Home

Gerechtshof 's-Gravenhage, 07-09-2005, AU6853, BK-04/02869

Gerechtshof 's-Gravenhage, 07-09-2005, AU6853, BK-04/02869

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Datum uitspraak
7 september 2005
Datum publicatie
24 november 2005
ECLI
ECLI:NL:GHSGR:2005:AU6853
Zaaknummer
BK-04/02869
Relevante informatie
Wet inkomstenbelasting 2001 [Tekst geldig vanaf 30-04-2024 tot 01-01-2025] art. 3.76, Wet inkomstenbelasting 2001 [Tekst geldig vanaf 30-04-2024 tot 01-01-2025] art. 3.6

Inhoudsindicatie

Geen zelfstandigenaftrek toegestaan. Ecthgenote verricht in firmaverband voor meer dan 70 percent ondersteunende werkzaamheden in het cv-installatie- en loodgietersbedrijf van de echtgenoot. Belanghebbende verricht niet zelf de technische werkzaamheden. Ongebruikelijk samenwerkingsverband.

Uitspraak

GERECHTSHOF TE 's-GRAVENHAGE

derde enkelvoudige belastingkamer

7 september 2005

nummer BK-04/02869

PROCES-VERBAAL

van de mondelinge uitspraak op het beroep van X te Z tegen de uitspraak van de Inspecteur, de voorzitter van het managementteam van de Belastingdienst/P op het bezwaarschrift van belanghebbende tegen de aan de haar opgelegde aanslag in de inkomstenbelasting en de premie volksverzekeringen voor het jaar 2001.

De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgehad ter zitting van het Gerechtshof van 24 augustus 2005, gehouden te Middelburg. Aldaar zijn beide partijen verschenen.

Beslissing

Het Gerechtshof verklaart het beroep ongegrond.

Gronden

1.1. Belanghebbende exploiteert vanaf 1 februari 1993 samen met haar echtgenoot een cv-installatie-, water-, loodgieters- en gasbedrijf in de vorm van een vennootschap onder firma onder de naam "A" te Z. De echtgenoot verricht de onderhouds- en installatiewerkzaamheden samen met een werknemer en heeft de diploma's.

1.2. Belanghebbende verricht de volgende werkzaamheden: het (telefonisch) te woord staan van klanten, het telefonisch adviseren in het oplossen door de klant zelf van eenvoudige storingen, het plannen van onderhouds- en reparatiewerkzaamheden, voorraadbewaking en bestelling, voorbereiding en bespreking van de jaarrekening, contacten met de bank- en de verzekeringsmaatschappij, het verzorgen van diverse correspondentie, bestellen van werkkleding, verzorgen administratie en afstemmen van btw-aangiften.

1.3. De winstverdeling uit de vennootschapsakte uit 1993 is als volgt: 60 percent voor de echtgenoot en 40 percent voor belanghebbende. In de jaarrekening voor het jaar 2001 was de winst bij helfte verdeeld.

1.4. De Inspecteur heeft bij het vaststellen van de aanslag inkomstenbelasting- en de premie volksverzekeringen voor het jaar 2001 het door belanghebbende aangegeven inkomen uit werk en woning van ? 34.647 gecorrigeerd met de door haar in aanmerking genomen zelfstandigenaftrek van ? 4.675 en het belastbare inkomen uit werk en woning vastgesteld op ? 39.322.

2. In geschil is het antwoord op de vraag of belanghebbende recht heeft op toepassing van de zelfstandigenaftrek als bedoeld in artikel 3.76 Wet IB 2001, welke vraag belanghebbende bevestigend en de Inspecteur ontkennend beantwoordt. Niet in geschil is dat belanghebbende onderneemster is en 1225 uur in de onderneming werkt. Partijen verschillen van mening of die uren alle kwalificeren voor het urencriterium zoals omschreven in artikel 3.6, lid 1, Wet IB 2001.

