Home

Gerechtshof 's-Gravenhage, 22-06-2005, AU2018, 04/01944

Gerechtshof 's-Gravenhage, 22-06-2005, AU2018, 04/01944

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Datum uitspraak
22 juni 2005
Datum publicatie
6 september 2005
ECLI
ECLI:NL:GHSGR:2005:AU2018
Zaaknummer
04/01944

Inhoudsindicatie

Proceskostenvergoeding bezwaarfase ten onrechte geweigerd, de onrechtmatigheid is aan de Inspecteur te wijten omdat hij bij vaststelling van de aanslag van onjuiste gegevens uitgegaan, het inroepen van de rechtsbijstand in de bezwaarfase door belanghebbende is in redelijkheid geschied, de omstandigheid dat belanghebbende ervoor heeft gekozen om een bezwaarschrift in te dienen, ook al had in met een telefonische reactie kunnen worden volstaan, kan aan haar niet worden tegengeworpen. Artikel 6:4, lid 1, van de Awb schrijft immers voor dat het maken van bezwaar geschiedt door het indienen van een bezwaarschrift bij het bestuursorgaan dat het besluit heeft genomen. Die bepaling laat dan ook geen ruimte dat telefonisch bezwaar kan worden gemaakt.

Uitspraak

GERECHTSHOF TE 's-GRAVENHAGE

derde enkelvoudige belastingkamer

22 juni 2005

nummer BK-04/01944

PROCES-VERBAAL

van de mondelinge uitspraak op het beroep van mevrouw X te Z tegen de uitspraak van de heffingsambtenaar van het waterschap Zeeuwse Eilanden (hierna: de Inspecteur) van 25 juni 2004 waarbij het verzoek om vergoeding van de kosten van het bezwaar tegen de aanslag in de waterschapsbelastingen voor het jaar 2004 is afgewezen.

De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgehad ter zitting van het Gerechtshof van 8 juni 2005, gehouden te Middelburg. Aldaar zijn verschenen A namens belanghebbende en B namens de Inspecteur.

Beslissing

Het Gerechtshof

- verklaart het beroep gegrond,

- vernietigt de uitspraak waarvan beroep,

- veroordeelt de Inspecteur in de kosten van het bezwaar, aan de zijde van belanghebbende gevallen en vastgesteld op € 41,

- veroordeelt de Inspecteur in de kosten van het beroep, aan de zijde van belanghebbende gevallen en vastgesteld op € 402,50,

- wijst het waterschap Zeeuwse Eilanden aan als de rechtspersoon die vermelde kosten moet vergoeden, en

- gelast het waterschap Zeeuwse Eilanden het voor deze zaak gestorte griffierecht van € 37 aan belanghebbende te vergoeden.

Gronden

1. Op 29 maart 2002 is C overleden. Als enige en algehele erfgenaam heeft hij zijn echtgenote, mevrouw X (belanghebbende), nagelaten. Zij is geboren op 21 augustus 1923. Met dagtekening 30 april 2004 heeft de Inspecteur aan "C (erven) cs" als eigenaar van het (gebouwde) object, plaatselijk bekend a-straat 1 te Q, een aanslag in de waterschaps-belastingen ten bedrage van € 171 opgelegd. Tegen deze aanslag heeft de gemachtigde van belanghebbende, A van het gelijknamig administratiekantoor te Q, namens haar een bezwaarschrift ingediend. Daarbij heeft zij aangevoerd dat zij geen eigenaar van het object is en dat zij dit object ook niet krachtens erfrecht heeft verkregen. Verder heeft zij verzocht de aanslag te vernietigen en de kosten van het bezwaarschrift te vergoeden. Bij uitspraak van 24 juni 2004 heeft de Inspecteur de aanslag verminderd tot nihil uit overweging dat uit onderzoek is gebleken dat het object in de omslagadministratie abusievelijk op de naam van belanghebbende is gezet en dat de oorzaak daarvan is gelegen in het feit dat aan het object abusievelijk een ander kadastraal perceel was gekoppeld waarvan C voor 1/96 mede-eigenaar was. Bij afzonderlijke uitspraak van 25 juni 2004 heeft de Inspecteur besloten het verzoek om vergoeding van de kosten van het bezwaar af te wijzen waarbij hij het volgende heeft overwogen:

"In aanmerking nemend dat door u geen gespecificeerde rekening van de gemaakte kosten is overgelegd en dat op een simpele wijze duidelijk kon worden gemaakt dat de opgelegde aanslag niet terecht was, stel ik mij op het standpunt dat de redelijkheid van de gemaakte kosten niet is aangetoond."

2. Tegen deze afwijzing is belanghebbende in beroep gekomen en heeft geconcludeerd dat aan haar de kosten die zij in verband met de behandeling van het bezwaar redelijkerwijs heeft moeten maken, moeten worden vergoed. Daarbij gaat het om de kosten van een professionele rechtshulpverlener, welke kosten door belanghebbende met inachtneming van het Besluit proceskosten bestuursrecht en de door de Inspecteur gehanteerde beleidsregels zijn vastgesteld op € 41.

3. De Inspecteur heeft zich daartegenover verweerd en het volgende aangevoerd. In de bijsluiter bij het aanslagbiljet is aangegeven dat telefonisch bezwaar kan worden gemaakt en dat, indien de voorkeur wordt gegeven het schriftelijk te doen, wordt verzocht dit door middel van invulling van een bijgevoegd modelbezwaarschrift te doen. In dit geval had met een telefonische reactie kunnen worden volstaan. Er is sprake van een door het waterschap gemaakte vergissing die na zo'n reactie in een tijdsbestek van vijf minuten zou zijn hersteld. Het niet als zodanig herkennen van een vergissing komt voor rekening van belanghebbende. Nu belanghebbende ervan heeft afgezien de aangeboden meest voordelige bezwaarprocedure te volgen, is zij buiten de in acht te nemen redelijkheidsgrenzen getreden en dient zij de gevolgen daarvan zelf te dragen.

4. Dienaangaande overweegt het Hof als volgt.

4.1. Op grond van art. 7:15, lid 2, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) worden kosten, die de belanghebbende in verband met de behandeling van het bezwaar redelijkerwijs heeft moeten maken, door het bestuursorgaan uitsluitend vergoed op verzoek van de belanghebbende voorzover het bestreden besluit wordt herroepen wegens aan het bestuursorgaan te wijten onrechtmatigheid.

4.2. In de toelichting bij het amendement waarbij de tekst van die bepaling is ingevoerd, is het volgende vermeld (Kamerstukken II 2000/2001, nr. 27 024, nr. 14, blz. 1-2):

"Dit amendement bewerkstelligt dat de kosten die een burger redelijkerwijs heeft moeten maken voor de behandeling van een bezwaar- of administratief beroepschrift, door de overheid worden vergoed, wanneer de overheid het besluit herroept wegens de onrechtmatigheid ervan. Die onrechtmatigheid moet wel aan de overheid te wijten zijn. Dit betekent dat deze kosten aanzienlijk eerder voor vergoeding in aanmerking komen dan in het regeringsvoorstel."

4.3. Nu de Inspecteur de onderwerpelijke aanslag tot nihil heeft verminderd, staat vast dat het bestreden besluit is herroepen.

4.4. In het onderhavige geval heeft die herroeping plaatsgevonden wegens de onrechtmatigheid van het bestreden besluit. Nu vaststaat dat belanghebbende niet krachtens eigendom, bezit of beperkt recht het genot heeft van het object, is de onderwerpelijke aanslag immers in strijd met de wet opgelegd.

4.5. Aangezien hij bij de vaststelling van de aanslag van onjuiste gegevens is uitgegaan, is de onrechtmatigheid aan de Inspecteur te wijten.

