Home

Gerechtshof 's-Gravenhage, 07-03-2008, BC8592, BK-07/00395

Gerechtshof 's-Gravenhage, 07-03-2008, BC8592, BK-07/00395

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Datum uitspraak
7 maart 2008
Datum publicatie
4 april 2008
ECLI
ECLI:NL:GHSGR:2008:BC8592
Zaaknummer
BK-07/00395

Inhoudsindicatie

Belanghebbende heeft omzetbelasting ter zake van bedrijfswoning te laat teruggevraagd. Geen verschoonbare termijnoverschrijding.

Uitspraak

GERECHTSHOF TE 's-GRAVENHAGE

tweede meervoudige belastingkamer

7 maart 2008

nummer BK-07/00395

UITSPRAAK

op het hoger beroep van X te Z tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage van 4 mei 2007, nr. 06/4765 OB, betreffende de hierna vermelde teruggaafbeschikkingen en op aangifte voldane bedragen.

1. Voldoeningen op aangifte, teruggaven, bezwaar en geding in eerste aanleg

1.1 Met betrekking tot de heffing van omzetbelasting over het tijdvak 1 januari 1999 tot en met 31 december 2003 heeft belanghebbende de volgende bedragen op aangifte voldaan of heeft de Inspecteur bij voor bezwaar vatbare beschikking teruggave verleend.

TijdvakBedragVoldoening / teruggaveDatum voldoening of dagtekening beschikking1e kwartaal 1999ƒ 1.117voldoening op aangifte27 april 19992e kwartaal 1999ƒ 1.266voldoening op aangifte29 juli 19993e kwartaal 1999ƒ 837teruggavebeschikking12 november 19994e kwartaal 1999ƒ 754voldoening op aangifte1 februari 20001e kwartaal 2000ƒ 410teruggavebeschikking19 mei 20002e kwartaal 2000ƒ 1.047teruggavebeschikking18 augustus 20003e kwartaal 2000ƒ 318voldoening op aangifte25 oktober 20004e kwartaal 2000ƒ 3.345teruggavebeschikking23 februari 2001Jaar 2001ƒ 6.139voldoening op aangifte9 april 2002Jaar 2002€ 25teruggavebeschikking1 maart 2003Jaar 2003€ 4.093teruggavebeschikking5 maart 2004

1.2 Belanghebbende heeft bij gelegenheid van zijn aangifte voor de omzetbelasting over het tijdvak 1 januari 2004 tot en met 31 december 2004 een bijzondere teruggave verzocht ten bedrage van € 36.657, welk bedrag betrekking heeft op de vorenvermelde tijdvakken en door belanghebbende als volgt is gespecificeerd:

JaarBedrag1999€ 268,682000€ 275,952001€ 386,182002€ 17.875,772003€ 17.850,33Totaal€ 36.656,91Het aangiftebiljet waaruit blijkt van het verzoek om teruggave van omzetbelasting is gedagtekend 1 december 2005.

1.3 De Inspecteur heeft het verzoek van belanghebbende opgevat als bezwaar tegen de hiervoor vermelde voldoeningen op aangifte en teruggavebeschikkingen.

1.4 Bij elf in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar heeft de Inspecteur belanghebbende wegens termijnoverschrijding niet-ontvankelijk verklaard in de bezwaren.

1.5 Belanghebbende heeft tegen de uitspraken op bezwaar beroep bij de rechtbank ingesteld. In verband daarmee is door de griffier van de rechtbank een griffierecht geheven van € 141. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.

2. Loop van het geding

2.1 Belanghebbende is van de uitspraak van de rechtbank in hoger beroep gekomen bij het Hof. In verband daarmee is door de griffier een griffierecht geheven van € 214. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend. Belanghebbende heeft vervolgens een conclusie van repliek ingediend, waarop de Inspecteur heeft gereageerd met een conclusie van dupliek.

2.2 De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgehad ter zitting van het Gerechtshof van 24 januari 2008, gehouden te Den Haag. Aldaar zijn beide partijen verschenen. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt.

3. Vaststaande feiten

Op grond van de stukken van het geding en het ter zitting verhandelde is, als tussen partijen niet in geschil, dan wel door een van hen gesteld en door de wederpartij niet of onvoldoende weersproken, het volgende komen vast te staan:

3.1 Belanghebbende oefent het beroep uit van management consultant. Als zodanig is hij ondernemer in de zin van de Wet op de omzetbelasting 1968. Hij heeft in december 2001 een nieuw te bouwen woning met bedrijfsruimte gekocht. In november 2003 heeft hij die in gebruik genomen.

3.2 Vóór de indiening bij de Inspecteur van de onder 1.2 vermelde aangifte voor de omzetbelasting over het jaar 2004 heeft belanghebbende tegen de onder 1.1 vermelde voldoeningen op aangifte en teruggaafbeschikkingen geen bezwaar gemaakt.

