Gerechtshof 's-Gravenhage, 31-01-2007, ECLI:NL:GHSGR:2007:1760, BK-02-00879
Gerechtshof 's-Gravenhage, 31-01-2007, ECLI:NL:GHSGR:2007:1760, BK-02-00879
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof 's-Gravenhage
- Datum uitspraak
- 31 januari 2007
- Datum publicatie
- 24 januari 2020
- ECLI
- ECLI:NL:GHSGR:2007:1760
- Zaaknummer
- BK-02-00879
Inhoudsindicatie
In geschil is het antwoord op de vraag of: ten onrechte het opleggen van een naheffingsaanslag in de loonbelasting over het jaar 1997 aan [A] voor zover betrekking hebbend op de imagerechten, achterwege is gebleven; sprake is van een gecoördineerde actie van de Belastingdienst waarvan de onderhavige aanslag onderdeel uitmaakt; sprake is van schending van het gelijkheidsbeginsel in verband met de fiscale afdoening van de zaak van [P] en [Q] ., dan wel anderszins in strijd is gehandeld met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur; sprake is van een nettoloonafspraak met [A] ; belanghebbende schade heeft geleden ter zake van het niet opleggen van een naheffingsaanslag in de loonbelasting over het jaar 1997 aan [A] ;
belanghebbende niet in dit jaar de bijgeschreven rente over het jaar 1997 op het tegoed bij [E] heeft genoten; bij het horen van de getuigen ten onrechte is afgeweken van de door belanghebbende voorgestane volgorde; de Inspecteur na het horen als getuige niet meer kan optreden als procespartij; sprake is van schending van het voorschrift inzake het verschijnen van de Inspecteur als getuige; sprake is van schending van een of meer beginselen van behoorlijke procesvoering, en de Inspecteur ten onrechte heffingsrente in rekening heeft gebracht
Uitspraak
31 januari 2007
nummer BK-02/00879
UITSPRAAK
op het beroep van [X] te [Z] tegen de uitspraak van de Inspecteur, het hoofd van de eenheid Grote ondernemingen Utrecht van de Belastingdienst, thans de voorzitter van het managementteam van de Belastingdienst/Utrecht-Gooi, tegen de na te noemen aanslag.
1 Aanslag en bezwaar
Aan belanghebbende is voor het jaar 1997 een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen opgelegd naar een belastbaar inkomen van ƒ 1.732.751. Tevens is in de aanslag een boete begrepen van ƒ 1.000 in verband met het te laat indienen van de onderhavige aangifte.
Bij de bestreden uitspraak heeft de Inspecteur het belastbare inkomen verminderd tot op ƒ 1.720.704. De verzuimboete wegens het te late indienen van de aangifte is vervallen.
2 Loop van het geding
Belanghebbende is van de bovenvermelde uitspraak in beroep gekomen bij het Hof. In verband daarmee is door de griffier een griffierecht geheven van € 29. De Inspecteur heeft een verweer-schrift ingediend.
De eerste mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgehad ter zitting van het Gerechtshof van 18 september 2003, gehouden te Den Haag. Aldaar zijn beide partijen verschenen.
Het Hof heeft blijkens de brief van 30 september 2003 besloten, op de voet van artikel 8:13 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: AWB), tot het doorzenden van het beroepschrift naar het Gerechtshof te Amsterdam. Van het ter zitting verhandelde is door de griffier een proces-verbaal opgemaakt.
De tweede mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgehad ter zitting van het Gerechtshof te Amsterdam van
5 februari 2004. Aldaar zijn beide partijen verschenen. Het Gerechtshof te Amsterdam heeft blijkens zijn brief van 24 februari 2004 besloten, op de voet van artikel 8:13 AWB, tot het terugzenden van het beroepschrift naar het Hof. Van het verhandelde ter zitting is door de griffier een proces-verbaal opgemaakt.
De derde mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgehad ter zitting van het Gerechtshof van 26 mei 2005, gehouden te Den Haag. Aldaar zijn beide partijen verschenen. Van het verhandelde ter zitting is door de griffier een proces-verbaal opgemaakt. Naar aanleiding van het verhandelde ter zitting heeft het Hof het onderzoek ter zitting geschorst en heeft vervolgens tussen het Hof en partijen een briefwisseling plaatsgevonden.
