Home

Gerechtshof 's-Gravenhage, 18-04-2006, AX9384, BK-04/02468

Gerechtshof 's-Gravenhage, 18-04-2006, AX9384, BK-04/02468

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Datum uitspraak
18 april 2006
Datum publicatie
27 juni 2006
ECLI
ECLI:NL:GHSGR:2006:AX9384
Zaaknummer
BK-04/02468

Inhoudsindicatie

Opvarende van een visserijschip heeft geen recht op toepassing van de zelfstandigenaftrek. Belanghebbende wordt voor het jaar 2001 niet rechtstreeks verbonden voor verbintenissen betreffende de onderneming derhalve niet aan te merken als ondernemer in de zin van artikel 3.4 van de Wet IB 2001

Uitspraak

GERECHTSHOF TE 's-GRAVENHAGE

eerste meervoudige belastingkamer

18 april 2006

nummer BK-04/02468

UITSPRAAK

op het beroep van X te Z tegen de uitspraak van de Inspecteur P, betreffende na te noemen aanslag.

1. Aanslag en bezwaar

1.1. Aan belanghebbende is voor het jaar 2001 een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 37.688.

1.2. De tegen de aanslag gerichte bezwaren van belanghebbende zijn bij de bestreden uitspraak afgewezen.

2. Loop van het geding

2.1. Belanghebbende is van de bovenvermelde uitspraak in beroep gekomen bij het Hof. In verband daarmee is door de griffier een griffierecht geheven van € 37. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend. Belanghebbende heeft vervolgens een conclusie van repliek ingediend, waarop de Inspecteur heeft gereageerd met een conclusie van dupliek.

2.2. De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgehad ter zitting van het Gerechtshof van 10 januari 2006, gehouden te Den Haag. Aldaar zijn beide partijen verschenen. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt.

2.3. De gemachtigde van belanghebbende heeft ingevolge een door het Hof ter zitting tot hem gericht verzoek als aanvulling op het aldaar verhandelde bij brief gedagtekend 10 februari 2006 nog enkele gegevens van feitelijke aard ingezonden. Eerder heeft hij deze gegevens aan de Inspecteur doen toekomen. Bij brief van 8 februari 2006 heeft de Inspecteur te kennen gegeven tegen het overleggen van deze gegevens geen bezwaar te hebben en naar aanleiding daarvan geen nadere zitting te verlangen. Een kopie is op 16 februari 2006 aan de Inspecteur ter kennisneming toegezonden.

3. Vaststaande feiten

Op grond van de stukken van het geding en het ter zitting verhandelde is, als tussen partijen niet in geschil, dan wel door een van hen gesteld en door de wederpartij niet of onvoldoende weersproken, het volgende komen vast te staan:

3.1. Belanghebbende, geboren op 12 juli 1959, is zeevisser. Telkens voor een periode van een jaar sluit hij een maatschapsovereenkomst waarin de vennootschap onder firma A te Q, reder en eigenaar van vissersschepen, als maat één van haar schepen inbrengt en een aantal maten, onder wie belanghebbende, als opvarenden hun arbeid en vlijt inbrengen. De vennoot/eigenaar van het schip kan tevens als schipper optreden.

3.2. Voor de periode 1 januari 2001 tot 31 december 2001 gaat het om een maatschap zonder naam (hierna ook: het samenwerkingsverband) waarvan de overeenkomst - voor zover van belang - de volgende bepalingen bevat:

"Standaard Maatschapsovereenkomst van de visserijvereniging "B" gevestigd te Q

De Contractanten:

1. de eigenaar (eventuele rechtspersoon of vennootschap):

Naam: A.

(...)

Registratienummer schip: kenmerk.

2. de opvarende(n) (inclusief opvarende (vennoot)eigenaar)

a. C (...) werkzaam als schipper

(...)

b. (...)

c. X

(...)

Ondergetekende: Handtekening % winstaandeel

Eigenaar: Contractant 1a 60%

(Opvarenden: Totaal 40%

(...)

Contractant 2c w.g. X )

Komen overeen:

Artikel A

Een maatschap te vormen tot uitoefening van het visserijbedrijf, die wordt beheerst door de Standaard Maatschaps Voorwaarden B, hierna genoemd "SMD", van de vereniging Vis. Ver. "B", hierna te noemen B.

De SMD zijn op de keerzijde van deze standaardmaatschapsovereenkomst afgedrukt (...)

Artikel B Inbreng Eigenaar

De eigenaar stelt het vissersvaartuig, met alle door de Nederlandse overheid daarbij verleende vangstrechten en zeedagen vaarklaar en geschikt tot uitoefening van het visserijbedrijf aan de maatschap ter beschikking en houdt dit vaartuig daartoe in werkwaardige staat met inachtneming van artikel 5 en 6 van het SMD. Tevens brengt hij in zijn kennis en vlijt.

(...)

