Home

Gerechtshof 's-Gravenhage, 17-02-2006, AW4556, BK-04/01262

Gerechtshof 's-Gravenhage, 17-02-2006, AW4556, BK-04/01262

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Datum uitspraak
17 februari 2006
Datum publicatie
6 juli 2006
ECLI
ECLI:NL:GHSGR:2006:AW4556
Zaaknummer
BK-04/01262

Inhoudsindicatie

aanslagen inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen; aanslag in de premie arbeidsongeschiktheidsverzekeringen zelfstandigen

Uitspraak

GERECHTSHOF TE 's-GRAVENHAGE

tweede meervoudige belastingkamer

17 februari 2006

nummer BK-04/01262

UITSPRAAK

op het beroep van A te Den Haag tegen de uitspraak van de In-specteur, de voorzitter van het managementteam van de Belas-tingdienst/Haaglanden, betreffende na te noemen aanslag en be-schikking.

1. Aanslag, beschikking en bezwaar

1.1. Aan belanghebbende is voor het jaar 1999 ambtshalve een aanslag in de premie arbeidsongeschiktheidsverzekeringen zelfstandigen (hierna: premie WAZ) opgelegd naar de maximum WAZ-grondslag van ƒ 55.000.

Gelijktijdig met het opleggen van de aanslag is een beschikking heffingsrente aan belanghebbende opgelegd.

1.2. De tegen de aanslag en beschikking gerichte bezwaren van belanghebbende zijn bij de bestreden uitspraak afgewezen.

2. Loop van het geding

2.1. Belanghebbende is van de bovenvermelde uitspraak in beroep gekomen bij het Hof. In verband daarmee is door de grif-fier een griffierecht geheven van € 37. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

2.2. De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsge-had ter zitting van het Gerechtshof van 6 januari 2006, gehou-den te Den Haag. Aldaar zijn namens de Inspecteur [...] en / verschenen, tot bijstand vergezeld door /. Namens be-langhebbende is niemand verschenen. De gemachtigde van belang-hebbende is door de griffier bij aangetekende brief met ont-vangstbevestiging, verzonden B onder vermelding van datum, plaats en tijdstip uitgenodigd om op de zitting te verschijnen. Blijkens door de griffier bij TPG Post ingewonnen inlichtingen is de vorenbedoelde brief op 22 november 2001 op het voormelde adres uitgereikt.

Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opge-maakt.

2.3. Ter zitting zijn tevens de zaken met de kenmerken BK-behandeld. Al hetgeen in de ene zaak is aangevoerd en overge-legd geldt als aangevoerd en overgelegd in de andere zaken.

3. Vaststaande feiten

Op grond van de stukken van het geding is, als tussen partijen niet in geschil, dan wel door een van hen gesteld en op zich-zelf aannemelijk, het volgende komen vast te staan:

3.1. Op 16 september 2001 is onder leiding van een offi-cier van justitie een opsporingsonderzoek ingesteld jegens be-langhebbende. Belanghebbende werd verdacht van verboden wapen-bezit. Bij de aanhouding van belanghebbende trof de politie naast twee vuurwapens ƒ 98.600 aan contanten aan. Verder bleek belanghebbende te rijden in een auto ten bedrage van ƒ 99.000 die enige tijd daarvoor contant was afgerekend.

3.2. Belanghebbende is op 22, 23 en 28 september 2001 ver-hoord door rechercheurs van de Politie Haaglanden. Deze verho-ren zijn vastgelegd in drie processen-verbaal. Afschriften hiervan behoren tot de gedingstukken. Belanghebbende heeft tij-dens de verhoren verklaard de bij de aanhouding aangetroffen contanten te hebben verdiend met werkzaamheden in de prostitu-tie en heeft daarbij aangegeven hiermee gemiddeld ƒ 7.000 tot ƒ 10.000 per maand te verdienen en al ongeveer vier jaren in de prostitutie werkzaam te zijn.

3.3. Aan belanghebbende is een aangiftebiljet inkomstenbe-lasting/premie volksverzekeringen/premie WAZ voor het jaar 1999 uitgereikt. Belanghebbende heeft van voornoemde inkomsten geen aangifte gedaan voor de inkomstenbelasting/premie volksverzeke-ringen/premie WAZ voor onder meer het onderhavige jaar.