De vierde mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgehad ter zitting van het Gerechtshof van 15 februari 2006, gehouden te Den Haag. Aldaar zijn beide partijen verschenen. Van het verhandelde ter zitting is door de griffier een proces-verbaal opgemaakt. Naar aanleiding van het verhandelde ter zitting heeft het Hof het onderzoek ter zitting geschorst en heeft vervolgens tussen het Hof en partijen een briefwisseling plaatsgevonden.
De vijfde mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgehad ter zitting van het Gerechtshof van 17 mei 2006, gehouden te Den Haag. Aldaar zijn beide partijen verschenen. Tijdens de mondelinge behandeling zijn vijf getuigen gehoord. Naar aanleiding van het verhandelde ter zitting heeft het Hof het onderzoek ter zitting geschorst en heeft vervolgens tussen het Hof en partijen een briefwisseling plaatsgevonden. Van het verhandelde ter zitting is door de griffier een proces-verbaal opgemaakt. De door de getuigen afgelegde verklaringen zijn in het proces-verbaal opgenomen.
Een zesde mondelinge behandeling van de zaak, welke was geappointeerd voor de zitting van het Gerechtshof van 13 september 2006, heeft op verzoek van partijen geen doorgang gevonden. Wel heeft nadien tussen het Hof en partijen een briefwisseling plaatsgevonden.
3 Vaststaande feiten
Op grond van de stukken van het geding en het ter zitting verhandelde is, als tussen partijen niet in geschil, dan wel door een van hen gesteld en door de wederpartij niet of onvoldoende weersproken, het volgende komen vast te staan:
Belanghebbende was in het onderhavige jaar in dienstbetrekking werkzaam als beroepsvoetballer bij [A] .
Met dagtekening […] 1996 hebben belanghebbende en [A] een “Contract voor meerderjarige beroepsspelers” gesloten. Dit contract luidt onder meer als volgt:
“Artikel 1
De speler verplicht zich tegenover de club deel te nemen aan iedere wedstrijd, (…) waarvoor hij wordt opgesteld, alsmede aan de door de club vastgestelde trainingen (…).
De club zal hiervoor aan de speler de volgende vergoedingen betalen:
Zie aanhangsel.
(…)
Artikel 4
De overeenkomst is aangegaan voor 4 jaar, van […] 1996 tot […] 2000.
Artikel 5
(…)
AANHANGSEL behorende bij het contract voor de meerderjarige beroepsspeler, gesloten tussen de [A] en de speler [X] d.d. […] 1996.
De club zal de speler conform art. 1 van bovenvermeld contract de volgende vergoedingen betalen:
(…)
1. Basissalaris
seizoen 1996/1997 ƒ 200.000,- op jaarbasis
seizoen 1997/1998 ƒ 200.000,- op jaarbasis
seizoen 1998/1999 ƒ 200.000,- op jaarbasis
seizoen 1999/2000 ƒ 200.000,- op jaarbasis
De [A] kent aan de speler in verband met de ondertekening van de overeenkomst een onherroepelijk éénmalig tekengeld toe ten bedrage van ƒ 200.000,-.
(…)
7. Afkoopsom
De speler mag aan het einde van ieder seizoen getransfereerd worden naar een andere club voor een afkoopsom van ƒ 1.500.000,-. Aan het einde van deze contractperiode ( […] 2000) is de afkoopsom 20% van de aan [B] betaalde transfersom.”
De overeenkomst is namens belanghebbende ondertekend door [C] , voorzitter, en [D] , penningmeester.
Met dagtekening […] 1997 hebben belanghebbende en [E] te [F] , [G] (hierna: [E] ), een Engelstalige overeenkomst gesloten, die onder meer als volgt luidt:
“WHEREAS:
-
) [X] is an outstanding professional soccer player, which is reflected by his career progress to date;
-
) [X] ’ image and personality may well be exploited for commercial purposes, especially in European countries but possibly in view of his international activities - also in other countries of the world;
-
) the Company has as its objective the commercial exploitation and promotion of the person and personality of top sportsmen and other well known personalities;
-
) the Company wishes to acquire the exclusive right from [X] to exploit [X] ’ image and personality rights (…), which right [X] is willing to transfer to the Company;
-
) the Company and [X] wish to make arrangements concerning the acquisition described above;
HAVE AGREED AS FOLLOWS:
Article 1
1. [X] hereby irrevocably transfers full ownership to the Company of the exclusive right to exploit all the image and personality rights of [X] for the term of this agreement and in accordance with the terms of this agreement.