Artikel C Inbreng opvarenden

De opvarenden brengen in hun arbeid, kennis en vlijt en de door hen behaalde diploma's.

Artikel D Duur

Deze overeenkomst wordt aangegaan van 1 januari 2001 tot 31 december 2001 en zo dit niet is ingevuld voor onbepaalde tijd.

(...)

Artikel F Leiding

De leiding der werkzaamheden aan boord berust bij contractant 2a met inachtname van artikel 9 SMD.

Artikel G Aandeel in het resultaat

De aandelen in de netto-besomming der maatschap zijn de delen in het resultaat, welke hierna in percentages achter de handtekeningen zijn ingevuld.

Artikel H Berekening netto-besomming

De netto-besomming wordt gevormd door hetgeen resteert van de bruto-besomming, nadat daarvan de kosten zijn afgetrokken. Hierna wordt aangegeven wat de maximale hoogte van de kosten zal zijn.

KOSTEN- VOOR REKENING EIGENAAR- VASTE KOSTEN PER VISREIS- KOSTEN TE VERANTWOORDEN PER FACTUUR

- ja/nee -ƒ - ja/nee

jafslagkosten ja

kosten zoet water ja

kosten gasolie ja

kosten smeeroliën en vetten ja

kosten van bewaring vangst

zoals bijv. koeling ja

haven- en sluisgelden ja

kosten van voeding aan boord 80,-

netto vrachtkosten ja

losgeld + kosten factorij ja

walkosten en boetgelden ja

vergoedingen voor navigatie- ja

en opsporingsapparatuur, te

weten radar, zender, ontvanger

en dergelijke

heffingen van overheidswege ja

over de vangst, daaronder

begrepen heffingen van

publiek- en privaatrechtelijke

organisaties op visserijgebied,

straf-, administratief en privaat- ja

rechtelijke boetes in verband

met de uitoefening van de visserij

reiskosten n.v.t. n.v.t n.v.t

huur visrechten voor zover ja

door maatschap gebruikt

kosten van boekhouding en ja

jaarrekening van de maatschap

Artikel I Betaling en verantwoording aandeel in het resultaat

De eigenaar is gemachtigd de besomming der maatschap te ontvangen en verplicht zich binnen veertien dagen na afloop van de visreis de aan de opvarenden toekomende aandelen in het resultaat op hun rekening bij te doen schrijven.

(...)

Binnen drie maanden na het ontbinden van de maatschap of binnen drie maanden na afloop van elk kalenderjaar verstrekt de eigenaar een balans en een winst- en verliesrekening van de maatschap aan de opvarenden.

Artikel J Arbeidsongeschiktheid

De opvarenden worden tegen arbeidsongeschiktheid verzekerd bij het Sociaal Fonds voor de Maatschapsvisserij. Premies worden voorgeschoten door de eigenaar, waarna deze in de loop van het jaar worden verrekend met het deel in het resultaat. Restituties en verzekeringspenningen worden zo spoedig mogelijk overgedragen aan de opvarenden.

(...)"

3.3. De standaard maatschapsvoorwaarden B van de visserijvereniging "B", gevestigd te Q (hierna: de standovereenkomst), houden - voor zover van belang - het volgende in:

"Artikel 1 - Toepasselijkheid

De navolgende voorwaarden, hierna te noemen de "SMD", zijn van toepassing op maatschapsovereenkomsten als bedoeld in artikel 452 q en volgende van het Wetboek van Koophandel welke schriftelijk zijn aangegaan en deze voorwaarden van toepassing verklaren.

Met dien verstande dat de begrippen zoals vermeld in de artikelen 436 en 437 van het Wetboek van Koophandel de navolgende betekenis hebben:

- "zeewerkgever": de opvarende welke de leiding voert, zoals bedoeld in artikel 9.

- "schepeling": opvarende.

- "dienstbetrekking": maatschapsverhouding.

- "dienst te doen": werkzaamheden te verrichten.

- "hem orders te geven": besluiten neemt.

- "arbeidsovereenkomst": maatschapsovereenkomst.

De SMD regelen de rechten en plichten tussen de maten, tezamen met de Standaard Maatschapsovereenkomst (SMO) van B.

Artikel 2 - Eigenaren en opvarenden

Contractant 1 is de eigenaar van een vissersvaartuig (hierna: "de eigenaar") en contractanten 2 zijn de opvarenden van dat vaartuig (hierna "de opvarenden", waaronder ook de eigenaar van het vissersvaartuig indien deze opvarende is).

Artikel 3 - Inbreng

3.1

De eigenaar stelt het vissersvaartuig, met alle door de Nederlandse overheid daarbij verleende vangstrechten en zeedagen vaarklaar en geschikt tot uitoefening van het visserijbedrijf aan de maatschap ter beschikking en houdt dit vaartuig daartoe in werkwaardige staat met inachtneming van artikel 5 en 6 van het SMD. Tevens brengt hij in zijn kennis en vlijt.

