Home

Gerechtshof 's-Gravenhage, 16-05-2006, AX9514, BK-04/00077

Gerechtshof 's-Gravenhage, 16-05-2006, AX9514, BK-04/00077

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Datum uitspraak
16 mei 2006
Datum publicatie
28 juni 2006
ECLI
ECLI:NL:GHSGR:2006:AX9514
Zaaknummer
BK-04/00077
Relevante informatie
Waterschapswet [Tekst geldig vanaf 01-01-2024 tot 01-01-2025] art. 116a, Waterschapswet [Tekst geldig vanaf 01-01-2024 tot 01-01-2025] art. 118

Inhoudsindicatie

waterschapsomslagen; aanslag omslagbelasting ongebouwd 2003; Belanghebbenden zijn terecht als omslagplichtigen aangemerkt; beroep op gelijkheidsbeginsel faalt.

Uitspraak

GERECHTSHOF TE 's-GRAVENHAGE

eerste meervoudige belastingkamer

16 mei 2006

nummer BK-04/00077

UITSPRAAK

op het beroep van de erven X te Z (land) tegen de uitspraak van de ambtenaar, belast met de heffing van belastingen van het waterschap P (hierna: de Inspecteur), betreffende na te noemen aanslagen in de waterschapsomslagen.

1. Aanslagen en bezwaar

1.1. Aan belanghebbenden zijn voor het jaar 2003 op één aanslagbiljet verenigde aanslagen in de omslag ongebouwd opgelegd naar een totaal bedrag van € 179,36.

1.2. Het tegen de aanslagen gerichte bezwaar van belanghebbenden is bij de bestreden uitspraak afgewezen.

2. Loop van het geding

2.1. Belanghebbenden zijn van de bovenvermelde uitspraak in beroep gekomen bij het Hof. In verband daarmee is door de griffier een griffierecht geheven van € 31. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

2.2. De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgehad ter zitting van de eerste enkelvoudige belastingkamer van het Gerechtshof van 30 november 2004, gehouden te Middelburg.

2.3. Aldaar zijn beide partijen verschenen. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt.

2.4. Naar aanleiding van het verhandelde ter zitting heeft het Hof het onderzoek ter zitting geschorst en heeft vervolgens tussen het Hof en partijen een briefwisseling plaatsgevonden.

2.5. Daarna is de zaak verwezen naar de eerste meervoudige belastingkamer.

2.6. Een nadere mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgehad ter zitting van het Gerechtshof van 22 november 2005, gehouden te Den Haag. Aldaar zijn partijen verschenen. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt.

3. Verordening

3.1. Het algemeen bestuur van het waterschap P heeft in zijn vergadering van 6 december 2001 vastgesteld de Omslagverordening Waterschap P (hierna: de Verordening), en laatstelijk gewijzigd bij besluit van het algemeen bestuur van 12 december 2002. De gewijzigde verordening is in werking getreden op de eerste dag na die van haar bekendmaking. Blijkens de inhoud van de gedingstukken zijn de Verordening en de wijziging daarvan op 12 december 2001 respectievelijk op 19 december 2002 bekendgemaakt in een plaatselijk blad, onder vermelding dat de verordening respectievelijk de wijziging daarvan voor een ieder ter inzage lag in de bibliotheek van het waterschapskantoor. De tekst van de Verordening behoort in kopie tot de stukken van het geding.

3.2. Voor zover hier van belang luidt de Verordening als volgt:

'Artikel 3

1. Met betrekking tot taken van het waterschap inzake waterkeringszorg, waterkwantiteitsbeheer en wegenzorg wordt onder de naam "omslag ongebouwd" een waterschapsomslag geheven van degenen die in het taakgebied krachtens eigendom, bezit of beperkt recht het genot hebben van ongebouwde onroerende zaken.

2. Als genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht van een ongebouwde onroerende zaak wordt aangemerkt degene die bij het begin van het kalenderjaar als zodanig in de desbetreffende kadastrale registratie is vermeld, tenzij blijkt dat hij op dat tijdstip geen genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht is.