(…)
Article 3
This agreement will be effective as per […] 1997 and is subject to a time limit of twelve years, thus expiring on August 31 2009. However, it can by mutual agreement end before the aforementioned expiry date, but only if and as per the moment that [X] ’ career as a professional football player ends.
(…)
Article 6
The royalties received by the Company as a result of entering into arrangements as described above after deduction of a fee for the Company equal to 16.7% of these receipts will be invested by the Company or held by the Company on an interest-bearing account. Besides this fee, the Company will, at the beginning of each calendar year, deduct a further 1.75% per annum off the invested sum as an asset management fee.
(…)
Article 8
At the time of termination of this agreement (…) all funds thus invested by the Company will be made available to [X] according to [X] ’ instructions. The Company will comply with such instructions.
(…)
Article 13
This agreement is subject to the laws of The Netherlands. Any disputes which can not be settled amicably will be put before the Netherlands Arbitration Institute in [H] .”
Met dagtekening 27 juni 1997 hebben belanghebbende en [A] een overeenkomst gesloten, die onder meer als volgt luidt:
“Artikel 1.
-
[A] en [X] gaan gezamenlijk een nieuwe arbeidsovereenkomst met elkaar aan, welke nieuwe overeenkomst het bestaande contract tussen [A] en [X] , dat gesloten is voor de periode van […] 1996 tot […] 2000, vervangt.
-
De nieuwe overeenkomst tussen [A] en [X] wordt gesloten voor een bepaalde periode van 10 (tien) jaren, ingaande op […] 1997 en eindigende van rechtswege op […] 2007. (…)
Artikel 2.
1. In de periode van […] 1997 tot […] 2007 bedraagt het salaris van [X] ƒ 450.000 (…) bruto op jaarbasis. (…)
Artikel 4.
-
De club zal de premies van een arbeidsongeschiktheids- en ongevallenverzekering, af te sluiten bij een te goeder naam en faam bekende verzekeringsmaatschappij, waarvan de betreffende polis vooraf door de speler schriftelijk is akkoord bevonden, en waarvan de speler de verzekeringnemer en verzekerde is, ten behoeve van de speler voldoen. Het verzekerd bedrag van deze verzekeringen bedraagt in het eerste jaar van deze nieuwe overeenkomst (…) ƒ 5.000.000 (…) per jaar; de volgende jaren wordt dit bedrag steeds verminderd met ƒ 500.000 (…) per jaar. (…) De premies voor de verzekeringen komen geheel voor rekening van de club.
-
. (…)
Artikel 5.
-
. (…)
-
Het imagerecht c.q. de merkrechten van [X] worden uitdrukkelijk niet overgedragen aan [A] .
(…)
Artikel 9.
1. [A] staat ervoor in dat [X] (…) één of meerdere hypothecaire leningen (…) kan afsluiten bij [I] (…) tegen een vaste rente van 4% voor een periode van 5 jaar; daarna gelden de meest gunstige, dan geldende voorwaarden van [I] .
(…)
Artikel 10.
Op deze overeenkomst is het Nederlandse recht van toepassing.
Artikel 11.
Deze overeenkomst bevat alle afspraken welke tussen partijen zijn gemaakt.”
De overeenkomst is namens [A] ondertekend door
[C] en [D] .
Met dagtekening 27 juni 1997 hebben [E] enerzijds en [I] Media B.V. en [I] Beheer B.V. anderzijds een overeenkomst gesloten, die onder meer als volgt luidt:
“PARTIES:
1. [E] ., having its registered office at Jersey (…)
hereinafter called “the Licensor”;
and
2a. [I] Media B.V., (…) represented by [C] and Mr [D] ,
2b. [I] Beheer B.V., (…) represented by Mr [C] and Mr [D] ,
hereinafter together called: “the Licensee”;
WHEREAS:
- (…)
the Licensor has the right to conclude contracts regarding [X] as advertisement, promotion and marketing medium (…)
the Licensor is prepared to grant to the Licensee an exclusive license for the exploitation of the aforementioned rights for all countries of the world, subject to the following terms and conditions;
HAVE AGREED AS FOLLOWS:
Article 1.