Indien de maatschap besluit vangstrechten bij te huren, komt deze huur ten laste van de maatschap. Indien de maatschap niet in staat is de ingebrachte vangstrechten volledig te benutten worden deze terug ter vrije beschikking gesteld van de eigenaar. Indien de maatschap niet in staat is de gehuurde vangstrechten volledig te benutten worden deze wanneer mogelijk verhuurd ten gunste van de maatschap.

3.2

De opvarenden brengen in hun arbeid, kennis en vlijt en de door hen behaalde diploma's.

Artikel 4 - Risico voor vaartuig

4.1

De eigenaar draagt het risico met betrekking tot het vaartuig met toebehoren, maar hij is niet verplicht te voorzien in enige uitkering, indien het vaartuig door welke omstandigheden dan ook niet vaarklaar en geschikt tot uitoefening van het visserijbedrijf raakt.

4.2

Indien de eigenaar desondanks toch aan de opvarenden een uitkering verstrekt, heeft de eigenaar de bevoegdheid om die uitkering in mindering te brengen op de aandelen in de besomming der maatschap bestemd voor de opvarenden als bedoeld in artikel 14.

Artikel 5 - Onderhoud

5.1

De eigenaar dient voor het groot onderhoud van het vaartuig te zorgen, maar het dagelijks onderhoud, inclusief de kleine reparaties en het schilderwerk kan op aanwijzing van diegene die met de leiding der werkzaamheden is belast als bedoeld in artikel 9 worden opgedragen aan de opvarenden (...)

5.2

(...)

5.3

De voor onderhoud benodigde materialen zullen steeds door of vanwege de eigenaar worden verstrekt.

Artikel 6 - Vervanging van het vaartuig

Vervanging of niet in exploitatie houden van het aan de maatschap ter beschikking gestelde vaartuig staat ter beoordeling van de eigenaar en komt ter zijner laste.

Artikel 7 - Opstapper

7.1

Met toestemming van de overige contractanten is iedere opvarende gerechtigd zich tijdelijk te laten doen vervangen door een kwalitatief gelijkwaardige opstapper. (...)

7.2

De opstapper treedt in de rechtspositie van diegene die hij vervangt.

7.3

De opstapper zal voor de periode van vervanging in rechtspositioneel opzicht geheel en in financieel opzicht geheel of ten dele in de plaats treden van degene die hij vervangt, zulks ter regeling door de overige contractanten en bij ontstentenis van zulk een regeling door de eigenaar. (...)

7.4

Indien de opstapper niet geheel in de financiële rechten treedt van de opvarende die hij vervangt, zullen de overige contractanten voor de periode der vervanging een tijdelijke verdelingsregeling vaststellen met betrekking tot de netto-besomming, met inbegrip van het tijdelijke deel voor de opstapper.

Artikel 8 - Opstapper benoemd door overige leden

(...)

Artikel 9 - Leiding der werkzaamheden: de kapitein als bedoeld in artikel 452q van het Wetboek van Koophandel

De contractanten dragen de kapiteinswerkzaamheden als bedoeld in artikel 452q van het Wetboek van Koophandel op aan contractant 2a; in geval van afwezigheid of ontstentenis van diegene die de leiding der werkzaamheden heeft, wijst de eigenaar een plaatsvervanger aan (...)

Artikel 10 - Leiding met betrekking tot de visserij

De contractanten bepalen de plaatsen waar en de dagen en uren gedurende welke zal worden gevaren en gevist en de havens waar en de dagen, tijden en wijze waarop de vangsten zullen worden verkocht, althans ten verkoop zullen worden aangeboden, tenzij zij dit overlaten aan de kapitein.

(...)

Artikel 14 Het resultaat

14.1

Van de netto-besomming zal een aandeel aan de eigenaar worden uitgekeerd als vergoeding voor zijn inbreng als bedoeld in artikel 3 lid 1. Aan de opvarenden zal een aandeel van de netto-besomming worden uitgekeerd als vergoeding voor hun inbreng als bedoeld in artikel 3 lid 2.

14.2

De aandelen voor de eigenaar als ook voor de opvarenden worden aangegeven in procenten en zijn aandelen in het resultaat van de maatschap.

14.3

Indien geen baten doch slechts verliezen voortvloeien uit de maatschap, zullen deze verliezen gedragen worden door de contractanten in dezelfde verhouding als waarin de positieve resultaten worden verdeeld.

