Gerechtshof 's-Gravenhage, 22-05-2007, BB1724, BK-06/00038
Gerechtshof 's-Gravenhage, 22-05-2007, BB1724, BK-06/00038
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof 's-Gravenhage
- Datum uitspraak
- 22 mei 2007
- Datum publicatie
- 15 augustus 2007
- ECLI
- ECLI:NL:GHSGR:2007:BB1724
- Zaaknummer
- BK-06/00038
Inhoudsindicatie
IB/PVV 2002/2003; Belanghebbende heeft met het kweken van hennepplanten resultaat uit een werkzaamheid behaald; bevestiging uitspraak rechtbank.
Uitspraak
GERECHTSHOF TE 's-GRAVENHAGE
eerste meervoudige belastingkamer
22 mei 2007
nummer BK-06/00038
UITSPRAAK
op het hoger beroep van belanghebbende te plaatsnaam tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage van 3 januari 2006, nummers AWB 05/1241 IB/PVV en AWB 05/1243 IB/PVV, betreffende na te noemen aanslagen.
1. Voorlopige aanslagen, bezwaar, uitspraak en geding voor de
rechtbank
1.1 Aan belanghebbende zijn door de Inspecteur, de voorzitter van het managementteam van de Belastingdienst Rijnmond, voor het jaar 2002 en het jaar 2003 voorlopige aanslagen in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen opgelegd, in beide gevallen naar een ambtshalve vastgesteld belastbaar inkomen uit werk en woning van € 86.500.
1.2 De door belanghebbende tegen deze aanslagen gemaakte bezwaren heeft de Inspecteur afgewezen.
1.3 Belanghebbende heeft tegen deze uitspraken beroep bij de rechtbank ingesteld. De rechtbank heeft de beroepen gegrond verklaard, de uitspraken op bezwaar vernietigd, de voorlopige aanslagen voor 2002 en 2003 verminderd tot elk naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 52.500, de Inspecteur veroordeeld in de proceskosten groot € 644 en de Staat gelast de griffierechten van in totaal € 74 aan belanghebbende te vergoeden.
2. Loop van het geding in hoger beroep
2.1 Belanghebbende is van de uitspraak van de rechtbank in hoger beroep gekomen bij het Hof. In verband daarmee is door de griffier een griffierecht geheven van € 103. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend. Voorafgaande aan de zitting heeft belanghebbende op 2 maart 2007 nog een nader stuk ingediend.
2.2 De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgehad ter zitting van het Gerechtshof van 6 maart 2007. Aldaar zijn beide partijen verschenen. Ter zitting is tevens behandeld het hoger beroep van belanghebbende betreffende de aanslag in de inkomstenbelasting en de premieheffing voor het jaar 2001, kenmerk Hof BK-06/00224. Voor zover in die zaak stukken zijn overgelegd, worden die stukken geacht ook in de onderhavige zaak te zijn overgelegd. Tevens wordt hetgeen door partijen in die zaak voor het overige is aangevoerd, aangemerkt als te zijn aangevoerd in de onderhavige zaak. Van het verhandelde ter zitting is door de griffier één proces-verbaal opgemaakt.
2.3 Op 14 maart 2007 is van belanghebbendes gemachtigde nog een kopie van het bewijs van toevoeging bij het Hof ingekomen. Het Hof heeft daarin geen aanleiding gezien het onderzoek te heropenen.
3. Vaststaande feiten
Op grond van de stukken van het geding en het ter zitting verhandelde staat, als tussen partijen niet in geschil, dan wel door een van hen gesteld en door de wederpartij niet of onvoldoende weersproken, het volgende vast.
3.1 Belanghebbende is ongehuwd en is woonachtig aan de a-straat 1 te plaatsnaam. Hij heeft de beschikking over een schuur direct achter de woning en over een loods die 300 meter van de woning is gelegen.
3.2 Op datum heeft de politie een inval gedaan in de schuur van belanghebbende en daar 319 hennepplanten en een volledig ingerichte hennepkwekerij aangetroffen. De inrichting bestond uit zeventien lampen van 400 Watt, een kachelventilator van 2.000 Watt, een ventilator, een afzuiger van 215 Watt en een van 370 Watt.
3.3 Op datum heeft de politie een inval gedaan in de loods van belanghebbende en daar een volledig ingerichte hennepkwekerij aangetroffen met onder meer zestig lampen van 600 Watt. Ter zake daarvan is belanghebbende bij vonnis van 27 augustus 2003 wegens overtreding van de Opiumwet veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee maanden met een proeftijd van twee jaar en een geldboete van € 2.500, subsidiair 37 dagen hechtenis. Bij deze inval is geconstateerd dat elektriciteit werd afgetapt vóór de meter.