(…)
Article 2.
-
The Licensor grants to the Licensee an exclusive right of license for all countries of the world, which right is accepted by the Licensee, to exploit and market, in the broadest sense of the words used, the existing rights mentioned in the preamble of the present agreement, and according to the other paragraphs of this article.
-
. (…)
Article 3.
-
The present agreement shall be entered into as per the […] of 1997, and shall terminate by force of the law on the […] of 2007.
-
. (…)
Article 4.
-
The Licensee shall pay to the Licensor a remuneration of ten yearly terms of NLG 1.500.000.= excluding VAT, plus 2% per year of the gross profits above NLG 1.500.000.= which are made with the image license of [X] . (…)
-
Furthermore, the Licensee shall pay to the Licensor a remuneration of NLG 100.000.= for each year that [X] will be selected as one of the 18 football players for qualification football-matches (…) of the Dutch national team. (…)”
Bij de hiervoor onder 3.5 aangehaalde overeenkomst behoort een bijlage die enerzijds is ondertekend namens [A] , [I] Media B.V. en [I] Beheer B.V. door [C] en [D] , en anderzijds namens [E] door [J] en door belanghebbende. Deze bijlage luidt onder meer als volgt:
“DE ONDERGETEKENDEN:
(...)
VERKLAREN HET VOLGENDE TE ZIJN OVEREENGEKOMEN:
Partijen komen overeen dat [E] ., op het moment dat de arbeidsovereenkomst tussen [A] en [X] voortijdig – derhalve vóór […] 2007 – wordt beëindigd, de overeenkomst tussen [E] . en [I] Media B.V./ [I] Beheer B.V. inzake de exploitatie van de recht van [X] , met onmiddellijke ingang éénzijdig kan beëindigen, zonder dat [E] / [X] schadeverplichtig wordt.”
Tot de stukken behoort een faxbericht van 16 april 1997, afkomstig van [A] en [K] (een onderdeel van de [I] -groep) met notities van [C] waaruit blijkt dat hij
samenhang ziet tussen de (destijds nog te sluiten) overeenkomsten onder 3.4 en 3.5.
Met dagtekening […] 1997 schrijven [L] en [M] namens belanghebbende aan [A] , ter attentie van onder meer de voorzitter:
“Wij benadrukken hierbij nogmaals dat deze contracten een samenhangend geheel vormen; de contracten zijn onderling verbonden. De inhoud van het ene contract kan derhalve niet los van de andere contracten worden gezien.”
Met dagtekening […] 2000 schrijven [I] Groep N.V. en [I] Media aan de Inspecteur onder meer:
“Berekening van de marktwaarde van het imagerecht van wervingssymbool [X] . Er is geen extern opgesteld marktonderzoek beschikbaar. Probleem bij image waarderingen is de grote mate van onzekerheid. Wij hebben wel een schatting gemaakt van de publiciteitswaarde. (...) Daar kwam dan bovenop de niet op voorhand te kwalificeren ‘afkoopwaarde’ van het contract alsmede de bijdrage aan naamsbekendheid van [I] / [K] .”
Met dagtekening […] 2000 schrijft [L] aan het bestuur van [A] onder meer:
“ • Destijds is de lopende arbeidsovereenkomst tussen de stichting en de heer [X] op uw verzoek gewijzigd. Daarbij is, kort samengevat, de totaal gewenste honorering verdeeld in salaris te betalen door [A] en in vergoeding imagerechten te betalen door [I] .
• Nu blijkt dat [I] zich wenst te onttrekken aan haar betalingsverplichtingen, zal [X] [A] daarvoor aanspreken. De desbetreffende procedure zal, mede ter reservering van rechten op zeer korte termijn gestart worden. Ook zal de nalatigheid van [I] tot gevolg hebben, dat de fiscus loonbelasting zal (gaan) naheffen bij [A] over de loonvordering van de heer [X] voor zover die zijn salaris van ƒ 450.000,- per jaar te boven gaat.”
[I] Media heeft vanaf november 1997 zonder veel succes pogingen ondernomen om belanghebbende te laten optreden in televisieprogramma’s. Ook heeft [I] Media een promotiemap met als titel ‘ […] ’ laten produceren. De inkomsten voor [I] Media uit deze activiteiten hebben ongeveer ƒ 10.000 bedragen.