Artikel 15 - De berekening netto-besomming

15.1

De netto-besomming als hierboven in artikel 14 genoemd wordt gevormd door hetgeen resteert van de bruto-besomming, nadat daarvan zijn afgetrokken de volgende posten:

- afslagkosten

- kosten zoet water;

- kosten gasolie;

- kosten smeeroliën en vetten;

- kosten van bewaren vangst, zoals b.v. koeling;

- haven- en sluisgelden;

- kosten van de voeding aan boord;

- netto vrachtkosten;

- losgeld + kosten factorij;

- walkosten en boetgelden;

- vergoedingen voor navigatie- en opsporingsapparatuur, te weten radar, zender, ontvanger en dergelijke;

- heffingen van overheidswege over de vangst, daaronder begrepen heffingen van publiek- en privaatrechtelijke organisaties op visserijgebied;

- straf-, administratief en privaatrechtelijke boetes in verband met de uitoefening van de visserij;

- reiskosten van de woonplaats van de opvarenden naar het schip, voorzover het collectief geregeld vervoer betreft;

- huur visrechten voor zover door de maatschap gebruikt;

- kosten van de boekhouding en jaarrekening van de maatschap;

- overige kosten, zoals overeengekomen in artikel H van de SMO.

15.2

(...)

Artikel 16 - Aandeel in het resultaat bij ziekte of verhindering

De opvarenden hebben geen recht op een deel in het resultaat indien en zolang zij door ziekte of door andere omstandigheden verhinderd zijn hun arbeid, kennis en vlijt in te brengen, maar bij verhindering aan boord tijdens een visreis behouden zij hun aandeel in de besomming van die visreis.

Artikel 17 - Verzekering tegen arbeidsongeschiktheid

De eigenaar verbindt zich om alle contractanten, zulks overeenkomstig de wens van alle overige contractanten, met ingang van de dag waarop deze overeenkomst in werking zal treden, te verzekeren tegen arbeidsongeschiktheid bij het SFM en alle hieruit voortvloeiende verplichtingen stipt te zullen naleven.

Artikel 18 - Uitkeringen vanwege arbeidsongeschiktheid

Indien de eigenaar ten behoeve van de verzekerde gelden ontvangt van het SFM is hij gehouden deze onmiddellijk aan de verzekerde af te dragen.

(...)

Artikel 20 - Verzekering tegen ziektekosten

Contractanten verbinden zich, ieder van hen ten opzichte van al zijne mede-maatschapsleden, om zich met ingang van de dag dat deze overeenkomst in werking treedt (collectief) tegen ziektekosten te verzekeren, (...).

Artikel 21 - Verzekeringspremies

De eigenaar heeft het recht de verschuldigde SFM-verzekeringspremies af te houden van ieders aandeel in het resultaat en is verplicht tot onmiddellijke afdracht van de premies aan de verzekeraar. De eigenaar is verplicht premierestituties onmiddellijk te crediteren aan de rechthebbenden.

Artikel 22 - Betaling aandeel in het resultaat

22.1

Het aandeel in het resultaat van een visreis, zal na afloop van de visreis binnen veertien dagen door de eigenaar zijn gestort op de rekening van de opvarenden.

22.2

Indien door contractanten verliezen gedragen dienen te worden, dan zullen de daaruit resulterende verplichtingen zoveel mogelijk in de eerstvolgende visreis of visreizen worden verrekend met de aandelen in het resultaat.

(...)

3.4. Met ingang van het jaar 2002 is als aanhangsel bij de voor het jaar 2002 opgestelde maatschapsovereenkomst een bijlage 1 gevoegd met de volgende inhoud:

"De contractanten sub 1 en 2 voegen de volgende bepaling toe aan het maatschapscontract

A. De eigenaar (contractant sub 1) en/of de schipper (contractant sub 2a) gaan terzake de exploitatie van het visserijbedrijf verbintenissen aan in naam van de maatschap, zoals bedoeld in artikel 7:1681 BW, en zijn daartoe bevoegd.

B. De eigenaar (contractant sub 1) zal aan degenen met wie verbintenissen worden aangegaan kenbaar maken dat hij dan wel de schipper optreedt in naam van de maatschap. Tevens zal hij aan hen de namen van de leden van de maatschap bekend maken en hen erop wijzen dat de namen van de leden van de maatschap ook kunen worden opgevraagd bij het SFM (Sociaal Fonds voor de Maatschapsviserij) dan wel ten kantore van de plaatselijke afdeling van het SFM."

C. De maatschapsleden zijn voor de verbintenissen van de maatschap aansprakelijk naar evenredigheid van hun maatschapsdeel. Indien niet anders aangegeven beloopt het aandeel in de maatschap voor contractant sub 1 een percentage van 60% en voor contractanten sub 2 een percentage van 40% ieder voor een gelijk deel."

3.5. Belanghebbende heeft voor het jaar 2001 een belastbaar inkomen uit werk en woning aangegeven van € 33.013, waarvan

€ 39.739 aan belastbare winst uit onderneming ter zake van zijn maatschapsaandeel verminderd met € 4.675 aan zelfstandigenaftrek, is € 35.064. Bij het vaststellen van de aanslag heeft de Inspecteur de toepassing van de zelfstandigenaftrek geweigerd en het door belanghebbende aangegeven bedrag van € 39.739 aangemerkt als belast

€ 37.688.

