Home

Gerechtshof 's-Gravenhage, 03-04-2006, ECLI:NL:GHSGR:2006:BV4071 AY9127, BK-04/02965

Gerechtshof 's-Gravenhage, 03-04-2006, ECLI:NL:GHSGR:2006:BV4071 AY9127, BK-04/02965

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Datum uitspraak
3 april 2006
Datum publicatie
29 september 2006
ECLI
ECLI:NL:GHSGR:2006:AY9127
Zaaknummer
BK-04/02965

Inhoudsindicatie

Door wegvallen tijdsaanduiding op naheffingsaanslag parkeerbelasting is deze nietig.

Uitspraak

GERECHTSHOF TE 's-GRAVENHAGE

achtste enkelvoudige belastingkamer

3 april 2006

nummer BK-04/02965

UITSPRAAK

op het beroep van X te Z tegen de uitspraak van de heffingsambtenaar van de gemeente P (hierna: de Inspecteur), betreffende na te noemen naheffingsaanslag.

1. Naheffingsaanslag en bezwaar

1.1 Aan belanghebbende is met dagtekening 11 juli 2004 een naheffingsaanslag in de parkeerbelastingen met aanslagnummer xxx opgelegd.

1.2 Het tegen de naheffingsaanslag gerichte bezwaar van belanghebbende is bij de bestreden uitspraak afgewezen.

2. Loop van het geding

2.1 Belanghebbende is van bovenvermelde uitspraak in beroep gekomen bij het Hof. In verband daarmee is van belanghebbende door de griffier een griffierecht geheven van ? 37. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

2.2 De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgehad ter zitting van het Gerechtshof van 16 augustus 2005, gehouden te Den Haag. Aldaar is de Inspecteur wel, doch belanghebbende niet verschenen. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt.

2.3 Belanghebbende is door de griffier bij aangetekende brief met ontvangstbevestiging, verzonden op 13 juli 2005 aan hem op het adres a-straat 19 te Z, onder vermelding van plaats en tijdstip uitgenodigd om op de zitting te verschijnen. Blijkens door de griffier bij TPG Post ingewonnen informatie is de vorenbedoelde brief op 14 juli 2005 uitgereikt.

2.4 Naar aanleiding van het verhandelde ter zitting heeft het Hof het onderzoek ter zitting geschorst en heeft vervolgens tussen het Hof en partijen een briefwisseling plaatsgevonden. Met toestemming van partijen is een nadere mondelinge behandeling achterwege gebleven.

3. Vaststaande feiten

Op grond van de stukken van het geding is, als tussen partijen niet in geschil, dan wel door een van hen gesteld en op zichzelf aannemelijk, het volgende komen vast te staan:

3.1 Op 11 juli 2004 heeft belanghebbende zijn auto, met kenteken xx-xx-xx, geparkeerd aan de b-straat te P. Belanghebbende heeft bij de dichtstbijzijnde parkeerautomaat voor ? 1,90 een parkeerkaart gekocht met een parkeertijd tot 18.00 uur.

3.2 Voormelde locatie is door burgemeester en wethouders van de gemeente P aangewezen als een door parkeerapparatuur gereguleerde parkeerplaats, dat wil zeggen een plaats waar - voor zover hier van belang - uitsluitend tegen betaling van parkeerbelasting kan worden geparkeerd.

3.3 Tijdens een controle op voormelde plaats en datum heeft een parkeercontroleur geconstateerd dat in het voertuig geen parkeerkaart of geldige vergunning aanwezig was. Naar aanleiding hiervan is aan belanghebbende de onderhavige naheffingsaanslag opgelegd.

4. Omschrijving geschil en standpunten van partijen

4.1 In geschil is het antwoord op de vraag of de onderhavige aanslag terecht aan belanghebbende is opgelegd, welke vraag belanghebbende ontkennend en de Inspecteur bevestigend beantwoordt.

4.2 Belanghebbende heeft aangevoerd dat het door hem gekochte parkeerkaartje waarschijnlijk op de vloermat van de auto is gevallen. Op het biljet van de naheffingaanslag is een gedeelte van de tekst weggevallen, als gevolg waarvan de tijdsaanduiding ontbreekt. Controle kan derhalve ook hebben plaatsgevonden vóór 18.00 uur, in welk geval het parkeerkaartje nog geldig was. Voorts stelt belanghebbende dat hij zich niet kan herinneren de parkeertijd te hebben overschreden.

