Gerechtshof 's-Gravenhage, 12-05-2006, AX4158, BK-04/03166
Gerechtshof 's-Gravenhage, 12-05-2006, AX4158, BK-04/03166
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof 's-Gravenhage
- Datum uitspraak
- 12 mei 2006
- Datum publicatie
- 23 mei 2006
- ECLI
- ECLI:NL:GHSGR:2006:AX4158
- Zaaknummer
- BK-04/03166
Inhoudsindicatie
Belanghebbende heeft geen aangifte in de omzetbelasting gedaan ter zake van een belaste verkooptransactie met onroerende zaken. In geschil is of de bij de naheffingsaanslag aan belanghebbende opgelegde boete terecht en tot het juiste bedrag is opgelegd. Het Hof is van oordeel dat de boete terecht is opgelegd, zij het met de aantekening dat plaats is voor een vermindering met tien percent wegens overschrijding van de redelijke termijn.
Uitspraak
GERECHTSHOF TE 's-GRAVENHAGE
tweede meervoudige belastingkamer
12 mei 2006
nummer BK-04/03166
UITSPRAAK
op het beroep van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid X B.V., gevestigd te Z, tegen de uitspraak van de Inspecteur, de voorzitter van het managementteam van de Belastingdienst/P, op het bezwaarschrift betreffende de na te melden beschikking.
1. Boetebeschikking en bezwaar
1.1. Aan belanghebbende is over het tijdvak 1 oktober 2000 tot en met 31 december 2000 een naheffingsaanslag in de omzetbelasting opgelegd ter grootte van ? 258.515. Daarbij is op grond van artikel 67f in verbinding met artikel 67g, lid 1, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen een boete opgelegd van ? 50.000.
1.2. Belanghebbende heeft tegen de boetebeschikking bezwaar gemaakt. Bij de bestreden uitspraak is het bezwaar afgewezen.
2. Loop van het geding
2.1. Belanghebbende is van de bovenvermelde uitspraak in beroep gekomen bij het Hof. In verband daarmee is door de griffier een griffierecht geheven van ? 273. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
2.2. De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgehad ter zitting van het Gerechtshof van 31 maart 2006, gehouden te Den Haag. Aldaar is de Inspecteur verschenen. De gemachtigde van belanghebbende heeft per faxbericht de griffier te kennen gegeven dat namens belanghebbende niemand ter zitting zal verschijnen. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt.
3. Vaststaande feiten
Op grond van de stukken van het geding is, als tussen partijen niet in geschil, dan wel door een van hen gesteld en op zich-zelf aannemelijk, het volgende komen vast te staan:
3.1. Belanghebbende, ondernemer in de zin der Wet op de omzetbelasting 1968, is onderdeel van een vastgoedgroep, welke groep van diverse gelieerde vennootschappen - een fiscale eenheid voor de vennootschapsbelasting - wordt beheerst door haar enig directeur en grootaandeelhouder X. Deze laatste verzorgt ook de aangiften voor de heffing van omzetbelasting voor de onderdelen van de groep. Hij beschikt daartoe over alle benodigde bescheiden.
3.2. Na een geslaagde transactie met onroerende zaken ontvangt belanghebbende ter zake van de door haar in dat verband ver-richte prestaties een bemiddelingsbeloning ter grootte van (omgerekend) ? 1.644.894, in welk bedrag ? 258.515 omzetbelasting is begrepen. De onderliggende "fee-overeenkomsten", de notarisafrekeningen alsmede de bankafschriften met de desbetreffende afrekeningen zijn als bijlagen 4 tot en met 6 gevoegd bij het verweerschrift van de Inspecteur en moeten als hier ingelast worden aangemerkt.
3.3. Belanghebbende heeft de onder 3.2 genoemde omzetbelasting niet op aangifte voldaan. In verband met deze transactie berekende omzetbelastingbedragen worden in de aangifte van een zustervennootschap van belanghebbende in aftrek gebracht. In de aangifte voor de vennootschapsbelasting voor het jaar 2001 wordt het totale bedrag ad ? 1.644.894 verantwoord.
4. Omschrijving geschil en standpunten van partijen
4.1. Tussen partijen is uitsluitend in geschil of de onderwerpelijke boete aan belanghebbende terecht en tot het juiste bedrag is opgelegd, welke vraag belanghebbende ontkennend en de Inspecteur bevestigend beantwoordt, zij het met de aantekening dat plaats is voor een vermindering met tien percent wegens overschrijding van de redelijke termijn.
4.2. Voor de standpunten van partijen en de gronden waarop zij deze doen steunen verwijst het Hof naar de gedingstukken.
5. Conclusies van partijen
5.1. Belanghebbende concludeert tot gegrondverklaring van het beroep, vernietiging van de bestreden uitspraak en de daarbij gehandhaafde boetebeschikking.
5.2. De Inspecteur concludeert tot gegrondverklaring van het beroep en tot vermindering van de boete tot op ? 45.000.
6. Overwegingen omtrent het geschil
6.1. Belanghebbende betwist niet dat zij in het onderwerpelijke tijdvak te weinig omzetbelasting op aangifte heeft voldaan tot een bedrag van ? 258.515 en dat dientengevolge de onderwerpelijke naheffingsaanslag terecht is opgelegd.
