Home

Gerechtshof 's-Gravenhage, 07-03-2008, BC8700, BK-04/03790

Gerechtshof 's-Gravenhage, 07-03-2008, BC8700, BK-04/03790

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Datum uitspraak
7 maart 2008
Datum publicatie
4 april 2008
ECLI
ECLI:NL:GHSGR:2008:BC8700
Zaaknummer
BK-04/03790

Inhoudsindicatie

Laag privé-gebruik auto niet aannemelijk gemaakt.

Uitspraak

GERECHTSHOF TE 's-GRAVENHAGE

negende enkelvoudige belastingkamer

7 maart 2008

nummer BK-04/03790

PROCES-VERBAAL

van de mondelinge uitspraak op het beroep van X te Z tegen de uitspraak van de Inspecteur, de voorzitter van het managementteam van de Belastingdienst Zuidwest, op het bezwaarschrift van belanghebbende tegen de aan haar opgelegde aanslag in de inkomstenbelasting en de premie volksverzekeringen voor het jaar 2002.

De eerste mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgehad ter zitting van het Gerechtshof van 18 augustus 2006, gehouden te Den Haag. Aldaar zijn verschenen belanghebbende in persoon en Y tot bijstand, alsmede mevrouw P namens de Inspecteur.

Vervolgens heeft belanghebbende nadere stukken in het geding gebracht en heeft de Inspecteur daarop schriftelijk gereageerd.

De tweede mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgehad ter zitting van het Gerechtshof van 22 februari 2008, gehouden te Den Haag. Aldaar zijn verschenen belanghebbende in persoon en Y tot bijstand, alsmede mevrouw P namens de Inspecteur en Q tot bijstand.

Beslissing

Het Gerechtshof verklaart het beroep ongegrond.

Gronden

1. In het onderhavige jaar heeft Fa. A te [plaats], Duitsland, als werkgever aan belanghebbende een personenauto ter beschikking gesteld. Het betreft een [merk en type] met het Duitse kenteken [kenteken] (hierna: de auto). De auto is per 1 januari 2000 toegelaten op de weg. De Nederlandse catalogusprijs van de auto met inbegrip van de omzetbelasting en de belasting van personenauto's en motorrijwielen bedraagt - naar niet in geschil is - € 34.000.

2. Belanghebbende heeft een rittenregistratie bijgehouden, volgens welke in het jaar 2002 met de auto 283 kilometer voor privé-doeleinden is gereden. Bij het begin van het jaar was de kilometerstand 12.330 en bij het eind van het jaar was de kilometerstand 22.183. Van het begin en van het eind van elke als zakelijk aangemerkte rit zijn niet de adressen, doch slechts de plaatsnamen genoteerd. Van het begin en het einde van de ritten voor privé-doeleinden is geen adres of plaatsnaam genoteerd. De voor zakelijke ritten afgelegde kilometers zijn afgerond op tientallen. Hetzelfde geldt voor de privé-ritten in de periode van januari tot en met september 2002.

3. Ingevolge artikel 3.145, eerste lid, eerste volzin, van de de Wet IB 2001 wordt, indien aan de belastingplichtige ook voor privé-doeleinden een auto ter beschikking is gesteld, het voordeel op jaarbasis gesteld op ten minste 25% van de waarde van de auto. Op grond van de tweede volzin van deze wetsbepaling wordt de auto in ieder geval geacht ook voor privé-doeleinden ter beschikking te zijn gesteld, tenzij blijkt dat de auto op jaarbasis voor niet meer dan 500 kilometer voor privé-doeleinden wordt gebruikt.

4. Indien uit een rittenregistratie of anderszins blijkt dat de auto op jaarbasis voor niet meer dan 500 kilometer voor privé-doeleinden wordt gebruikt, wordt het voordeel gesteld op nihil (artikel 3.145, derde lid, van de Wet IB 2001).