3. Ingevolge artikel 3.76, lid 1, Wet IB 2001 geldt de zelfstandigenaftrek voor de ondernemer die aan het urencriterium voldoet en bij het begin van het kalenderjaar de leeftijd van 65 jaar nog niet heeft bereikt.

4. Ingevolge artikel 3.6, lid 1, Wet 2001 wordt onder urencriterium verstaan: het gedurende het kalenderjaar besteden van ten minste 1225 uren aan werkzaamheden voor een of meer ondernemingen waaruit de belastingplichtige als ondernemer winst geniet, indien:

a. de tijd die in totaal wordt besteed aan die ondernemingen en het verrichten van werkzaamheden in de zin van de afdelingen 3.3 en 3.4, grotendeels wordt besteed aan die ondernemingen of

b. de ondernemer in een of meer van de vijf voorafgaande kalenderjaren geen ondernemer was.

Ingevolge lid 2, onderdeel a, van genoemd artikel komen voor de toepassing van het eerste lid, aanhef, niet in aanmerking werkzaamheden ten behoeve van een onderneming waaruit de belastingplichtige als ondernemer winst geniet en die deel uitmaakt van een samenwerkingsverband met een of meer met hem verbonden personen, indien de door de belastingplichtige verrichte werkzaamheden ten behoeve van het samenwerkingsverband hoofdzakelijk van ondersteunende aard zijn en het ongebruikelijk is dat een dergelijk samenwerkingsverband tussen niet-verbonden personen wordt aangegaan.

5. Niet in geschil is dat belanghebbende en haar echtgenoot verbonden personen zijn in de zin van artikel 3.6 van de Wet IB 2001.

6. Het Hof is, mede gelet op de door belanghebbende in de stukken en door de echtgenoot ter zitting gegeven toelichting, waarvan hiervoor onder 1.2 een samenvatting is gegeven, van oordeel dat de door belanghebbende voor het bedrijf verrichte werkzaamheden voor meer dan 70 percent als ondersteunende werkzaamheden zijn aan te merken. Het Hof heeft daarbij in aanmerking genomen dat het te dezen om een technisch installatiebedrijf gaat waarvoor belanghebbende geen diploma's heeft en, naar ook niet is gebleken, over voldoende deskundigheid beschikt om deze werkzaamheden te verrichten. Het zijn die installatiewerkzaamheden die de onderneming in staat stellen de omzet te behalen. De door belanghebbende verrichte werkzaamheden bieden daaraan ondersteuning. Het Hof acht het voorts niet gebruikelijk dat met niet-verbonden personen een dergelijk samenwerkingsverband zal worden aangegaan. Veeleer zal daarvoor een werknemer worden ingeschakeld. Op grond van het vorenstaande komt aan belanghebbende niet de zelfstandigenaftrek toe.

7. Het Hof acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.

Deze uitspraak is vastgesteld door mr. Tijnagel. De beslissing is op 7 september 2005 in het openbaar uitgesproken, in tegenwoordigheid van de griffier.

(Postema)

(Tijnagel)

Aangetekend aan

partijen verzonden: 20 september 2005.

Zowel de belanghebbende als het daartoe bevoegde bestuursorgaan kan binnen zes weken na de verzenddatum van deze uitspraak beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:

1. Bij het beroepschrift wordt een kopie van deze uitspraak gevoegd.

2. Het beroepschrift wordt ondertekend en bevat ten minste:

- de naam en het adres van de indiener;

- de dagtekening;

- de vermelding van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is

gericht.

Het beroepschrift moet worden gezonden aan de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag.

Tenzij de Hoge Raad anders bepaalt, zal het gerechtshof de mondelinge uitspraak vervangen door een schriftelijke. In dat geval krijgt u de gelegenheid de gronden van het beroep in cassatie alsnog te verstrekken of aan te vullen. De partij die beroep in cassatie instelt is griffierecht verschuldigd en zal daarover bericht ontvangen van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan worden verzocht de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.

nummer BK-04/02869 blz. 4/4