Gerechtshof 's-Gravenhage, 24-05-2005, AU2500, BK-04/01138
Gerechtshof 's-Gravenhage, 24-05-2005, AU2500, BK-04/01138
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof 's-Gravenhage
- Datum uitspraak
- 24 mei 2005
- Datum publicatie
- 13 september 2005
- ECLI
- ECLI:NL:GHSGR:2005:AU2500
- Zaaknummer
- BK-04/01138
- Relevante informatie
- Wet op de vennootschapsbelasting 1969 [Tekst geldig vanaf 01-01-2023] art. 20a
Inhoudsindicatie
Herzieningsbeschikking vastellen verlies/ De door belanghebbende ingediende aangifte gaf in dit geval geen aanleiding voor de Inspecteur tot het instellen van een onderzoek naar de juistheid van gegevens betreffende milieuinvesteringsaftrek/ De technische beoordeling van een in een milieulijst opgenomen bedrijfsmiddel is hier niet aan de Inspecteur.
Uitspraak
GERECHTSHOF TE 's-GRAVENHAGE
eerste meervoudige belastingkamer
24 mei 2005
nummer BK-04/01138
UITSPRAAK
op het beroep van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid X B.V. te Z tegen de uitspraak van de Inspecteur P, betreffende na te noemen herzieningsbeschikking.
1. Beschikking, herzieningsbeschikking, boetebeschikking en bezwaar
1.1 Ten aanzien van belanghebbende is bij beschikking het verlies van het jaar 2000 vastgesteld op ƒ 716.325. Vervolgens heeft de Inspecteur deze beschikking herzien en het verlies nader vastgesteld op ƒ 521.878. Gelijktijdig met het nemen van deze herzieningsbeschikking heeft de Inspecteur een vergrijpboete opgelegd van ƒ 19.444.
1.2 Het tegen de herzieningsbeschikking gerichte bezwaar van
belanghebbende is bij de bestreden uitspraak afgewezen. Het bezwaar tegen de boetebeschikking heeft de Inspecteur volledig toegewezen.
2. Loop van het geding
2.1 Belanghebbende is van de bovenvermelde uitspraak met betrekking tot de herzieningsbeschikking in beroep gekomen bij het Hof. In verband daarmee is door de griffier een griffierecht geheven van € 273. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
2.2 Belanghebbende heeft vervolgens een conclusie van repliek
ingediend, waarop de Inspecteur heeft gereageerd met een conclusie van dupliek.
2.3 De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgehad ter zitting van het Gerechtshof van 12 april 2005, gehouden te Den Haag. Aldaar zijn beide partijen verschenen. Van het verhandelde ter zitting is door de griffier een proces-verbaal opgemaakt.
3. Vaststaande feiten
Op grond van de stukken van het geding en het ter zitting verhandelde is, als tussen partijen niet in geschil, dan wel door een van hen gesteld en door de wederpartij niet of onvoldoende weersproken, het volgende komen vast te staan:
3.1 Belanghebbende vormt samen met haar dochtervennootschappen A BV, B BV en C BV een fiscale eenheid in de zin van artikel 15 van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 (hierna: de Wet).
3.2 Belanghebbende heeft in het jaar 2000 investeringen in bedrijfsmiddelen gedaan, waarvan vijf kwalificeren voor milieu-investeringsaftrek als bedoeld in artikel 11, eerste lid, onderdeel c, van de Wet op de inkomstenbelasting 1964 (tekst voor het jaar 2000). Van deze bedrijfsmiddelen zijn drie in het onderhavige jaar in gebruik genomen en met betrekking tot deze bedrijfsmiddelen kan een gedeelte van het investeringsbedrag ten laste van de winst over dit jaar worden gebracht.
3.3 Belanghebbende heeft de betreffende investeringen gemeld bij het Bureau investeringsregelingen en willekeurige afschrijving te Breda. Deze heeft een kopie van de meldingsformulieren doorgestuurd naar Senter te Zwolle voor een technische beoordeling. De meldingen betreffen de navolgende investeringen:
code volgens bedrijfsmiddel investeringsbedrag
Milieulijst MIA
1. B 5013 Faun telescoopkraan ƒ 1.037.000
2. B 5002 Wiellaadschop Komatsu ƒ 240.000
3. B 1071 Recyclinginstallatie ƒ 326.991
3.4 In de aangifte voor de vennootschapsbelasting van het onderhavige jaar heeft belanghebbende met betrekking tot deze investeringen milieu-investeringsaftrek geclaimd als volgt:
bedrijfsmiddel investeringsbedrag Milieu-investeringsaftrek
percentage en bedrag
1. Faun telescoopkraan ƒ 1.050.126 15,00% ƒ 157.519
2. Komatsu WA270-3 ƒ 240.000 15,00% ƒ 36.000
3. Recyclinginstallatie ƒ 326.991 15,00% ƒ 49.049
In deze aangifte is een verlies aangegeven van ƒ 716.325. De Inspecteur heeft de aangifte gevolgd en hij heeft het belastbare bedrag op nihil vastgesteld en bij beschikking, gedagtekend 20 oktober 2001, het verlies op ƒ 716.325.