4. Omschrijving geschil en standpunten van partijen

4.1. In geschil is het antwoord op de vraag of belanghebbende in het jaar 2001 recht heeft op de toepassing van de zelfstandigenaftrek. Belanghebbende beantwoordt deze vraag bevestigend en de Inspecteur ontkennend. Tussen partijen is niet in geschil dat voor rekening en risico van belanghebbende een onderneming wordt gedreven doch partijen houdt verdeeld het antwoord op de vraag of belanghebbende rechtstreeks wordt verbonden voor verbintenissen betreffende de onderneming als bedoeld in artikel 3.4 van de Wet inkomstenbelasting 2001 (hierna: Wet IB 2001). Laatstbedoelde vraag beantwoordt belanghebbende bevestigend en de Inspecteur ontkennend.

4.2. Belanghebbende voert - zakelijk weergegeven - ter ondersteuning van zijn standpunt het volgende aan.

4.2.1. Belanghebbende wordt rechtstreeks verbonden voor verbintenissen betreffende de maatschap. Er is sprake van een openbare maatschap en niet van een stille maatschap. De maten gaan regelmatig verbintenissen van substantiële betekenis aan. Dat is voldoende volgens antwoord B.3.2.f. van het Besluit van 25 augustus 2000, nr. CPP2000/1313, Besluit van 19 december 2000, nr. CPP2000/2983 en Besluit van 13 februari 2001, nr. CPP2000/3210, zoals gepubliceerd in V-N 2001/14.2 (vraag- en antwoordbesluit Wet IB 2001). De overige maten worden rechtstreeks gebonden door een overeenkomst die de schipper of de eigenaar van het schip sluit. Zij kunnen door derden worden aangesproken. De schipper of de eigenaar is tot het sluiten van overeenkomsten bevoegd. Uit de maatschapsovereenkomst blijkt dat op naam van de maatschap kan worden gehandeld door de eigenaar van het schip. Aan de eigenaar of de schipper zijn een aantal handelingen met betrekking tot de dagelijkse gang van zaken opgedragen om voor rekening van de maatschap te verrichten. In de praktijk wordt doorgaans aan de contractspartijen blijk gegeven van het bestaan van de maatschap en van het feit dat wordt gehandeld voor rekening van de maatschap.

4.2.2. Het is van algemene bekendheid dat de schipper een maatschap vormt met de opvarenden. Niet noodzakelijk is overigens dat steeds expliciet op naam van de maatschap is gehandeld of dat een (schriftelijke) volmacht is verstrekt. Zowel intern als extern was belanghebbende verbonden/gebonden. De eis van de rechtstreekse verbondenheid geldt ook voor de subjectieve onderneming.

4.2.3. Uit artikel 452r, eerste lid, van het Wetboek van Koophandel vloeit ook een bepaalde vertegenwoordigingsbevoegdheid voort.

4.2.4. Het aanhangsel bij de voor het jaar 2002 gesloten maatschapsovereenkomst is slechts een formaliteit. Er is geen materiële wijziging beoogd ten opzichte van de daarvoor geldende voorwaarden en een redelijke opstelling van de Inspecteur was op zijn plaats geweest.

4.2.5. Subsidiair stelt belanghebbende dat de redelijkheid en het doel en de strekking van artikel 3.4 van de Wet IB 2001 meebrengen dat de deelvisser als ondernemer kan worden aangemerkt.