Met dagtekening […] 2001 schrijft de Inspecteur aan mr. [N] ( [O] ), destijds gemachtigde van belanghebbende, onder meer het volgende:
“Uit de hiervoor opgesomde feiten blijkt dat er een onlosmakelijk verband bestaat tussen het spelerscontract tussen [X] en [A] en het imagerechtencontract tussen [I] en [E] . Het spelerscontract zou niet tot stand zijn gekomen indien niet tevens aan [X] een imagerechtencontract zou zijn aangeboden. De betalingen van f 1.500.000 per jaar houden zozeer verband met de door [X] bij [A] uitgeoefende dienstbetrekking, dat zij als daaruit genoten moeten worden beschouwd.
(…)
In verband daarmee zal aan [A] een naheffingsaanslag worden opgelegd. Op grond van artikel 31, lid 2, letter a van de Wet op de loonbelasting 1964 wordt de loonheffing geheven van de inhoudingsplichtige (in casu [A] ). Op grond van artikel 31, lid 4 van de Wet op de loonbelasting 1964 wordt aangenomen dat de inhoudingsplichtige de loonheffing en de premie ingevolge de Ziekenfondswet alsmede de verschuldigde premie ingevolge de Werkloosheidswet aanstonds voor zijn rekening heeft genomen.
(…)
De verschuldigde belasting wordt bepaald aan de hand van het tabeltarief, in casu 150% van het hiervoor vastgestelde loon. De verschuldigde belasting bedraagt dan f 2.250.000.”
Met dagtekening 29 oktober 2001 schrijft mr. [N] ( [O] ), destijds gemachtigde van [A] , aan de Inspecteur onder meer:
“ Tenslotte verzoek ik u, gelet op artikel 31, lid 2, onderdeel a ten eerste Wet LB, toepassing van artikel 31 lid 1 Wet LB achterwege te laten. Voorzover u daarvoor niet over de benodigde gegevens mocht beschikken zal ik u deze doen toekomen.”
Een op […] 2002 gewezen arbitraal vonnis in een geschil tussen [E] enerzijds en [I] Beheer B.V. (verweerder sub 1) en [I] Media B.V. anderzijds, naar aanleiding van de hiervoor onder 3.5 aangehaalde overeenkomst luidt onder meer als volgt:
“6. Beslissing
Arbiters:
rechtdoende naar de regelen des rechts,
(...)
Veroordelen verweerder sub 1 aan eiseres te betalen tegen behoorlijk bewijs van kwijting:
-
) een bedrag ad € 1.361.340,60, te vermeerderen met de wettelijke rente (...)
-
) per uiterlijk 1 september van de jaren 2001, 2002, 2003, 2004, 2005 en 2006 van een bedrag van steeds € 680.670,32.”
Een op […] 2003 gewezen arbitraal vonnis van het College van Arbiters van de Koninklijke Nederlandse Voetbalbond (KNVB) in een geschil tussen [A] en belanghebbende luidt onder meer als volgt:
“14. Artikel 27 lid 6 van de Wet op de Loonbelasting biedt [A] geen basis voor verhaal. Dit artikel bepaalt immers dat ingeval de belasting het genoten loon overtreft, de inhoudingsplichtige, in casu [A] , bevoegd is het ontbrekende te verhalen op de werknemer. Zo’n situatie, waarbij het veelal gaat om genoten loon in natura, doet zich hier niet voor. Of het totale financiële loon overtreft de belasting (standpunt [A] ), of de vergoeding aan [E] . kan niet tot het loon van [X] gerekend worden. In geen der gevallen is artikel 27 lid 6 van de Wet op de Loonbelasting van toepassing.
[A] heeft desgevraagd geen andere grondslag voor haar vorderingen genoemd. De gronden die [A] in haar pleitnota (hoofdstuk 6) noemt, zijn immers geen gronden voor haar vordering op [X] . [A] gaat daar slechts in op het door [X] gevoerde verweer.
1. Ten overvloede overweegt de Arbitragecommissie dat ook overigens haar niet gebleken is dat enig verhaalsrecht zou bestaan.