4.6. Naar het oordeel van het Hof is het inroepen van de rechtsbijstand in de bezwaarfase door belanghebbende in redelijkheid geschied. Anders dan de Inspecteur heeft gesteld, gaat het in dit geval niet om een evidente rekenfout of een daarmee op één lijn te stellen vergissing die voor belanghebbende redelijkerwijs kenbaar had moeten zijn. Daarbij moet mede in aanmerking worden genomen dat, naar belanghebbende onweersproken heeft gesteld, zij vanwege haar ouderdom en het ontbreken van een juridische achtergrond niet in staat is om zelf bezwaar te maken.

4.7. De omstandigheid dat zij ervoor heeft gekozen om een bezwaarschrift in te dienen, ook al had in dit geval - naar het Hof wil aannemen - met een telefonische reactie kunnen worden volstaan, kan aan belanghebbende niet worden tegengeworpen. Artikel 6:4, lid 1, van de Awb schrijft immers voor dat het maken van bezwaar geschiedt door het indienen van een bezwaarschrift bij het bestuursorgaan dat het besluit heeft genomen. Die bepaling laat dan ook geen ruimte dat telefonisch bezwaar kan worden gemaakt.

4.8. Uit het vorenstaande volgt dat de Inspecteur het verzoek van belanghebbende ten onrechte heeft afgewezen. Op de voet van artikel 8:75 van de Awb zal het Hof de Inspecteur dan ook veroordelen in de kosten die belanghebbende in verband met de behandeling van het bezwaar heeft moeten maken. Nu de hoogte van het verzochte bedrag tussen partijen niet in geschil is, zal het Hof het bedrag van de kosten dienovereenkomstig vaststellen op € 41.

4.9. Nu het beroep gegrond is, acht het Hof voorts termen aanwezig de Inspecteur te veroordelen tot vergoeding van de kosten van het beroep als bedoeld in art. 8:75 van de Awb. Gelet op het Besluit proceskosten bestuursrecht komen voor vergoeding in aanmerking de kosten van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand ad € 402,50 (€ 322 x 2,5 wegens proceshandelingen x 0,5 wegens het gewicht van de zaak). De reiskosten van de gemachtigde voor het bijwonen van de zitting kunnen niet afzonderlijk worden vergoed, omdat die reeds zijn begrepen in de vergoeding voor rechtsbijstand. De kosten voor het opmaken van de verklaring van erfrecht, waarvan de overlegging door de griffier is verzocht, komen niet voor vergoeding in aanmerking. Deze kosten kunnen immers niet worden gerangschikt onder de kostenposten die in artikel 1 van het genoemde besluit limitatief zijn opgesomd. Overige voor vergoeding in aanmerking komende kosten zijn gesteld noch gebleken. Wel dient het waterschap het door belanghebbende voor deze zaak gestorte griffierecht aan haar te vergoeden.

Deze uitspraak is vastgesteld door mr. Tijnagel. De beslissing is op 22 juni 2005 in het openbaar uitgesproken, in tegenwoordigheid van de griffier.

(Kwestro)

(Tijnagel)

aangetekend aan

partijen verzonden:

Ieder van de partijen kan binnen zes weken na de verzenddatum van deze uitspraak beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:

1. Bij het beroepschrift wordt een kopie van deze uitspraak gevoegd.

2. Het beroepschrift wordt ondertekend en bevat ten minste:

- de naam en het adres van de indiener;

- de dagtekening;

- de vermelding van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is

gericht.

Het beroepschrift moet worden gezonden aan de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag.

Tenzij de Hoge Raad anders bepaalt, zal het gerechtshof de mondelinge uitspraak vervangen door een schriftelijke. In dat geval krijgt u de gelegenheid de gronden van het beroep in cassatie alsnog te verstrekken of aan te vullen. De partij die beroep in cassatie instelt is griffierecht verschuldigd en zal daarover bericht ontvangen van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan worden verzocht de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.

nummer BK-04/01944