Gerechtshof 's-Gravenhage, 07-12-2005, AU8251, BK-04/02623
Gerechtshof 's-Gravenhage, 07-12-2005, AU8251, BK-04/02623
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof 's-Gravenhage
- Datum uitspraak
- 7 december 2005
- Datum publicatie
- 16 december 2005
- ECLI
- ECLI:NL:GHSGR:2005:AU8251
- Zaaknummer
- BK-04/02623
- Relevante informatie
- Gemeentewet [Tekst geldig vanaf 31-01-2024] art. 220c
Inhoudsindicatie
OZB aanslag op basis van WOZ-mutatiebeschikking die eerst vastgesteld en bekendgemaakt is na het opleggen van de aanslag. Dagtekening mutatiebeschikking is datum van van vastellen daarvan. Nu mutatiebeschikking eerst na aanslag is vastgesteld moet aanslag worden gebaseerd op eerdere WOZ-beschikking.
Uitspraak
GERECHTSHOF TE 's-GRAVENHAGE
vierde enkelvoudige belastingkamer
7 december 2005
nummer BK-04/02623
PROCES-VERBAAL
van de mondelinge uitspraak op het beroep van X. te Z tegen de uitspraak van de ambtenaar, belast met de heffing van belastingen van de gemeente Alkemade (hierna: de Inspecteur), op het bezwaarschrift van belanghebbende tegen de aan hem opgelegde aanslagen in de onroerende-zaakbelastingen dezer gemeente voor het jaar 2004.
De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgehad ter zitting van het Gerechtshof van 23 november 2004, gehouden te Den Haag. Aldaar zijn beide partijen verschenen.
Beslissing
Het Gerechtshof
- verklaart het beroep gegrond,
- vernietigt de uitspraak waarvan beroep,
- vermindert de aanslagen tot aanslagen naar een heffingsmaatstaf van e 249.400, en
- gelast de gemeente Alkemade het voor deze zaak gestorte griffierecht van e 37 aan belanghebbende te vergoeden.
Geschil
1. In geschil is of de onderhavige aanslagen terecht zijn opgelegd naar een heffingsmaatstaf van e 288.000.
Vaststaande feiten
2. Belanghebbende was op 1 januari 2004 eigenaar en gebruiker van de onroerende zaak, plaatselijk bekend als a-weg 1 te Nieuwe Wetering (hierna: de onroerende zaak). Het betreft een nieuw gebouwde woning welke op 10 januari 2003 aan belanghebbende is opgeleverd.
3. Met dagtekening 8 maart 2003 ontving belanghebbende een beschikking als bedoeld in hoofdstuk IV van de Wet waardering onroerende zaken (hierna: de Wet). Deze beschikking vermeldt dat de daarop genoemde waarde van e 249.400 is vastgesteld naar de waardepeildatum 1 januari 1999, dat deze geldt voor het tijdvak 1 januari 2001 tot 1 januari 2005 en dat zij met ingang van 1 januari 2003 in de plaats treedt van een eerder genomen beschikking.
4. Met dagtekening 31 maart 2004 zijn aan belanghebbende de onderhavige aanslagen opgelegd naar een heffingsmaatstaf van e 288.000.
5. Het tegen de aanslagen gerichte bezwaar van belanghebbende is bij de bestreden uitspraak van 5 juli 2004 afgewezen. In de uitspraak wordt onder meer gesteld dat de bij de voormelde beschikking vastgestelde waarde van e 249.400 de waarde van de onroerende zaak in aanbouw betrof, waarbij er van werd uitgegaan dat de onroerende zaak voor 80 percent gereed was. Aangezien de onroerende zaak op 1 januari 2004 volledig gereed was - aldus de uitspraak - bedroeg de waarde op dat moment e 288.000 en had belanghebbende per abuis geen nieuwe waardeschikking ontvangen. Bij de uitspraak was een op 30 juni 2004 gedagtekende 'mutatiebeschikking Wet WOZ' gevoegd. Deze beschikking vermeldt dat de daarop genoemde waarde van e 288.000 is vastgesteld naar de waardepeildatum 1 januari 1999, dat deze geldt voor het tijdvak 1 januari 2001 tot 1 januari 2005 en dat zij met ingang van 1 januari 2004 in de plaats treedt van een eerder genomen beschikking.