4.3. De Inspecteur houdt - zakelijk weergegeven - ter ondersteuning van zijn standpunt het volgende staande:

4.3.1. Belanghebbende is niet aan te merken als ondernemer in de zin van artikel 3.4 van de Wet IB 2001. Belanghebbende is maat in een stille maatschap. Hij wordt niet rechtstreeks verbonden voor verbintenissen van deze onderneming en is niet rechtstreeks aansprakelijk tegenover de crediteuren van de maatschap. Het maatschapscontract en de standaardvoorwaarden geven de maten niet de bevoegdheid namens de maatschap op te treden en verbintenissen aan te gaan. De rechtstreekse verbondenheid vloeit niet voort uit de omstandigheid dat voor rekening van de maatschap wordt gehandeld, maar kan slechts voortvloeien uit het op naam van de maatschap handelen. De maatschap neemt niet op een voor derden duidelijk kenbare wijze onder een gemeenschappelijke naam deel aan het maatschappelijke verkeer. Hetzelfde geldt ten aanzien van de maten. Zij gaan in ieder geval niet regelmatig verbintenissen van substantiële aard aan. Pas in een uitzonderingsituatie zou een aanspreken kunnen plaatsvinden. De vennootschap onder firma A, de reder en eigenaar van het schip, handelt op eigen naam. Deze vennootschap gaat de overeenkomsten aan en kan voor de nakoming van verbintenissen worden aangesproken. Het noemen van de naam van het schip is niet voldoende om aan te nemen dat namens de maatschap wordt gehandeld. Een derde kan niet een van de maten aanspreken. Belanghebbende heeft geen contracten op naam van de maatschap overgelegd. Rechtstreekse verbondenheid geldt voor de objectieve onderneming en niet voor de subjectieve. Voor vertegenwoordigingsbevoegd handelen is een volmacht vereist. Deze ontbreekt in dit geval. De omstandigheid dat van algemene bekendheid is dat in de visserijwereld gebruik wordt gemaakt van maatschapscontracten is niet voldoende om in het onderhavige geval aan te nemen dat sprake is van rechtstreekse verbondenheid. Een derde is niet op de hoogte welke maatschap het in concreto betreft en/of wie als maat verbonden wordt. De bepalingen in het civiele recht ten aanzien van de kapitein en de schepelingen die een maatschapsovereenkomst hebben gesloten brengen ook die rechtstreekse verbondenheid niet mede. De door belanghebbende bij het SFM te Rijswijk afgesloten arbeidsongeschiktheidsverzekering betreft hemzelf. De daarmee gemoeide kosten vormen geen lasten van de onderneming.

4.3.2. Bij het afsluiten van de arbeidsongeschiktheidsverzekering gaat het niet om het aangaan van verbintenissen die de onderneming betreffen.

4.3.3. Voor de door belanghebbende subsidiair voorgestane redelijke wetsuitleg bestaat geen reden. De wetgever heeft bij de invoering van de Wet IB 2001 het ondernemersbegrip beperkt, aangezien in een aantal minder gewenste situaties van de ondernemersfaciliteiten gebruik werd gemaakt, en heeft het begrip thans meer laten aansluiten bij de maatschappelijke en economische werkelijkheid. Dat betekent evenwel niet dat die beperking slechts betrekking heeft op die situaties. De door belanghebbende gegeven uitleg van doel en strekking van de Wet IB 2001 is niet juist. De stille maat is in het algemeen niet verbonden en derhalve niet aan te merken als ondernemer.

5. Conclusies van partijen

5.1. Het beroep van belanghebbende strekt tot vermindering van de aanslag tot een naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 33.013.

5.2. De Inspecteur heeft geconcludeerd tot ongegrondverklaring van het beroep.

6. Overwegingen omtrent het geschil

6.1. Partijen houdt verdeeld het antwoord op de vraag of belanghebbende, van wie niet in geschil is dat hij met zijn deelname in het samenwerkingsverband voor zijn rekening een onderneming drijft, in het jaar 2001 "rechtstreeks wordt verbonden voor verbintenissen betreffende die onderneming"(het samenwerkingsverband).

6.2. Het Hof leidt uit de hiervoor onder 3.2 beschreven maatschapsovereenkomst, in onderlinge samenhang bezien met de onder 3.3 vermelde standaardmaatschapsovereenkomst, (hierna ook gezamenlijk aangeduid als: de overeenkomsten) het volgende af.

6.2.1. Belanghebbende heeft in het jaar 2001 zijn arbeid, vlijt, kennis en kunde als zeevisser in het samenwerkingsverband ingebracht. Hij fungeerde daarbij als opvarende van een zeevisserijschip. Daartegenover had hij als vergoeding voor zijn inbreng recht op een gedeelte van de netto-besomming als omschreven in de overeenkomsten. De eigenaar van het zeeschip, de vennootschap onder firma A (hierna ook: de vennootschap), heeft - volgens de overeenkomsten was deze daartoe verplicht - het zeeschip met alle door de Nederlandse overheid verleende vangstrechten, vaarklaar ter beschikking gesteld en in werkwaardige staat gehouden en de schipper voor de visreizen geleverd. De kosten daarvan zijn voor rekening van de vennootschap. Het risico dat het schip niet vaarklaar of geschikt is voor de uitoefening van het zeevisserijbedrijf is voor rekening van het samenwerkingsverband. Een eventuele vergoeding die de vennootschap daarvoor zou uitbetalen kan in mindering worden gebracht op de besomming. De bruto-besomming is de opbrengst van de visreis, verminderd met een aantal kosten van die visreis als afslagkosten, kosten zoet water, gasolie, smeerolie, vrachtkosten, kosten van het bijhuren van vangstrechten en dergelijke. Die kosten van de visreis komen (hiervoor reeds vermeld) dus mede voor rekening van de opvarenden en worden van de bruto-besomming (de opbrengst van de visreis) afgetrokken nadat deze op factuur door de eigenaar van het schip zijn verantwoord.

6.2.2. In het geval belanghebbende als opvarende verhinderd is zijn arbeid te verrichten door ziekte of andere omstandigheden (behalve tijdens de visreis), heeft hij geen recht op de besom

ming. De opvarenden kunnen zich laten vervangen met inachtneming van de in overeenkomsten vervatte regels.