3. Ingeval een ongebouwde onroerende zaak is onderworpen aan verschillende soorten van beperkt recht, wordt uitsluitend geheven van degene die het genot heeft van het beperkt recht, waaraan ingevolge artikel 24 van de Waterschapswet stemrecht is verbonden.'

'Artikel 8

De waterschapsomslag bedoeld in artikel 3 wordt niet geheven terzake van ongebouwde onroerende zaken waarvan het waterschap krachtens eigendom, bezit of beperkt recht genothebbende is.'

4. Vaststaande feiten

Op grond van de stukken van het geding en het ter zitting verhandelde is, als tussen partijen niet in geschil, dan wel door een van hen gesteld en door de wederpartij niet of onvoldoende weersproken, het volgende komen vast te staan:

4.1. De aanslagen hebben betrekking op de percelen, kadastraal bekend gemeente Q, sectie (...), nummers: (...), met een totale oppervlakte van 2.76.60 ha aan heffingsgrondslag ongebouwd. Behoudens perceel nummer (...) zijn de percelen in gebruik als watergang of waterloop. Perceel nummer (...) betreft riet en water.

4.2. In een op 3 december 1975 in het kader van een ruilverkaveling opgemaakte notariële akte is onder meer het volgende bepaald:

'Recht van erfpacht: A, weduwe van X, R, land, per adres a-straat 1;

eigenaar: het waterschap B", Postbus nummer te Q, b-straat 1:

kavels: (...); voorwaarden behorende bij het recht van erfpacht:

a. Ter erkenning van het eigendomsrecht van het waterschap wordt een jaarlijkse canon geheven ten bedrage van één gulden, welk bedrag ten laste komt van de erfpachter en jaarlijks vóór éénendertig december voldaan moet worden;

b. het waterschap is te allen tijde gerechtigd die maatregelen te nemen waardoor het doorstromingsprofiel van de leiding vakken wordt gewaarborgd;

c. (...)

d. ontzanding van een of meer der eerdergenoemde leidingvakken als gevolg van- of in kombinatie met één of meer aanliggende kavels, heeft geen verrekening van specie tussen de blote eigenaar en de erfpachter van de leidingvakken tot gevolg indien en voorzover door de ontzanding geen verstoring van de doorstroming optreedt, en dat de blote eigenaar in geval van ontzanding evenmin aan de erfpachter in rekening zal brengen enige kosten wegens recognities ter bescherming van rechten of voor vergunning of het toelaten of gebruik maken of doen gebruik maken van deze leidingvakken.'

4.3. Blijkens uittreksels van de kadastrale registratie van de dienst van het kadaster en de openbare registers te Middelburg behoorde naar de toestand van 2 september 2003 het recht van erfpacht van de volgende percelen met na te melden kadastrale aanduiding toe aan A, overleden op jaartal, in leven gehuwd met C, overleden op onbekende datum:

B (...).

4.4. Blijkens een uittreksel van de kadastrale registratie van de dienst van het kadaster en de openbare registers te Middelburg behoorde naar de toestand van 11 november 2003 het recht van eigendom van het volgende perceel met na te melden kadastrale aanduiding toe aan A, overleden op jaartal, in leven gehuwd met C, overleden op onbekende datum:

Q (...).

5. Omschrijving geschil en standpunten van partijen

5.1. Tussen partijen is uitsluitend in geschil het antwoord op de vraag of belanghebbenden terecht als omslagplichtigen zijn aangemerkt, welke vraag belanghebbenden ontkennend beantwoorden, terwijl de Inspecteur het tegenovergestelde standpunt inneemt.

5.2. Voor de standpunten van partijen en de gronden waarop zij deze doen steunen verwijst het Hof naar de gedingstukken.

6. Conclusies van partijen

6.1. Het beroep van belanghebbenden strekt tot vernietiging van de aanslagen.

6.2. De Inspecteur heeft geconcludeerd tot vermindering van het totale bedrag van de aanslagen met € 34,03 tot € 145,33.

7. Overwegingen omtrent het geschil

7.1. Tussen partijen is niet in geschil dat belanghebbenden zijn aan te merken als degenen die krachtens eigendom, bezit of beperkt recht het genot hebben van de in 4.1 vermelde ongebouwde onroerende zaken. Tussen hen is evenmin in geschil dat belanghebbenden degenen zijn die bij het begin van het kalenderjaar als zodanig in de desbetreffende kadastrale registratie zijn vermeld.