3.3 Die indiening heeft niet eerder dan op 1 december 2005 plaatsgevonden.

3.4 Bij die aangifte heeft belanghebbende verzocht om teruggave van omzetbelasting, zoals vermeld en gespecificeerd onder 1.2.

4. Omschrijving geschil en standpunten van partijen

4.1 Belanghebbende stelt zich in hoger beroep op het standpunt dat wat betreft het in de aangifte over het jaar 2004 vervatte verzoek om teruggave sprake is van feiten of omstandigheden op grond waarvan voor dat verzoek artikel 6:11 van de Algemene wet bestuursrecht toepassing vindt (verschoonbare termijnoverschrijding). De Inspecteur bestrijdt dit.

4.2 Voor de standpunten van partijen en de gronden waarop zij deze doen steunen verwijst het Hof verder naar de gedingstukken.

5. Beoordeling van het hoger beroep

5.1 Op 14 juli 2005 heeft het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschap arrest gewezen in de zaak Charles en Charles-Tijmens (C-434/03). Belanghebbende acht de implicaties van dit arrest van toepassing op de ter zake van de in punt 3.1 bedoelde nieuwbouw aan hem in rekening gebrachte omzetbelasting. Hij meent onder meer dat het arrest een nieuw feit is naar aanleiding waarvan de omzetbelasting over de jaren 1999 tot en met 2003 moet worden herrekend en dat dit moet leiden tot teruggave van een bedrag van € 36.657 aan omzetbelasting.

5.2 De rechtbank heeft in de aangevallen uitspraak overwogen dat de Inspecteur het verzoek om teruggave terecht heeft aangemerkt als bezwaar tegen de in 1.1 vermelde voldoeningen op aangifte en teruggaafbeschikkingen, en dat de termijnen voor die onderscheidene bezwaren ten tijde van de indiening van het onderwerpelijke verzoek om teruggave waren overschreden. In hoger beroep gaan ook partijen hiervan uit. Ook het Hof neemt deze oordelen van de rechtbank tot uitgangspunt.

5.3 De rechtbank heeft voorts in 2.7 van haar uitspraak overwogen dat niet gebleken is dat zich omstandigheden hebben voorgedaan op grond waarvan tot verschoonbaarheid van de termijnoverschrijding kan worden geconcludeerd.

5.4 In hoger beroep komt het Hof tot het oordeel dat de feiten en omstandigheden die belanghebbende naar voren heeft gebracht en die naar zijn zeggen hebben meegebracht dat hij de bezwaren niet binnen de daarvoor geldende termijnen bij de Inspecteur heeft ingediend, niet van dien aard zijn dat daardoor redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest. De termijnoverschrijding bij het indienen van de bezwaren is derhalve niet verschoonbaar.

5.5 In dit verband overweegt het Hof nog dat belanghebbende weliswaar ter zitting heeft gesteld dat hij een hersenbloeding heeft gehad en inmiddels geheel arbeidsongeschikt is verklaard, maar dat hij daaromtrent - hoewel het Hof hem daarnaar heeft gevraagd - verder geen feiten heeft gesteld die verduidelijken dat dit de oorzaak of een belangrijke reden is geweest dat de bezwaren niet tijdig zijn ingediend. Ook vermag het Hof niet in te zien dat de feiten en omstandigheden die belanghebbende in zijn hogerberoepschrift en in zijn conclusie van repliek heeft gesteld, eraan in de weg hebben gestaan dat belanghebbende tijdig bezwaar maakte tegen de voldoeningen op aangifte of teruggaafbeschikkingen, al ware het tot behoud van recht.

5.6 Voorts heeft de rechtbank in haar uitspraak geoordeeld dat het voornoemde arrest van het Hof van Justitie EG, noch zijn arrest van 6 oktober 2005 in de zaak C-291/03 (MyTravel Plc / Commissioners of Customs & Excise) aan niet-ontvankelijkverklaring wegens termijnoverschrijding in de weg staat. Het Hof komt niet tot een ander oordeel.

5.7 Het vorenoverwogene betekent dat het hoger beroep faalt.

6. Proceskosten

Het Hof acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.

7. Beslissing

Het Gerechtshof bevestigt de uitspraak van de rechtbank.

Deze uitspraak is vastgesteld door mrs. Sanders, Tromp en Van Walderveen. De beslissing is op 7 maart 2008 in het openbaar uitgesproken, in tegenwoordigheid van de griffier.

(Otto)(Sanders)

aangetekend aan

partijen verzonden:

Zowel de belanghebbende als het daartoe bevoegde bestuursorgaan kan binnen zes weken na de verzenddatum van deze uitspraak beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:

1. Bij het beroepschrift wordt een kopie van deze uitspraak gevoegd.

2. Het beroepschrift wordt ondertekend en bevat ten minste:

- de naam en het adres van de indiener;

- de dagtekening;

- de vermelding van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is

gericht;

- de gronden van het beroep in cassatie.

Het beroepschrift moet worden gezonden aan de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag.

De partij die beroep in cassatie instelt is griffierecht verschuldigd en zal daarover bericht ontvangen van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan worden verzocht de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.