6.2. Het Hof acht de Inspecteur geslaagd in het bewijs dat belanghebbende opzettelijk te weinig omzetbelasting op aangifte heeft voldaan. Hetgeen de Inspecteur ter onderbouwing van zijn stelling dat belanghebbende (voorwaardelijk) opzettelijk te weinig omzetbelasting op aangifte heeft voldaan, aanvoert - door belanghebbende niet dan wel niet voldoende weersproken -, te weten dat belanghebbende in absolute en relatieve zin een zeer fors bedrag aan omzetbelasting heeft ontvangen, dat deze omzetbelasting gelet op de fee-overeenkomsten door belangheb-bende is bedongen en berekend en duidelijk in de ten behoeve van haar opgemaakte notarisafrekeningen is vermeld, dat deze omzetbelasting door belanghebbende is ontvangen en aan de hand van de notarisafrekening is nagerekend, dat het bemiddelen in onroerendezaaktransacties tot de normale bedrijfsactiviteiten van belanghebbende behoort, dat de directeur-grootaandeelhouder van belanghebbende bekend is met de ter zake daarvan geldende omzetbelastingbepalingen - welke kennis aan belanghebbende moet worden toegerekend - en dat hij ter zake daarvan voor de onderdelen van de groep de aangiften doet, dat belanghebbende bekend is met de belastbaarheid voor de omzetbelasting van de hier aan de orde zijnde transacties, dat deze belasting zonder dat daarvoor een passende verklaring is gegeven, niet op aangifte is voldaan, dat het van algemene bekendheid is dat verschuldigde omzetbelasting op aangifte moet worden voldaan, dat belanghebbende over alle relevante bescheiden beschikt, acht het Hof voldoende voor de conclusie dat belanghebbende willens en wetens te weinig omzetbelasting op aangifte heeft voldaan. De daartegen door belanghebbende ingebrachte stelling - kort samengevat en wat daar overigens van zij - dat de heer X vertrouwde op de deskundigheid van de notaris en dat deze belanghebbende had moeten informeren en dat uit het accountantsdossier over 2001 niets blijkt omtrent de noodzaak tot het afdragen van omzetbelasting, snijdt geen hout. Belanghebbende was volledig op de hoogte en is en blijft zelf verantwoordelijk voor het voldoen aan haar fiscale verplichtingen.
6.3. Gesteld noch gebleken is dat de Inspecteur heeft gehandeld in strijd met enig algemeen beginsel van behoorlijk bestuur. Hij heeft ook niet - het is gesteld noch gebleken - gehandeld in strijd met het Besluit Bestuurlijke Boeten Belastingdienst 1998.
6.4. Gelet op hetgeen de Inspecteur ter zitting dienaangaande heeft opgemerkt over de hoogte van de boete, acht het Hof de belopen boete in dit geval passend en geboden. Wel moet, zoals de Inspecteur ter zitting terecht heeft opgemerkt, in verband met overschrijding van de zogenoemde redelijke termijn de boete worden verminderd. Het Hof kan zich vinden in het door de Inspecteur gedane voorstel deze vermindering 10 percent te laten zijn, zodat de boete uiteindelijk ? 45.000 bedraagt.
7. Proceskosten en griffierecht
7.1. Het Hof acht termen aanwezig de Inspecteur te veroordelen in de door belanghebbende gemaakte proceskosten als bedoeld in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht. Het Hof stelt deze kosten, op de voet van het Besluit proceskosten bestuursrecht en de daarbij behorende bijlage, vast op ? 322 wegens beroepsmatig verleende rechtsbijstand. Voor een hogere vergoeding acht het Hof geen termen aanwezig.
7.2. Voorts dient door de Inspecteur het griffierecht aan belanghebbende te worden vergoed.
8. Beslissing
Het Gerechtshof:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de uitspraak waarvan beroep;
- vermindert de boete tot op ? 45.000;
- veroordeelt de Inspecteur in de kosten van het beroep, aan de zijde van belanghebbende gevallen en vastgesteld op ? 322, onder aanwijzing van de Staat als de rechtspersoon die deze kosten moet vergoeden, en
- gelast de Staat het voor deze zaak gestorte griffierecht van ? 273 aan belanghebbende te vergoeden.
Deze uitspraak is vastgesteld door mrs. Sanders, Tromp en Beelen. De beslissing is op 12 mei 2006 in het openbaar uitgesproken, in tegenwoordigheid van de griffier.
(Van den Bogerd)
(Sanders)
aangetekend aan
partijen verzonden:
Zowel de belanghebbende als het daartoe bevoegde bestuursorgaan kan binnen zes weken na de verzenddatum van deze uitspraak beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:
1. Bij het beroepschrift wordt een kopie van deze uitspraak gevoegd.
2. Het beroepschrift wordt ondertekend en bevat ten minste:
- de naam en het adres van de indiener;
- de dagtekening;
- de vermelding van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is
gericht;
- de gronden van het beroep in cassatie.
Het beroepschrift moet worden gezonden aan de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag.
De partij die beroep in cassatie instelt is griffierecht verschuldigd en zal daarover bericht ontvangen van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan worden verzocht de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.
??
nummer BK-04/03166 blz. 5/5