6. Belanghebbende heeft tegen de mutatiebeschikking bezwaar gemaakt. Op dat bezwaar is tot op heden geen uitspraak gedaan.
7. De Inspecteur heeft bij het verweerschrift een zogeheten schermprintje van de mutatiebeschikking gevoegd. Op deze afdruk staat onder meer vermeld "opname: 12-03-2004".
Beoordeling van het beroep
8. Ingevolge artikel 3, lid 1, van de Verordening onroerende zaakbelastingen 2004 is de heffingsmaatstaf voor de onroerende-zaakbelastingen de op de voet van hoofdstuk IV van de Wet vastgestelde waarde van de onroerende zaak.
9. Krachtens artikel 30, lid 1, van de Wet juncto artikel 5, lid 1, tweede volzin, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, geldt de dagtekening van een WOZ-biljet als dagtekening van de vaststelling van de daarop vermelde beschikking.
10. Het vorenstaande brengt mee dat de bij de uitspraak op het bezwaar gevoegde mutatiebeschikking is vastgesteld op 30 juni 2004 en niet - zoals de Inspecteur onder verwijzing naar het schermprintje stelt - op 12 maart 2004. Deze mutatiebeschikking was derhalve nog niet vastgesteld ten tijde van het vaststellen van de aanslagen op 31 maart 2004 en kan bijgevolg ook niet aan die aanslagen ten grondslag worden gelegd. Het beroep van de Inspecteur op het arrest van de Hoge Raad van 13 mei 2005, nr. 39.569 (BNB 2005/257), faalt, aangezien in die zaak klaarblijkelijk niet in geschil was dat de WOZ-beschikking reeds vóór het opleggen van de aanslagen was vastgesteld.
11. Gelet op het hiervoor overwogene slaagt belanghebbendes grief dat de onderhavige aanslagen ten onrechte zijn opgelegd naar een heffingsmaatstaf van e 288.000. De aanslagen dienen te worden opgelegd naar de bij de beschikking van 8 maart 2003 vastgestelde waarde van e 249.400.
12. Belanghebbendes grief betreffende de voor 2005 te hanteren waarde van de onroerende zaak kan in de onderhavige zaak, die uitsluitend de voor het jaar 2004 opgelegde aanslagen betreft, niet aan de orde komen.
13. Het Hof acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht, nu belanghebbende ter zitting heeft verklaard geen aanspraak op een proceskostenvergoeding te maken. Wel dient aan belanghebbende het voor deze zaak gestorte griffierecht te worden vergoed.
Deze uitspraak is vastgesteld door mr. Vierhout. De beslissing is op 7 december 2005 in het openbaar uitgesproken, in tegenwoordigheid van de griffier.
aangetekend aan
partijen verzonden:
Zowel de belanghebbende als het daartoe bevoegde bestuursorgaan kan binnen zes weken na de verzenddatum van deze uitspraak beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:
1. Bij het beroepschrift wordt een kopie van deze uitspraak gevoegd.
2. Het beroepschrift wordt ondertekend en bevat ten minste:
- de naam en het adres van de indiener;
- de dagtekening;
- de vermelding van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is
gericht.
Het beroepschrift moet worden gezonden aan de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag.
Tenzij de Hoge Raad anders bepaalt, zal het gerechtshof de mondelinge uitspraak vervangen door een schriftelijke. In dat geval krijgt u de gelegenheid de gronden van het beroep in cassatie alsnog te verstrekken of aan te vullen. De partij die beroep in cassatie instelt is griffierecht verschuldigd en zal daarover bericht ontvangen van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan worden verzocht de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.