Home

Gerechtshof 's-Gravenhage, 19-05-2006, AY2734, BK-04/03069

Gerechtshof 's-Gravenhage, 19-05-2006, AY2734, BK-04/03069

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Datum uitspraak
19 mei 2006
Datum publicatie
11 juli 2006
ECLI
ECLI:NL:GHSGR:2006:AY2734
Zaaknummer
BK-04/03069

Inhoudsindicatie

beschikking aansprakelijkheidsstelling toepassing zogenaamd anoniementarief

Uitspraak

GERECHTSHOF TE 's-GRAVENHAGE

tweede meervoudige belastingkamer

19 mei 2006

nummer BK-04/03069

UITSPRAAK

op het beroep van de vennootschap onder firma A te B tegen de uitspraak van de Ontvanger, de voorzitter van het managementteam van de Belastingdienst/C, betreffende de na te noemen beschikkingen inzake aansprakelijkstelling.

1. Aansprakelijkstelling en bezwaar

1.1. Bij beschikkingen, beide gedagtekend 9 april 2004, is belanghebbende voor bedragen van achtereenvolgens ? 4.597,37 en ? 14.205 aansprakelijk gesteld ter zake van een niet (volledig) betaalde naheffingsaanslag in de loonbelasting en de premie volksverzekeringen ten name van D ter D. Door de hoogte van de schuld is de aansprakelijkheid van ? 4.597,37 beperkt tot ? 3.717.48.

1.2. Het door belanghebbende tegen de beschikkingen gerichte bezwaar heeft wat betreft de aansprakelijkstelling ter grootte van ? 3.717,48 geleid tot een de bij de bestreden uitspraak toegepaste vermindering tot op ? 3.081,63 en voor wat betreft de aansprakelijkstelling ter grootte van ? 14.205 tot een afwijzing.

2. Loop van het geding

2.1. Belanghebbende is van de bovenvermelde uitspraak in beroep gekomen bij het Hof. De griffier heeft in verband daarmee van belanghebbende een griffierecht geheven van ? 37. De Ontvanger heeft een verweerschrift ingediend.

2.2. De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgehad ter zitting van het Hof van 7 april 2006, gehouden te Den Haag. Aldaar zijn beide partijen verschenen. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt.

3. Vaststaande feiten

Op grond van de stukken van het geding en het ter zitting verhandelde is, als tussen partijen niet in geschil dan wel door

een van hen gesteld en door de wederpartij niet of niet voldoende weersproken, het volgende komen vast te staan:

3.1. Belanghebbende exploiteert een tuinderij. In de jaren 1999 en 2000 heeft belanghebbende werknemers ingeleend van D ter D, die als zelfstandig ondernemer een agrarisch loonbedrijf exploiteerde.

3.2. Aan D ter D zijn ten aanzien van (een aantal van) zijn werknemers naheffingsaanslagen in de loonbelasting en de premie volksverzekeringen over de jaren 1999 en 2000 opgelegd. Omdat in de administratie van D ter D loonbelastingverklaringen en identiteitsbewijzen van de werknemers ontbreken, ongeldig of vervalst zijn, is de nageheven belasting berekend met toepassing van het anoniementarief van artikel 26b van de Wet op de loonbelasting 1964.

3.3. De naheffingsaanslagen zijn opgelegd naar aanleiding van de bevindingen van een bij D ter D ingesteld boekenonderzoek. Daarbij is gebleken dat D ter D niet op de vereiste wijze de identiteit van de werknemers heeft vastgesteld.

3.4. D ter D is op 9 juni 2002 failliet verklaard. Het faillissement van D ter D is omgezet in een wettelijke schuldsanering. D ter D is in gebreke gebleven de naheffingsaanslagen te voldoen.

3.5. Belanghebbende is bij de onderwerpelijke beschikkingen aansprakelijk gesteld voor (een deel van) de door D ter D niet betaalde naheffingsaanslagen over de periode 1 januari 1999 tot en met 31 december 1999 en 1 januari 2000 tot en met 31 december 2000. De aansprakelijkstellingen, die primair zijn gegrond op artikel 34 van de Invorderingswet 1990 en subsidiair op artikel 35 van die wet, belopen een bedrag van in totaal ? 18.802,37. Door de hoogte van de schuld is de aansprakelijkheid beperkt tot ? 17.922,48. In de bezwaarfase is de aansprakelijkstelling verlaagd tot in totaal ? 17.286,63 (? 3.081,61 en ? 14.205)

4. Omschrijving geschil en standpunten van partijen

4.1. Partijen houdt verdeeld het antwoord op de vraag of belanghebbende terecht voor een belastingbedrag van ? 17.286,63 aansprakelijk is gesteld, welke vraag belanghebbende ontkennend en de Ontvanger bevestigend beantwoordt.

4.2. Voor de standpunten van partijen en de gronden waarop zij deze doen steunen verwijst het Hof naar de gedingstukken. Partijen hebben hun standpunten ter zitting toegelicht.