6.2.3. De eigenaar van het schip heeft zich verbonden om alle contractanten te verzekeren tegen arbeidsongeschiktheid bij het SFM. De premies voor deze verzekering worden door de eigenaar voorgeschoten, waarna deze worden verrekend met het aandeel in het resultaat van de opvarenden. De contractanten verbinden zich ieder voor zich om zich collectief tegen ziektekosten te verzekeren.

6.3. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen en hetgeen voorts nog uit de stukken blijkt, is het de eigenaar van het schip, de vennootschap, die de meest wezenlijke prestatie verricht en een cruciale rol binnen het samenwerkingsverband vervult. De eigenaar heeft hiertegenover recht op het grootste gedeelte van de netto-besomming (60%). In de overeenkomsten is voor het jaar 2001 niet bepaald dat de vennootschap in het algemeen namens het samenwerkingsverband in het maatschappelijk verkeer mag optreden. Integendeel, in de overeenkomsten is geen van de maatschapsleden aangewezen die namens het samenwerkingsverband mag optreden en het samenwerkingsverband heeft in de overeenkomsten geen naam of noemer gekregen waaronder in het maatschappelijk verkeer kan worden opgetreden. Het Hof leidt uit het vorengaande af dat het de eigenaar van het schip is die, uit hoofde van zijn verplichting om het schip vaarklaar te maken en in werkwaardige staat te houden, de overeenkomsten die daarmee samenhangen en die voor zijn rekening en risico komen op eigen naam sluit en dat hij daarbij niet optreedt als vertegenwoordiger van het samenwerkingsverband. Hetzelfde geldt naar het oordeel van het Hof voor de met het maken van de visreis samenhangende overeenkomsten. Voor wat betreft het gedeelte van de kosten van de visreis, dat mede voor rekening van de opvarenden komt, gaat het blijkens de overeenkomsten om een verrekening die de eigenaar van het schip met de opvarenden verricht en welke hij door middel van facturen aan hen mag doorberekenen. Het Hof leidt daaruit af dat de eigenaar van het schip in beginsel ook wat dat gedeelte betreft op eigen naam rechtstreeks de met het maken van de visreis samenhangende verbintenissen aangaat en de daarmee gepaard gaande kosten maakt.

6.4. Niet aannemelijk is geworden dat in het jaar 2001 de leden van het samenwerkingsverband bij hun optreden in het maatschappelijk verkeer van de in de overeenkomsten gestelde voorwaarden zijn afgeweken. Het samenwerkingsverband heeft geen naam gekregen en heeft in het jaar 2001 niet onder een gemeenschappelijke naam/noemer in het maatschappelijk verkeer opgetreden. De door belanghebbende overgelegde facturen voor het in huur nemen van contingenten kabeljauw en tong, voor zover deze zien op het jaar 2001, zijn ten name gesteld van A met vermelding van het nummer van het schip, waarop mede belanghebbende als opvarende in 2001 heeft gevaren. Deze facturen geven geen blijk van een onder een gemeenschappelijke naam of noemer optreden naar buiten en zij dienen naar het oordeel van het Hof te worden bezien in het kader van de, hiervoor beschreven, rol van de eigenaar van het schip. De betreffende facturen brengen voor de opvarenden geen rechtstreekse verbondenheid teweeg voor deze kosten.

6.5. De omstandigheid dat in de visserijwereld bekend is dat ter zeevisserij in maatschapsverband wordt gevaren leidt niet tot de door belanghebbende bepleite rechtstreekse verbondenheid van de leden van het samenwerkingsverband voor verbintenissen betreffende de onderneming. Ook de door belanghebbende ter zitting meegebrachte getuigen en deskundigen hebben het Hof de overtuiging dat in het jaar 2001 van rechtstreekse verbondenheid sprake zou zijn niet verschaft. In 2001 is de werkwijze geen andere geweest dan hiervoor is geschetst. Het is de eigenaar van het schip die de voor het vaarklaar maken van het schip benodigde goederen op eigen naam en voor eigen rekening heeft besteld. Voor zover het gaat om goederen die hij kan declareren door middel van een factuur aan de opvarenden, is hij de verbintenissen voor die goederen aangegaan op eigen naam en is geen sprake van rechtstreekse verbondenheid. Wanneer een opvarende goederen voor het schip heeft besteld, kan hij dat onder vermelding van de aanduiding van het schip hebben gedaan, maar er zijn geen concrete gegevens aannemelijk geworden waaruit zou kunnen worden opgemaakt dat hij daarbij naar buiten toe is opgetreden als lid van het samenwerkingsverband met het gevolg dat hij ook rechtstreeks zou worden verbonden. Hij heeft uitsluitend de reder/de eigenaar van het schip gebonden.