7.2. Daarvan uitgaande heeft de Inspecteur belanghebbenden terecht als omslagplichtigen aangemerkt. Daaraan doet niet af dat, naar belanghebbenden hebben gesteld, hier sprake is van een bijzonder geval, in die zin dat het waterschap als genothebbende krachtens bloot eigendom en krachtens het genot zoals omschreven in de in 4.2 vermelde akte de grootste genothebbende van het beperkt recht is.

7.3. Indien belanghebbenden tevens hebben beoogd te stellen dat sprake is van een ongelijke behandeling van gelijke gevallen, omdat het waterschap van de heffing van de onderwerpelijke waterschapsomslag is vrijgesteld, faalt dit beroep op schending van het gelijkheidsbeginsel. Zoals in de toelichting bij de Verordening is vermeld, is de achterliggende gedachte bij de vrijstelling van ongebouwde onroerende zaken waarvan het waterschap genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht is, dat het weinig doelmatig wordt geacht dat het waterschap zelf wordt aangeslagen. Naar 's Hofs oordeel vormt deze gedachte een objectieve en redelijke rechtvaardiging voor de door belanghebbenden bedoelde ongelijke behandeling.

7.4. Nu de Inspecteur heeft geconcludeerd tot een vermindering van het bedrag van de aanslagen, is het beroep in zoverre gegrond.

8. Proceskosten en griffierecht

8.1. Op grond van de in 7.4 vermelde omstandigheid acht het Hof termen aanwezig de Inspecteur te veroordelen in de door belanghebbenden gemaakte proceskosten als bedoeld in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht. Het Hof stelt deze kosten, op de voet van het Besluit proceskosten bestuursrecht en de daarbij behorende bijlage, vast op € 1.449 wegens beroepsmatig verleende rechtsbijstand [(3 punten à € 322 x 1,5 (gewicht van de zaak)]. Voor een hogere vergoeding acht het Hof geen termen aanwezig.

8.2. Voorts dient aan belanghebbenden het voor deze zaak gestorte griffierecht te worden vergoed.

9. Beslissing

Het Gerechtshof:

- verklaart het beroep gegrond,

- vernietigt de uitspraak waarvan beroep,

- vermindert het bedrag van de aanslagen tot € 145,33,

- veroordeelt de Inspecteur in de kosten van het beroep, aan de zijde van belanghebbenden gevallen en vastgesteld op € 1.449, onder aanwijzing van het waterschap als de rechtspersoon die deze kosten moet vergoeden,

- gelast het waterschap het voor deze zaak gestorte griffierecht van € 31 aan belanghebbenden te vergoeden.

Deze uitspraak is vastgesteld door mrs. Tijnagel, Savelbergh en Van Walderveen, in tegenwoordigheid van de gerechtaudieur mr. Postema-van der Koogh. De beslissing is op 16 mei 2006 in het openbaar uitgesproken, in tegenwoordigheid van de griffier.

(Strik) (Tijnagel)

Aangetekend aan

Partijen verzonden:

Zowel de belanghebbende als het daartoe bevoegde bestuursorgaan kan binnen zes weken na de verzenddatum van deze uitspraak beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:

1. Bij het beroepschrift wordt een kopie van deze uitspraak gevoegd.

2. Het beroepschrift wordt ondertekend en bevat ten minste:

- de naam en het adres van de indiener;

- de dagtekening;

- de vermelding van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is

gericht;

- de gronden van het beroep in cassatie.

Het beroepschrift moet worden gezonden aan de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag.

De partij die beroep in cassatie instelt is griffierecht verschuldigd en zal daarover bericht ontvangen van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan worden verzocht de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.

??

nummer BK-04/00077 blz. 7/1