Het contract tussen [E] . enerzijds en [I] anderzijds bepaalt niets over eventuele fiscale consequenties terzake van de door partijen gekozen constructie. Weliswaar heeft [A] gesteld dat tijdens de contractbesprekingen [D] , voormalig vice-voorzitter van [A] en directeur van [I] , op het concept contract met de hand heeft bijgeschreven dat alle fiscale gevolgen voor [E] . zouden zijn, doch uiteindelijk is deze clausule nu juist niet in het contract terechtgekomen.
1. [A] erkent dat ervoor gekozen is de eventuele fiscale gevolgen van het imagerechtencontract niet in het contract te regelen en indien deze gevolgen zich zouden voordoen, het wettelijk systeem te volgen. Het wettelijk systeem biedt [A] echter geen verhaalsrecht.
Ook uit de verklaring van de heer [L] (...) blijkt dat elk van de partijen heeft getracht om de fiscale gevolgen op de ander af te wentelen, doch dat geen van de contractspartijen in die opzet is geslaagd. In het contract zijn de fiscale gevolgen niet geregeld.”
De Inspecteur heeft een boekenonderzoek voor de vennootschapsbelasting en de loonbelasting bij [A] ingesteld. Dat onderzoek heeft geleid tot een rapport dat in november van het jaar 2001 is afgesloten.
[E] heeft in het jaar 1997 de eerste betaling groot
ƒ 1.500.000 ontvangen ter zake van de imagerechten. Over dit door de Inspecteur als loon aangemerkte bedrag is geen naheffingsaanslag in de loonbelasting aan [A] opgelegd.
Met betrekking tot [P] is voor het jaar 1997 het door hem op een bankrekening van [Q] . genoten bedrag ter zake van de betaling voor imagerechten wel in een naheffingsaanslag in de loonbelasting begrepen. Dit bedrag was niet in diens aangifte voor de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen opgenomen. De bevoegde Inspecteur heeft de desbetreffende aanslag vastgesteld zonder een correctie ter zake. De aanslag is voor de afronding van het boekenonderzoek opgelegd.
In 1998 heeft [I] op grond van de hiervoor vermelde overeenkomsten een tweede betaling van ƒ 1.500.000 aan [E] gedaan. De Inspecteur heeft deze betaling aangemerkt als door [A] aan belanghebbende betaald nettoloon. Op grond van het hiervoor onder 3.13 vermelde verzoek heeft de Inspecteur hiervoor aan [A] voor het jaar 1998 een naheffingsaanslag in de loonbelasting opgelegd met dagtekening 1 november 2001, zonder toepassing van de eindheffingsregeling (artikel 31, tweede lid, onderdeel a, onder 1°, van de Wet op de loonbelasting 1964 (hierna: de Wet LB)). Uitgaande van een tarief van 60 percent, heeft de Inspecteur het brutoloon berekend op ƒ 3.750.000 en de verschuldigde loonbelasting/premie volksverzekeringen op ƒ 2.250.000.
Belanghebbende heeft voor het onderhavige jaar aangifte voor de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen gedaan naar een belastbaar inkomen van ƒ 212.827. De Inspecteur van de Belastingdienst/Particulieren [H] , thans Belastingdienst/ Rijnmond, heeft met dagtekening 3 oktober 2000, de aanslag in afwijking van de aangifte als volgt vastgesteld:
aangifte ƒ 212.827
meer loon [A] 1.500.000
rente van banktegoeden 924
rente over het tegoed bij [E] 20.000
ƒ 1.733.751
af: rentevrijstelling 1.000
belastbaar inkomen ƒ 1.732.751.
Bij brief van 12 september 2000 heeft de Inspecteur de afwijking van de aangifte aan belanghebbende meegedeeld.
Op het bezwaar van belanghebbende heeft de Inspecteur het rentebedrag van ƒ 20.000 over het tegoed bij [E] verminderd tot op een bedrag van ƒ 7.953 en de overige bezwaren afgewezen. Het belastbare inkomen is bij de bestreden uitspraak nader vastgesteld op ƒ 1.720.704.
De Inspecteur heeft belanghebbende een bedrag van (afgerond) ƒ 80.138 aan heffingsrente in rekening gebracht. Over de berekeningswijze en het berekende bedrag bestaat tussen partijen overeenstemming.