3.5 Vervolgens heeft de Inspecteur van Senter renseignementen ontvangen met betrekking tot de onderwerpelijke investeringen, waaruit blijkt dat het percentage van het investeringsbedrag dat voor milieu-investeringsaftrek in aanmerking komt, in verband met de wettelijk voorgeschreven aftopping voor het betreffende type bedrijfsmiddel, twintig bedraagt, waarover vijftien percent als milieu-investeringsaftrek ten laste van de winst kan worden gebracht. In verband hiermee heeft de Inspecteur bij belanghebbende een deelonderzoek doen instellen, waarvan op 16 oktober 2003 een rapport is opgemaakt. Een kopie van het rapport behoort tot de gedingstukken. Op grond van de bevindingen van dit onderzoek heeft de Inspecteur de in geschil zijnde herzieningsbeschikking genomen.
4. Omschrijving geschil en standpunten van partijen
4.1 Het geschil dat partijen verdeeld houdt betreft het antwoord op de vraag of de Inspecteur voor het nemen van de onderwerpelijke herzieningsbeschikking over een nieuw feit beschikte en, indien deze vraag ontkennend wordt beantwoord, of belanghebbende ter zake van het feit dat een vermoeden heeft opgeleverd dat het verlies te hoog is vastgesteld, te kwader trouw was.
4.2 Belanghebbende beantwoordt deze vragen ontkennend en de
de Inspecteur bevestigend.
4.3 Het standpunt van belanghebbende is - kort weergegeven - als volgt.
- De Inspecteur had door een vergelijking van de aangifte met de in de meldingsformulieren opgenomen investeringsbedragen kunnen zien dat hierin met de aftopping geen rekening is gehouden.
- Op de meldingsformulieren die bij het Bureau investeringsregelingen en willekeurige afschrijving van de Belastingdienst zijn ingediend staan de meldingsnummers vermeld. Aangezien met betrekking tot twee van de drie investeringen sprake is van beperking van geluidsemissies - de meldingsnummers vangen aan met 5 -, had al de conclusie kunnen worden getrokken dat van een aftopping sprake was.
- De milieu-investeringsaftrek is in het jaar 2000 ingevoerd, hetgeen meebrengt dat een extra controle van de aangifte op dit onderdeel had moeten worden ingesteld.
- Ook de omvang van de geclaimde aftrek in relatie tot het resultaat en de totale investering in vaste activa brengt mee dat de Inspecteur aan de juistheid daarvan had moeten twijfelen.
- De Inspecteur had het resultaat van het onderzoek door Senter moeten afwachten alvorens over te gaan tot het vaststellen van het jaarverlies.
- In casu is bij het invullen van de betreffende bijlage bij de aangifte een vergissing gemaakt en er is geen sprake van kwade trouw.
4.4 De Inspecteur neemt - kort samengevat - het navolgende standpunt in.
- Bij het vaststellen van de aanslag kan de inspecteur in het algemeen uitgaan van de juistheid van de aangifte. In casu bestond geen reden om aan de juistheid van de daarin opgenomen gegevens te twijfelen.
- De aangifte en de jaarrekening van belanghebbende zijn opgesteld door een professioneel kantoor.
- Uit de Milieulijst 2000 blijkt dat van de circa 440 premiabele bedrijfsmiddelen op ongeveer 25 percent daarvan een aftopping van toepassing is. Hierbij is niet de omvang van de investering doorslaggevend, maar het milieucompartiment waarin de investering is gegroepeerd.
- Er bestond geen aanleiding de in de aangifte vermelde investeringen te vergelijken met de in de Milieulijst 2000 voorkomende investeringen. Dit vergt een technisch inzicht dat van een inspecteur niet kan worden verlangd.
- In verband met het vorenstaande bestond geen aanleiding te wachten op het resultaat van het onderzoek door Senter.
- Er is sprake van voorwaardelijk opzet.
5. Conclusies van partijen
Het beroep van belanghebbende strekt tot vernietiging van de uitspraak en van de herzieningsbeschikking. De Inspecteur heeft geconcludeerd tot ongegrondverklaring van het beroep.
6. Overwegingen omtrent het geschil
6.1 Voor de beantwoording van de vraag of de Inspecteur naar aanleiding van de in belanghebbendes aangifte opgenomen gegevens betreffende de milieu-investeringsaftrek een nader onderzoek naar de juistheid van die gegevens had dienen in te stellen, geldt als hoofdregel dat de inspecteur met vertrouwen op de aangifte mag afgaan. Slechts indien de inspecteur aan de aangifte en de overige omstandigheden van het geval een vermoeden dient te ontlenen dat de aangifte niet juist is, dient het nalaten van een onderzoek hem als een ambtelijk verzuim te worden aangerekend, HR 5 november 1986, nr. 24 075,
BNB 1987/19* en HR 6 juni 2001, nr. 36 306, BNB 2001/397.