3.4. De officier van justitie heeft op 27 september 2001 toestemming verleend alle relevante schriftelijke bescheiden en informatie ter beschikking te stellen van de belastingdienst Den Haag.

3.5. Naar aanleiding van de ontvangen informatie is een rapport opgemaakt omtrent de bevindingen ten aanzien van de om-zetgegevens ten behoeve van de inkomstenbelasting over de jaren 1997 tot en met 2001 en de omzetbelasting over het tijdvak

1 september 1997 tot en met 1 juli 2001. Een afschrift hiervan behoort tot de gedingstukken.

3.6. Naar aanleiding van de bevindingen uit het rapport heeft de Inspecteur vervolgens met dagtekening 2 oktober 2001 voormelde aanslag en beschikking ambtshalve aan belanghebbende opgelegd. De aanslag is berekend naar een jaaromzet van ƒ 102.000, het gemiddelde van de door belanghebbende genoemde inkomsten per maand maal twaalf. Bij het vaststellen van de hoogte van de aanslag is geen rekening gehouden met eventuele kosten die zijn gemaakt in verband met het genereren van het inkomen.

3.7. De gemachtigde van belanghebbende heeft tegen de aan-slag en beschikking met dagtekening 13 november 2001 bezwaar aangetekend. In het bezwaarschrift gaf hij aan het bezwaar-schrift nader toe te willen lichten. De gemachtigde is op

21 november 2001 en op 30 december 2003 verzocht het bezwaar nader te motiveren. In reactie op het verzoek van 15 november 2001 heeft hij bij brief met dagtekening van 5 december 2001 een korte motivering gegeven en daarbij om uitstel gevraagd voor een nadere motivering. Deze bleef uit. Na het tweede ver-zoek om nadere motivering van 30 december 2003, heeft de ge-machtigde verzocht om een hoorzitting op een door hem genoemde datum en tijd. De Inspecteur is hiermee akkoord gegaan. Een uur voor aanvang van deze hoorzitting heeft de gemachtigde de ge-plande hoorzitting afgezegd en een nieuwe datum voorgesteld. De Inspecteur is wederom akkoord gegaan met de door de gemachtigde genoemde datum en tijd. De tweede afspraak is een half uur voor tijd opnieuw door de gemachtigde afgezegd. De Inspecteur heeft de gemachtigde vervolgens een week, namelijk tot 4 maart 2004, de mogelijkheid geboden een nieuwe afspraak te maken. Van deze mogelijkheid heeft de gemachtigde geen gebruik gemaakt. Vervol-gens heeft de Inspecteur met dagtekening 22 maart 2004 uit-spraak op het bezwaarschrift gedaan aan de hand van de door de gemachtigde verstrekte korte motivering.

4. Omschrijving geschil en standpunten van partijen

4.1. Tussen partijen is in geschil of de aanslag en de heffingsrente terecht en tot het juiste bedrag aan belangheb-bende zijn opgelegd en berekend, welke vragen door belangheb-bende ontkennend en door de Inspecteur bevestigend worden be-antwoord.

4.2. Voor de standpunten van partijen en de gronden waarop zij deze doen steunen verwijst het Hof naar de gedingstukken.

5. Conclusies van partijen

5.1. Het beroep van belanghebbende strekt tot vernietiging van de bestreden uitspraak op bezwaar, tot vernietiging dan wel vermindering van de aanslag, tot vermindering van de in reke-ning gebrachte heffingsrente en tot veroordeling van de Inspec-teur in de door belanghebbende geleden schade.

5.2. De Inspecteur heeft geconcludeerd tot bevestiging van de bestreden uitspraak.

6. Overwegingen omtrent het geschil

6.1. Het Hof stelt voorop dat belanghebbende de bevindin-gen uit het onder 3.5 genoemde rapport als zodanig niet, al-thans in volstrekt onvoldoende mate, heeft bestreden en dat overigens geen aanleiding bestaat om aan die bevindingen te twijfelen.

6.2. De aanslag is berekend naar een jaaromzet correspon-derend met de door belanghebbende in de verhoren genoemde ge-middelde maandomzetten die hij behaalde als prostitué. Belang-hebbende heeft in de verhoren geen andere verklaring gegeven omtrent de afkomst van het geld. De stelling van belanghebbende in het beroepschrift, dat hij de verklaringen in de verhoren onder druk of levend in angst, vanwege een hardhandige arresta-tie en mishandeling daarbij, heeft afgelegd en dat hij om die reden niet kan instaan voor de stukken uit het strafdossier, heeft hij niet, althans in volstrekt onvoldoende mate, met be-wijsmiddelen gestaafd.

