6. De Inspecteur heeft geen verweerschrift ingediend, ondanks daartoe in de gelegenheid te zijn gesteld. Hij volstaat met de mededeling dat een betrokken contractpartij van belanghebbende - kennelijk wordt gedoeld op [D] - aangeboden heeft de schuld over te nemen en dat hij ervan uitgaat dat er geen belang meer is bij de zaak. Ook de omstandigheid dat de Inspecteur is uitgenodigd ter zitting te verschijnen en de zitting ook normaal doorgang heeft gevonden, vormde geen aanleiding alsnog een verweerschrift in te dienen. Anders dan van de Inspecteur mag worden verwacht, miskent hij daarmee het onderscheid tussen de heffing en de invordering van gemeentelijke heffingen en het belang van het voeren van een deugdelijk verweer.
7. In artikel 3 van de Verordening op de heffing en de invordering van leges 1997 van de gemeente Leerdam is het volgende bepaald:
"Belastingplichtig is de aanvrager van de dienst dan wel degene ten behoeve van wie de dienst is verleend."
8. Naar 's Hof oordeel laten de stukken geen andere conclusie toe dan dat, door tussenkomst van belanghebbende als gemachtigde, in naam van [D], de aanvraag is ingediend en dat belanghebbende niet op eigen naam - ten behoeve van
[D] - een aanvraag heeft ingediend. Een redelijke uitleg van de onderhavige verordening brengt mee dat in een geval als het onderhavige, waarin duidelijk is dat de aanvraag wordt gedaan door een gemachtigde namens diens opdrachtgever en waarbij tevens uit de aanvraag de identiteit van de opdrachtgever - ten behoeve van wie de dienst wordt verleend - duidelijk blijkt, de gemachtigde niet - naast degene ten behoeve van wie de dienst wordt verleend - als belastingplichtige kan worden aangemerkt.
9. De leges zijn ten onrechte van belanghebbende gevorderd. Het beroep is gegrond.
10. Het Hof acht termen aanwezig de Inspecteur te veroordelen in de door belanghebbende gemaakte proceskosten als bedoeld in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht. Het Hof stelt deze kosten, op de voet van het Besluit proceskosten bestuurs-recht en de daarbij behorende bijlage, vast op € 644 wegens beroepsmatig verleende rechtsbijstand (2 punten à € 322 x 1 (gewicht van de zaak)) en € 14,40 wegens reis- en verblijf-kosten, in totaal derhalve op € 658,40. Belanghebbende heeft niet aannemelijk gemaakt dat hij de door hem geclaimde verletkosten feitelijk heeft belopen. Vergoeding van die kosten blijft dan ook achterwege. De overige door belanghebbende geclaimde kosten komen niet voor vergoeding in aanmerking. Hetzelfde heeft te geleden voor de geclaimde kosten van de broer van belanghebbende. Voor een hogere vergoeding acht het Hof dan ook geen termen aanwezig.
11. Voorts dient het voor deze zaak gestorte griffierecht aan belanghebbende te worden vergoed.
Deze uitspraak is vastgesteld door mr. Van Walderveen. De beslissing is op 20 juli 2004 in het openbaar uitgesproken, in tegenwoordigheid van de griffier.
(Antonis) (Van Walderveen)
aangetekend aan
partijen verzonden:
Tegen deze mondelinge uitspraak is geen beroep in cassatie mogelijk; dat kan alleen tegen een schriftelijke uitspraak van het gerechtshof. Ieder van de partijen kan binnen vier weken na de verzenddatum van dit proces-verbaal het gerechtshof schriftelijk verzoeken de mondelinge uitspraak te vervangen door een schriftelijke uitspraak. De vervanging van een mondelinge uitspraak door een schriftelijke strekt ertoe de mondelinge uitspraak in een andere vorm vast te leggen. Bij de vervanging van een mondelinge uitspraak mag het gerechtshof de gedane uitspraak niet aan een heroverweging onderwerpen.
De partij die om een vervangende schriftelijke uitspraak verzoekt, is hiervoor griffierecht verschuldigd en krijgt daarover bericht van de griffier. Het griffierecht dat de belanghebbende betaalt ter verkrijging van een schriftelijke uitspraak, komt in mindering op het griffierecht dat de griffier van de Hoge Raad zal heffen als de belanghebbende beroep in cassatie instelt.