6.2 Naar het oordeel van het Hof kan in het onderhavige geval niet worden gezegd dat de aangifte voor de Inspecteur aanleiding had dienen te vormen tot het instellen van een onderzoek naar de juistheid van de gegevens betreffende de milieu-investeringsaftrek. De aangifte maakte een verzorgde indruk en de daarin opgenomen gegevens waren op overzichtelijke wijze verstrekt en stemden overeen met die in de jaarrekening. De omstandigheid dat de in de aangifte geclaimde investeringsaftrek (ƒ 255.822) een substantieel deel uitmaakte van het aangegeven verlies (ƒ 716.325) maakt dit niet anders. In dit opzicht heeft de Inspecteur naar voren gebracht dat de geclaimde aftrek rond elf percent uitmaakte van het investeringsbedrag waarvoor de faciliteit gold. Ook de omstandigheid dat het jaar 2000 het eerste jaar was waarin deze regeling gold, brengt niet mee dat de Inspecteur hierin aanleiding had moeten zien tot het instellen van een onderzoek.
6.3 Voorts is van belang of de Inspecteur, alvorens hij het verlies vaststelde, de in de aangifte verstrekte gegevens had dienen te vergelijken met die welke in de meldingsformulieren ten behoeve van Bureau investeringsregelingen en willekeurige afschrijving waren opgenomen. In dit verband heeft belanghebbende met juistheid opgemerkt dat de Inspecteur over deze formulieren beschikte of in ieder geval kon beschikken. Naar het oordeel van het Hof kon de Inspecteur volstaan met het volgen van de gegevens die belanghebbende in haar aangifte had verstrekt en behoefde hij niet deze gegevens te vergelijken met die van het meldingsformulier. Dit oordeel is hierop gegrond dat de zogenoemde Codes van de milieu-investering volgens de Milieulijst MIA verwijzen naar de in deze lijst opgenomen technische omschrijving van het bedrijfsmiddel waarin wordt geïnvesteerd. Uit deze lijst kan enkel worden afgeleid dat investeringen die zijn opgenomen in het vijfde hoofdstuk en beginnende met nummer B 5000 investeringen zijn ter voorkoming of beperking van geluidsemissies. De letter B geeft aan dat de aftrek vijftien percent bedraagt en dat een combinatie met VAMIL mogelijk is. Het is aan Senter, die de technische beoordeling uitvoert, te bepalen of een bepaald bedrijfsmiddel voldoet aan de in de Milieulijst gestelde omschrijving. De Inspecteur heeft in dit opzicht geen taak en beoordeelt enkel of een belastingplichtige in aanmerking komt voor de aftrek.
6.4 Het in 6.2 en 6.3 overwogene brengt tevens mee dat de Inspecteur niet het resultaat van het onderzoek van Senter behoefde af te wachten, alvorens hij de verliesbeschikking nam. Dit is alleen noodzakelijk indien de Inspecteur vóór dat tijdstip zodanig twijfelde aan de juistheid van de aangifte dat hij het nodig oordeelde een onderzoek in te stellen, HR 4 oktober 2002, nr, 37 401, BNB 2002/388. Zoals volgt uit hetgeen in 6.2 is overwogen, bestond in het onderhavige geval geen noodzaak voor zulk een twijfel.
6.5 Op grond van al hetgeen hiervoren is overwogen, is het Hof van oordeel dat hier geen sprake is van een ambtelijk verzuim, zodat aan de Inspecteur het recht toekomt bij herzieningsbeschikking het verlies nader op een lager bedrag vast te stellen. De omvang van het verlies is verder niet in geschil.
6.6 De subsidiaire stelling van de Inspecteur dat aan belanghebbende voorwaardelijk opzet kan worden verweten, behoeft verder geen behandeling.
7. Proceskosten
Het Hof acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.
8. Beslissing
Het Gerechtshof verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is vastgesteld door mrs. Tijnagel, Savelbergh en Van Walderveen. De beslissing is op 24 mei 2005 in het openbaar uitgesproken, in tegenwoordigheid van de griffier.
(Crabbendam)
(Tijnagel)
Aangetekend aan
Partijen verzonden:
Ieder van de partijen kan binnen zes weken na de verzenddatum van deze uitspraak beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:
1. Bij het beroepschrift wordt een kopie van deze uitspraak gevoegd.
2. Het beroepschrift wordt ondertekend en bevat ten minste:
- de naam en het adres van de indiener;
- de dagtekening;
- de vermelding van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is
gericht;
- de gronden van het beroep in cassatie.
Het beroepschrift moet worden gezonden aan de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag.
De partij die beroep in cassatie instelt is griffierecht verschuldigd en zal daarover bericht ontvangen van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan worden verzocht de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.
??
nummer BK-04/01138 blz. 7/7