4.3 De Inspecteur stelt zich op het standpunt dat de onderhavige controle heeft plaatsgevonden om 19.58 uur, derhalve op een tijdstip waarop de eindtijd van het parkeerkaartje met bijna twee uur was verstreken. Weliswaar is op het biljet van de naheffingsaanslag het tijdstip van het opleggen ervan niet afgedrukt, maar uit een afschrift van de in de handterminal van de controleur opgeslagen gegevens - welke na invoer niet te wijzigen zijn - blijkt dat de aanslag om 19.58 uur is opgelegd.

5. Conclusies van partijen

5.1 Het beroep van belanghebbende strekt tot vernietiging van de naheffingsaanslag.

5.2 De Inspecteur heeft geconcludeerd tot ongegrondverklaring van het beroep.

6. Overwegingen omtrent het geschil

6.1 Op grond van het door belanghebbende overgelegde parkeerkaartje acht het Hof aannemelijk dat belanghebbende bij de aanvang van het parkeren (16:38 uur) de verschuldigde parkeerbelasting heeft voldaan.

6.2 Voorts blijkt uit het door hem desgevraagd overgelegde origineel van het naheffingsaanslagbiljet, dat op de uit de handterminal van de controlerende ambtenaar afkomstige print aan de rechterzijde een kolom ter breedte van ongeveer anderhalve centimeter niet is bedrukt, als gevolg waarvan het tijdstip van het opleggen van de naheffingsaanslag ontbreekt. De print vermeldt op de betreffende regel slechts de aanduiding '11-07-2004 1'. De aanduiding '19:58' van het door de Inspecteur genoemde tijdstip is op het zich in ongeschonden staat bevindende biljet van de naheffingsaanslag niet afgedrukt.

6.3 Uit de arresten van de Hoge Raad van 20 december 1978, nr. 18 960 (BNB 1979/111*), en 6 oktober 1993, nr. 28 752 (BNB 1995/99c*), volgt dat de vermelding van het tijdvak van naheffing op het aanslagbiljet hiervan een zo wezenlijk onderdeel uitmaakt, dat niet kan worden toegestaan dat belasting, verschuldigd wegens feiten gelegen buiten dat tijdvak, in de naheffingsaanslag worden begrepen. Dit is slechts anders indien de op het aanslagbiljet voorkomende vermelding van het tijdvak van naheffing op een duidelijke, ook voor de belastingplichtige kenbare, vergissing berust.

6.4 Het Hof is onder verwijzing naar voormelde arresten van de Hoge Raad van oordeel dat het ontbreken op het biljet van de naheffingsaanslag van het tijdstip van het opleggen dezer aanslag tot nietigheid van de naheffingsaanslag dient te leiden, nu bij een aanslag als de onderhavige het tijdstip waarop is geconstateerd dat sprake is van parkeren zonder dat het verschuldigde parkeergeld is betaald een essentieel onderdeel van de aanslag uitmaakt. Voor belanghebbende was daardoor ook niet kenbaar of de naheffingsaanslag na het verstrijken van de toegestane parkeertijd is opgelegd.

6.5 Hetgeen de Inspecteur heeft aangevoerd leidt niet tot een ander oordeel dan hiervoor in 6.3 is verwoord.

6.6 Gelet op het vorenoverwogene is het beroep gegrond.

7. Proceskosten en griffierecht

7.1 Het Hof acht geen termen aanwezig de Inspecteur te veroordelen in de proceskosten als bedoeld in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht, nu niet is gebleken van kosten die op de voet van artikel 1 van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor vergoeding in aanmerking komen.

7.2 Wel dient aan belanghebbende het voor deze zaak gestorte griffierecht te worden vergoed.

8. Beslissing

Het Gerechtshof:

- verklaart het beroep gegrond;

- vernietigt de uitspraak waarvan beroep;

- vernietigt de naheffingsaanslag;

- gelast de gemeente P het voor deze zaak gestorte griffierecht van ? 37 aan belanghebbende te vergoeden.

Deze uitspraak is vastgesteld door mr. Savelbergh. De beslissing is op 3 april 2006 in het openbaar uitgesproken, in tegenwoordigheid van de griffier.

(Strik)

(Savelbergh)

aangetekend aan

partijen verzonden:

Ieder van de partijen kan binnen zes weken na de verzenddatum van deze uitspraak beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:

1. Bij het beroepschrift wordt een kopie van deze uitspraak gevoegd.

2. Het beroepschrift wordt ondertekend en bevat ten minste:

- de naam en het adres van de indiener;

- de dagtekening;

- de vermelding van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is

gericht;

- de gronden van het beroep in cassatie.

Het beroepschrift moet worden gezonden aan de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag.

De partij die beroep in cassatie instelt is griffierecht verschuldigd en zal daarover bericht ontvangen van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan worden verzocht de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.

??

nummer BK-04/02965 blz. 5/5