6.3. Belanghebbende heeft van zijn kant geen feiten en om-standigheden aannemelijk gemaakt op grond waarvan over de be-haalde omzetten en de verantwoording hiervan ook maar enigszins anders kan worden geoordeeld. Het gelijk is in zoverre aan de zijde van de Inspecteur, zodat zijn stelling omtrent de omke-ring van de bewijslast in verband met het niet voldoen aan de administratieve verplichtingen geen behandeling behoeft.

6.4. De Inspecteur komt in zijn pleitnota terecht ook op basis van de door belanghebbende in de verhoren geschetste uit-gaven, aankopen, leningen, aflossing van schulden en spaargel-den tot de conclusie dat de aanslag niet tot een te hoog bedrag is opgelegd.

6.5. De Inspecteur heeft in het onderhavige geval terecht geen acht geslagen op in de branche gebruikelijke inkomensgege-vens, nu belanghebbende zelf verklaringen heeft afgelegd over zijn inkomsten uit werkzaamheden in de prostitutie.

6.6. Belanghebbende stelt dat de Inspecteur ten onrechte geen acht heeft geslagen op de door belanghebbende gemaakte kosten ter realisering van zijn inkomsten. Belanghebbende heeft in de bezwaarfase aangegeven kosten te hebben gemaakt. Vervol-gens heeft de gemachtigde bij beide op zijn initiatief geplande hoorzittingen verstek laten gaan en ook schriftelijk geen spe-cificatie overgelegd of anderszins inzage in de gemaakte kosten gegeven. Ook in de beroepsfase heeft belanghebbende hierin geen inzicht gegeven. Naar het oordeel van het Hof is hiermee dan ook terecht geen rekening gehouden bij de berekening van de aanslag.

6.7. Het Hof is voorts van oordeel dat belanghebbende, te-genover de gemotiveerde betwisting daarvan door de Inspecteur, onvoldoende feiten en omstandigheden aannemelijk heeft gemaakt welke de gevolgtrekking rechtvaardigen dat de Inspecteur bij het opleggen van de aanslag in strijd heeft gehandeld met enig beginsel van behoorlijk bestuur, in het bijzonder het beginsel van willekeur. Zijn stelling dat bij andere belastingplichtigen in dezelfde branche minder stringent wordt opgetreden heeft hij, tegenover de gemotiveerde betwisting daarvan door de In-specteur, niet met enig bewijsmiddel gestaafd.

6.8. De verschuldigdheid van heffingsrente en de wijze van berekening hiervan vloeit voort uit artikel 30f van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (hierna: de AWR). De heffingsrente wordt berekend over het bedrag van de aanslag na verrekening met de voorlopige aanslagen en de voorheffingen. Nu de aanslag gelet op het vorenoverwogene op een juist bedrag is vastgesteld en de heffingsrente is berekend overeenkomstig het bepaalde in artikel 30f van de AWR, is er geen reden voor een vermindering van het bedrag aan heffingsrente.

6.9. Gelet op al het vorenoverwogene is het beroep ongegrond.

7. Proceskosten en schadevergoeding

Het Hof acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht en voor toekenning van een schadevergoeding.

8. Beslissing

Het Gerechtshof verklaart het beroep ongegrond.

Deze uitspraak is vastgesteld door mrs. Sanders, Tromp en Ol-lermann. De beslissing is op 17 februari 2006 in het openbaar uitgesproken, in tegenwoordigheid van de griffier.

(Van der Zande) (Sanders)

aangetekend aan

partijen verzonden:

Ieder van de partijen kan binnen zes weken na de verzenddatum van deze uit-spraak beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden. Daar-bij moet het volgende in acht worden genomen:

1. Bij het beroepschrift wordt een kopie van deze uitspraak gevoegd.

2. Het beroepschrift wordt ondertekend en bevat ten minste:

- de naam en het adres van de indiener;

- de dagtekening;

- de vermelding van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is

gericht;

- de gronden van het beroep in cassatie.

Het beroepschrift moet worden gezonden aan de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag.

De partij die beroep in cassatie instelt is griffierecht verschuldigd en zal daarover bericht ontvangen van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan worden verzocht de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.