3.4 Bij een inval in de schuur van belanghebbende op datum heeft de politie resten van hennepplanten aangetroffen.
3.5 Het door het energiebedrijf te plaatsnaam aan belanghebbende in rekening gebrachte verbruik van elektriciteit is als volgt:
datum nota periode verbruik
15-05-2002 18-04-01 t/m 25-04-02 5.928 kWh
15-05-2003 25-04-02 t/m 01-05-03 12.500 kWh
12-11-2002 12-11-01 t/m 12-11-02 169.293 kWh.
Het factuurbedrag van laatstgenoemde nota voor het verbruik was ƒ 27.066, welk bedrag is verhoogd met een boete wegens verbreking van het zegel en met de kosten voor de vervanging van de meter. Het totaalbedrag van de nota ad ƒ 27.410 is voldaan. Het op deze nota vermelde verbruik is door het energiebedrijf geschat aan de hand van de op datum door de politie in de loods aangetroffen apparatuur.
3.6 Volgens de energienota van 18 mei 2004 betreffende de periode van 28 april 2003 tot en met 31 maart 2004 was de beginstand van de elektriciteitsmeter (totaal van hoog en laag tarief) 50.065 en de eindstand 31.384.
3.7 De Inspecteur heeft een rapport in het geding gebracht van de Politie Haaglanden, waarin de resultaten zijn neergelegd van een onderzoek naar de huisteelt van hennep in de regio Haaglanden.
4. Omschrijving geschil en standpunten van partijen
4.1 In geschil is of belanghebbende resultaat uit overige werkzaamheden bestaande uit het kweken en verhandelen van hennep heeft genoten. Indien deze vraag bevestigend wordt beantwoord is in geschil of de Inspecteur de voorlopige aanslagen op een te hoog bedrag heeft vastgesteld. Belanghebbende beantwoordt beide vragen ontkennend en de Inspecteur bevestigend.
4.2 Het standpunt van belanghebbende is - samengevat - dat hij na de inval op datum geen hennep meer heeft doen telen in zijn schuur. Medio juni 2002 heeft hij de tot zijn bezit behorende loods aan derden ter beschikking gesteld. In 2004 heeft hij de loods verkocht. De door de Inspecteur gehanteerde berekeningswijze is onjuist en leidt tot een te hoge uitkomst. De groeicyclus van hennepplanten moet op tien weken worden gesteld in plaats van acht, de gemiddelde opbrengst per plant is 19,5 gram in plaats van 22 gram en de gemiddelde prijs € 2.000 in plaats van € 2.500. Voorts is belanghebbende psychiatrisch patiënt en is hij niet in staat de door de Inspecteur berekende opbrengst te behalen.
4.3 De Inspecteur houdt staande dat belanghebbende in 2002 en 2003 met het kweken van hennepplanten resultaat uit een werkzaamheid heeft behaald tot het door de rechtbank vastgestelde bedrag.
5. Conclusies van partijen
5.1 De conclusie van belanghebbende voor zowel 2002 als 2003 is dat de uitspraak van de rechtbank en de uitspraak op bezwaar dienen te worden vernietigd en dat het belastbare resultaat uit overige werkzaamheden voor elk van beide jaren moet worden gesteld primair op nihil, subsidiair op € 24.882, meer subsidiair op € 37.323 en voorts dat rekening moet worden gehouden met in ieder geval de kosten voor energie van € 13.500.
5.2 De Inspecteur heeft geconcludeerd tot bevestiging van de uitspraak van de rechtbank.
6. Overwegingen omtrent het geschil
6.1 Op grond van het geheel van de vaststaande feiten is het vermoeden gerechtvaardigd dat belanghebbende zich in de in geding zijnde jaren bezig heeft gehouden met het kweken van hennep op een schaal die kweek voor eigen gebruik verre te boven gaat. Voor dit vermoeden zijn de volgende omstandigheden van belang. Uit het in 3.7 vermelde rapport kan worden afgeleid dat een kwekerij met 319 hennepplanten een commercieel karakter heeft. Bij de inval van de politie op datum is een kwekerij aangetroffen die nog aanmerkelijk groter was dan die welke voorheen in de schuur van belanghebbende werd geëxploiteerd. Gezien het strafvonnis, de energienota's, de omstandigheid dat in de loop van 2002 op grote schaal elektriciteit is afgetapt en dat in de periode 2003/2004 sprake is van een negatief verbruik, hetgeen het energiebedrijf tot de conclusie heeft gebracht dat de meter is teruggedraaid, moet worden geconcludeerd dat het kweken in de jaren 2002 en 2003 jaren is voortgezet respectievelijk is hervat. Belanghebbende heeft op geen enkele wijze aannemelijk gemaakt dat deze werkzaamheden door of voor rekening van een derde zijn verricht. Hetgeen door belanghebbende is aangevoerd, is derhalve onvoldoende om tot een ander oordeel te komen dan dat belanghebbende zowel in 2002 als in 2003 zich heeft bezig gehouden met het commercieel kweken van hennep, zodat sprake is van het genieten van resultaat behaald met een werkzaamheid.