6.6. Ten aanzien van de thans in gebruik zijnde vermelding op de factuur "maatschap A, kenmerk, zoals door de getuige

D ter zitting aangeduid, is niet aannemelijk geworden dat deze ook in het jaar 2001 werd toegepast.

6.7. In artikel 452r van het Wetboek van Koophandel is geregeld dat de kapitein/de schipper tijdens de reis van het zeeschip als de hoogste gezagsdrager aan boord bevoegd is namens de maatschap op te treden. De inhoud van dit artikel dient te worden bezien binnen de - publiekrechtelijke - verantwoordelijkheden en plichten die de kapitein als voerder van het schip heeft krachtens het Wetboek van Koophandel, los van de vraag of hij kapitein in arbeidsverhouding of in maatschapsverband is en is niet bedoeld om de bepalingen uit de maatschapsovereenkomsten aan te tasten (Kamerstukken II 15 488, nr. 5, blz. 1-5).

6.8. Gelet op de inhoud van de overeenkomsten, geldt wat betreft het sluiten van de arbeidsongeschiktheidsverzekering in het jaar 2001 het volgende. De eigenaar van het schip sluit op naam van de betreffende opvarende een arbeidsongeschiktheidsverzekering bij het SFM en schiet de premie voor. Bij niet-betaling van de premie wordt eerst de eigenaar van het schip en daarna het lid van de maatschap zelf aangesproken. De ter zitting afgelegde verklaring door de getuige E dat het mogelijk is dat in het uiterste geval de maatschapsleden voor gelijke delen kunnen worden aangesproken, volgt niet uit de overeenkomsten en legt tegenover de inhoud daarvan onvoldoende gewicht in de schaal.

6.9. Het Hof volgt belanghebbende niet in de door hem voorgestane uitleg van artikel 3.4 van de Wet IB 2001. Tekst noch doel en strekking van artikel 3.4 wettigen de gevolgtrekking dat een deelvisser reeds vanwege de omstandigheid dat hij deelvisser is als ondernemer dient te worden aangemerkt en dat de hiervoor geschetste toets van "het rechtstreeks verbonden worden betreffende de onderneming" geen toepassing zou mogen vinden. Noch in de tekst van artikel 3.4 van de Wet IB 2001, noch in de parlementaire geschiedenis is daarvoor enig aanknopingspunt te vinden. Deze toets en hetgeen daaronder dient te worden verstaan is tijdens de parlementaire geschiedenis uitvoerig aan de orde geweest en het aanleggen van deze toets is geenszins beperkt tot het genoemde voorbeeld van "een gekunstelde constructie met een investering in maatschapsverband in een verhuurd schip" dan wel tot het "enkel ter beschikking stellen van vermogen aan een onderneming". Het Hof verwijst hiervoor naar de memorie van toelichting (Kamerstukken II 1998/99, 26 727, nr. 3, blz. 28, blz. 96 tot en met 98) en de nota naar aanleiding van het verslag (Kamerstukken II 1999-2000, nr. 7,

blz. 123 tot en met 128 en blz. 454 en 455).

6.10. Op grond van al het overwogene komt het Hof tot de conclusie dat belanghebbende in het jaar 2001 niet rechtstreeks wordt verbonden voor verbintenissen betreffende de onderneming en dat hij derhalve niet is aan te merken als ondernemer in de zin van artikel 3.4 van de Wet IB 2001. Door partijen zijn voorts geen feiten en/of omstandigheden gesteld op grond waarvan het Hof tot de conclusie komt dat belanghebbende zelfstandig een beroep uitoefent. Belanghebbende kan derhalve geen recht doen gelden op de zelfstandigenaftrek. Het gelijk is aan de Inspecteur.

7. Proceskosten

Het Hof acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.

8. Beslissing

Het Gerechtshof verklaart het beroep ongegrond.

Deze uitspraak is vastgesteld door mrs. Tijnagel, Savelbergh en Van Walderveen in tegenwoordigheid van de gerechtsauditeur mr. Postema-van der Koogh. De beslissing is op 18 april 2006 in het openbaar uitgesproken, in tegenwoordigheid van de griffier.

(Van de Vijver) (Tijnagel)

aangetekend aan

partijen verzonden:

Zowel de belanghebbende als het daartoe bevoegde bestuursorgaan kan binnen zes weken na de verzenddatum van deze uitspraak beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:

1. Bij het beroepschrift wordt een kopie van deze uitspraak gevoegd.

2. Het beroepschrift wordt ondertekend en bevat ten minste:

- de naam en het adres van de indiener;

- de dagtekening;

- de vermelding van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is

gericht;

- de gronden van het beroep in cassatie.

Het beroepschrift moet worden gezonden aan de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag.

De partij die beroep in cassatie instelt is griffierecht verschuldigd en zal daarover bericht ontvangen van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan worden verzocht de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.

??

nummer BK-04/02468 blz. 16/16