5. Conclusies van partijen

5.1. Het beroep van belanghebbende strekt tot vernietiging dan wel matiging van de beschikkingen.

5.2. De Ontvanger heeft geconcludeerd tot ongegrondverklaring van het beroep.

6. Overwegingen omtrent het geschil

6.1. Belanghebbende heeft ter zake van de door hem in de onderwerperlijke periode ingeleende werknemers van de overeengekomen loonsom ten behoeve van de belastingschuldige 20 percent rechtstreeks gestort bij de belastingdienst en 20 percent bij de betrokken sociale verzekeringsinstantie. De uiteindelijke aansprakelijkstelling - en daarmee het geschil - is dan ook enkel het product van het op het moment van de aansprakelijkstelling niet meer beschikken over kopieën van de identiteitsbewijzen van de betrokken werknemers en de daaruit voortvloeiende toepassing van het zogenoemde anoniementarief.

6.2. De gemachtigde van belanghebbende - de tot en met 2000 actieve vennoot en vader van de huidige vennoten van de inmiddels overgedragen onderneming - heeft tegenover de betwisting door de Inspecteur voldoende aannemelijk gemaakt - het Hof heeft geen reden aan het gestelde te twijfelen en hecht voor zoveel nodig geloof aan diens verklaringen - dat hij immer personeel heeft ingeleend tegen een marktconforme prijs, dat hij, noch zijn medevennoten noch het bedrijf dienaangaande ooit enig voordeel vanwege lagere prijsstellingen heeft verkregen, dat hij enkel Ter D, voornoemd, ene E en autochtonen, onder wie in vakantieperioden en op zaterdagen scholieren en Nederlandse huisvrouwen, op het bedrijf liet werken, dat nimmer illegalen in het bedrijf te werk zijn gesteld, voorts dat bij de vele controles door overheidsinstanties - onder welke de Belastingdienst, Bedrijfsvereniging, Arbeidsinspectie, Vreemdelingendienst, de Milieudienst, het Waterschap, de Gemeente - nimmer een bekeuring, opmerking of aantekening of iets dergelijks is gegeven, dat het bedrijf rond 2001 is overgedaan aan de vier zonen, dat een eindcontrole heeft plaatsgehad ter gelegenheid waarvan door de belastingdienst geen opmerkingen zijn gemaakt over in de administratie op dat moment aanwezige kopieën van identiteitsbewijzen van ingeleend personeel omtrent het al dan niet in orde zijn, de geldigheid of het al dan niet vals zijn of het niet voorzien zijn van geldige papieren van de werknemers, dat hij als zodanig sedert 2001 niet meer in het bedrijf werkzaam of anderszins actief is geweest, dat hij altijd zijn werknemers heeft gecontroleerd op hun papieren en nooit personen zonder geldige papieren in zijn bedrijf heeft laten werken, dat hij altijd kopieën van de identiteitsbewijzen maakte en bewaarde, dat hij ook de urenlijsten opmaakte en bewaarde en dat hij in verband met de beëindiging van zijn zakelijke activiteiten deze kopieën bij de verhuizing heeft opgeruimd in de veronderstelling verkerend dat, nu de eindcontrole was geweest, hij deze ook kon en mocht opruimen.

6.3. Het onder 6.1. en 6.2. overwogene heeft tot gevolg dat, nu belanghebbende voldoende feiten en omstandigheden heeft gesteld en voor zover weersproken door de Inspecteur voldoende aannemelijk heeft gemaakt, bij de vaststelling van de hoogte van de aansprakelijkstellingen ten onrechte is uitgegaan van het zogenoemde anoniementarief. In zoverre moeten deze worden verminderd. Tussen partijen is niet in geschil dat dit niet betekent dat de aansprakelijkstellingen volledig van de baan zijn en dat nu een exacte berekening van de verminderingen niet zo één twee drie te geven is zij zich erin kunnen vinden dat de uiteindelijke aansprakelijkstelling ? 1.000 bedraagt. Het Hof heeft geen reden daar niet bij aan te sluiten en zal daarom beslissen als volgt.

7. Proceskosten

Het Hof acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.

8. Beslissing

Het Gerechtshof:

- verklaart het beroep gegrond;

- vernietigt de uitspraak waarvan bezwaar;

- vernietigt beschikking inzake de aansprakelijkstelling over 1999 tot op ? 500;

- vermindert de beschikking inzake de aansprakelijkstelling over 2000 tot op ? 500 en

- gelast dat de Staat der Nederlanden het door belanghebbende gestorte griffierecht ad ? 37 vergoed.

Deze uitspraak is vastgesteld door mrs. Sanders, Tromp en

Vonk. De beslissing is op 19 mei 2006 in het openbaar uitgesproken, in tegenwoordigheid van de griffier.

(Van der Zande)

(Sanders)

aangetekend aan

partijen verzonden:

Ieder van de partijen kan binnen zes weken na de verzenddatum van deze uitspraak beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:

1. Bij het beroepschrift wordt een kopie van deze uitspraak gevoegd.

2. Het beroepschrift wordt ondertekend en bevat ten minste:

- de naam en het adres van de indiener;

- de dagtekening;

- de vermelding van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is

gericht;

- de gronden van het beroep in cassatie.

Het beroepschrift moet worden gezonden aan de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag.

De partij die beroep in cassatie instelt is griffierecht verschuldigd en zal daarover bericht ontvangen van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan worden verzocht de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.

??

??

nummer BK-04/03069 blz. 6/6