6.2 In geschil zijn de voorlopige aanslagen die voor de jaren 2002 en 2003 aan belanghebbende zijn opgelegd. Het Hof heeft derhalve te beoordelen of deze niet op een hoger bedrag zijn vastgesteld dan waarop de definitieve aanslagen vermoedelijk zullen worden vastgesteld. Nu de conclusie van de Inspecteur in hoger beroep is dat het belastbare inkomen uit werk en woning in elk van de jaren 2002 en 2003 € 52.500 bedraagt, heeft het Hof te onderzoeken of dit inkomen niet vermoedelijk op een lager bedrag zal worden vastgesteld.
6.3 Het Hof acht aannemelijk dat belanghebbende in verband met de politie-invallen niet het maximaal aantal oogsten van vijf per jaar heeft kunnen behalen. Het Hof zal het aantal oogsten voor elk van deze jaren in goede justitie op drie stellen. Gelet op de omstandigheid dat op datum zestig lampen van 600 Watt zijn aangetroffen en het aantal hennepplanten dat in 2001 met zeventien lampen van 400 Watt werd gekweekt 319 bedroeg, moet ervan worden uitgegaan dat in 2002 tot aan de datum van de inval door de politie de opbrengst per oogst aanzienlijk hoger was dan in het verleden. Als schatting neemt het Hof aan dat in dat jaar ieder geval 500 planten werden gekweekt. Ook voor het jaar 2003 kan hiervan worden uitgegaan, omdat in dat jaar de elektriciteitsmeter is teruggedraaid. Hieruit kan het vermoeden worden geput dat het elektriciteitsgebruik aanzienlijk was. Belanghebbende heeft dat vermoeden niet ontzenuwd. Het Hof gaat voorts uit van een opbrengst van 19,5 gram per henneptop, zoals in de inleiding van het in 3.7 vermelde rapport is vermeld. Weliswaar is in hoofdstuk 5 als conclusie opgenomen dat 22 gram bij binnenteelt nog steeds als standaard kan worden aangehouden, maar de Inspecteur heeft voor de tegenstrijdigheid op dit punt geen verklaring gegeven. Verder acht het Hof aannemelijk dat belanghebbende gezien zijn psychische toestand niet in staat is geweest de hoogst mogelijke prijs te realiseren, zodat het Hof uitgaat van een opbrengst van € 2.000 per kilo. Aldus komt het Hof voor elk van de in geding zijnde jaren tot een bruto opbrengst van 3 (aantal oogsten) x 500 (aantal planten) x 19,5 (grammen per plant) x
€ 2.000 (opbrengst per kilo) is € 58.500.
6.4 Op grond van artikel 3.14, eerste lid aanhef, onderdeel d, van de Wet, dat in artikel 3.95 van de Wet van overeenkomstige toepassing is verklaard bij de bepaling van het resultaat uit een werkzaamheid komen kosten en lasten die verband houden met misdrijven ter zake waarvan de belastingplichtige bij onherroepelijke uitspraak is veroordeeld, niet in aftrek. Het Hof is van oordeel dat deze uitsluitingsbepaling in het onderhavige geval van toepassing is. Belanghebbende is op 27 augustus 2003 ter zake van het kweken van hennep veroordeeld. Weliswaar vermeldt het vonnis als datum waarop het misdrijf is gepleegd 12 november 2002, maar het eerdergenoemde artikel van de Wet is een generieke bepaling die ook geldt voor kosten en lasten die verband houden met het kweken van hennep in andere jaren.
6.5 Uit al het vorenoverwogene volgt dat de voorlopige aanslagen voor de jaren 2002 en 2003 niet op een hoger bedrag zijn vastgesteld dan waarop de definitieve aanslagen vermoedelijk zullen worden vastgesteld. Het hoger beroep is derhalve ongegrond.
7. Proceskosten
Het Hof acht geen termen aanwezig voor een proceskostenveroordeling als bedoeld in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht
8. Beslissing
Het Gerechtshof bevestigt de uitspraak van de rechtbank.
Deze uitspraak is vastgesteld door mrs. Savelbergh, Van Knobelsdorff en Vonk. De beslissing is op 22 mei 2007 in het openbaar uitgesproken, in tegenwoordigheid van de griffier.
(Van de Vijver)
(Savelbergh)
aangetekend aan
partijen verzonden:
Zowel de belanghebbende als het daartoe bevoegde bestuursorgaan kan binnen zes weken na de verzenddatum van deze uitspraak beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:
1. Bij het beroepschrift wordt een kopie van deze uitspraak gevoegd.
2. Het beroepschrift wordt ondertekend en bevat ten minste:
- de naam en het adres van de indiener;
- de dagtekening;
- de vermelding van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is
gericht;
- de gronden van het beroep in cassatie.
Het beroepschrift moet worden gezonden aan de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag.
De partij die beroep in cassatie instelt is griffierecht verschuldigd en zal daarover bericht ontvangen van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan worden verzocht de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.
nummer BK-06/00038 blz. 7/7