5. Ingevolge artikel 22, tweede lid, van de Uitvoeringsregeling IB 2001, bevat een rittenregistratie als bedoeld in artikel 3.145 van de Wet de volgende gegevens:

a. merk, type en kenteken van de auto;

b. periode van terbeschikkingstelling van de auto;

c. per rit:

1°. datum;

2°. beginstand en eindstand van de kilometerteller;

3°. beginadres en eindadres;

4°. de gereden route indien deze afwijkt van de meest gebruikelijke;

5°. het karakter van de rit.

6. Belanghebbende heeft bij haar aangifte voor de inkomstenbelasting en de premie volksverzekeringen voor het jaar 2002 geen bedrag in aanmerking genomen als voordeel in de zin van artikel 3.145, eerste lid. Het aangegeven belastbare inkomen uit werk en woning bedraagt € 13.937.

7. De Inspecteur heeft bij het bepalen van het belastbare inkomen uit werk en woning rekening gehouden met een voordeel wegens gebruik voor privé-doeleinden van de auto ten bedrage van € 8.500 (25% van € 34.000). Bij het opleggen van de onderwerpelijke aanslag is de Inspecteur uitgegaan van een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 22.437 en van een verzamelinkomen van € 22.920.

8. Belanghebbende stelt zich op het standpunt dat zij de auto voor minder dan 500 kilometer voor privé-doeleinden heeft gebruikt en dat zij hiervoor voldoende bewijs heeft geleverd.

9. De Inspecteur bestrijdt het standpunt van belanghebbende. Hij is van mening dat de rittenregistratie die belanghebbende heeft overgelegd niet aan de eisen voldoet en dat belanghebbende met alle andere stukken die zij heeft overgelegd de betrouwbaarheid van de rittenregistratie niet voldoende heeft gestaafd, zodat zij niet heeft doen blijken dat de auto voor niet meer dan 500 kilometer voor privé-doeleinden is gebruikt. Vergelijking van door belanghebbende aan de Inspecteur overgelegde benzinebonnen met de gegevens van de kilometerregistratie bracht aan het licht dat het benzineverbruik in een aantal gevallen niet was te rijmen.

10. Naar het oordeel van het Hof voldoet de rittenregistratie niet aan de eisen van artikel 22, tweede lid, van de Uitvoeringsregeling IB 2001 en kan er in redelijkheid worden getwijfeld aan de materiële juistheid daarvan. Dit laatste op grond van de door de Inspecteur gevonden ongerijmdheden, waarvoor belanghebbende een plausibele verklaring is schuldig gebleven.

11. Ook anderszins is belanghebbende er niet in geslaagd het van haar te verlangen bewijs te leveren. Het na de eerste zitting aan het Hof overgelegde rittenoverzicht, dat zich onderscheidt van de hiervoor genoemde rittenregistratie doordat daaraan gegevens omtrent de aard van de ritten en opmerkingen zijn toegevoegd, overtuigt het Hof er niet van dat de auto op jaarbasis voor niet meer dan 500 kilometer voor privé-doeleinden is gebruikt.

12. Op grond van het vorenoverwogene moet het beroep worden verworpen. Het Hof heeft geen aanleiding een partij te veroordelen in de proceskosten.

Deze uitspraak is vastgesteld door mr. Tromp. De beslissing is op 7 maart 2008 in het openbaar uitgesproken, in tegenwoordigheid van de griffier.

(Otto)(Tromp)

aangetekend aan

partijen verzonden:

Zowel de belanghebbende als het daartoe bevoegde bestuursorgaan kan binnen zes weken na de verzenddatum van deze uitspraak beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:

1. Bij het beroepschrift wordt een kopie van deze uitspraak gevoegd.

2. Het beroepschrift wordt ondertekend en bevat ten minste:

- de naam en het adres van de indiener;

- de dagtekening;

- de vermelding van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is

gericht.

Het beroepschrift moet worden gezonden aan de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag.

Tenzij de Hoge Raad anders bepaalt, zal het gerechtshof de mondelinge uitspraak vervangen door een schriftelijke. In dat geval krijgt u de gelegenheid de gronden van het beroep in cassatie alsnog te verstrekken of aan te vullen. De partij die beroep in cassatie instelt is griffierecht verschuldigd en zal daarover bericht ontvangen van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan worden verzocht de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.