Home

Gerechtshof 's-Gravenhage, 18-03-2008, BD0503, BK-06/00288

Gerechtshof 's-Gravenhage, 18-03-2008, BD0503, BK-06/00288

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Datum uitspraak
18 maart 2008
Datum publicatie
24 april 2008
ECLI
ECLI:NL:GHSGR:2008:BD0503
Zaaknummer
BK-06/00288

Inhoudsindicatie

Aan de opstal is een waarde toegekend die lager ligt dan die van de vergelijkingsobjecten en wel zoveel lager dat ook bij een gelijke inhoud geen aanleidng bestaat de waarde van de woning - waarbij het gaat om de waarde van het totale object - te verminderen. Wel dient rekening te worden gehouden met een groter oppervlakte van het perceel water. De heffingsambtenaar heeft geen beroep gedaan op interne compensatie. Waarde van de onroerende zaak verminderd.

Uitspraak

GERECHTSHOF TE 's-GRAVENHAGE

eerste meervoudige belastingkamer

18 maart 2008

nummer BK-06/00288

UITSPRAAK

op het hoger beroep van X te Z tegen de uitspraak van de recht-bank ’s-Gravenhage van 8 september 2006, nr. AWB 06/243 WOZ, betreffende na te noemen beschikking en aanslagen.

1. Beschikking, aanslagen, bezwaar en geding voor de recht-bank

1.1 Bij beschikking van 28 februari 2005, genomen door de Inspecteur, het hoofd van de afdeling financiën van de gemeente Nieuwkoop, is op de voet van het bepaalde in hoofdstuk IV van de Wet waardering onroerende zaken (hierna: de Wet) de waarde van de onroerende zaak, plaatselijk bekend als a-straat 1 te Z (hierna: de woning), voor het tijdvak van 1 januari 2005 tot en met 31 december 2006 op de waardepeildatum 1 januari 2003 vast-gesteld op € 290.900. In hetzelfde geschrift zijn de aanslagen in de onroerende-zaakbelastingen over het jaar 2005 bekend gemaakt.

1.2 Bij uitspraak op bezwaar heeft de Inspecteur het bezwaar van belanghebbende gegrond verklaard en de waarde van de woning verminderd tot € 244.710 met dienovereenkomstige vermindering van de aanslagen in de onroerende-zaakbelastingen.

1.3 Belanghebbende heeft tegen de uitspraak op bezwaar beroep bij de rechtbank ingesteld. De rechtbank heeft het beroep onge-grond verklaard.

2. Loop van het geding in hoger beroep

2.1 Belanghebbende is van de uitspraak van de rechtbank in hoger beroep gekomen bij het Hof. In verband daarmee is door de griffier een griffierecht geheven van € 105. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

2.2 De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgehad ter zitting van het Gerechtshof van 5 februari 2008, gehouden te Den Haag. Aldaar zijn beide partijen verschenen. Van het ter zitting verhandelde is door de griffier een proces-verbaal opgemaakt.

3. Vaststaande feiten

Belanghebbende is gebruiker en genothebbende krachtens eigen-dom, bezit of beperkt recht van de woning. De woning is een hoekwoning van het type drive-in met voortuin en achtertuin met een tuinhuisje. De oppervlakte van het perceel bedraagt 365 m2, waarvan een gedeelte bestaat uit water.

4. Omschrijving geschil en standpunten van partijen

In geschil is de waarde van de woning, waarbij partijen in het bijzonder strijden over de inhoud van de woning, die volgens belanghebbende 385 m3 bedraagt en volgens de Inspecteur 430 m3. Ook is in geschil of aan het totale oppervlakte van het water 12 m2 meer moet worden toegerekend dan de Inspecteur heeft ge-daan.

5. Conclusies van partijen

Belanghebbende heeft geconcludeerd tot een waarde van de woning van € 202.000, terwijl de conclusie van de Inspecteur is dat het hoger beroep ongegrond is.

6. Overwegingen omtrent het geschil

6.1 Tot de gedingstukken behoort een bouwtekening van de wo-ning waaruit, naar de Inspecteur heeft gesteld, kan worden afgeleid dat de inhoud van de woning 430 m3 bedraagt. Voorts heeft de Inspecteur verklaard dat de woonhuizen in de rij waar-toe de woning behoort, twintig centimeter per verdieping hoger zijn dan andere drive-in woningen in de directe omgeving, waar-toe ook de drie vergelijkingsobjecten behoren. Belanghebbende heeft hiertegenover een brief van A-makelaars te Z overgelegd waarin, onder verwijzing naar een daarbij gevoegd overzicht van verkochte drive-in woningen in Z, onder meer staat vermeld:

“De woningen aan de a-straat, b-straat, c-straat en d-straat zijn van hetzelfde type drive-in en hebben standaard een inhoud van 385 m3.”

In genoemd overzicht zijn zestien verkooptransacties van wonin-gen uit deze straten opgenomen waarbij voor vijftien van deze woningen als inhoud 385 m3 staat vermeld. Het Hof acht op grond hiervan de Inspecteur niet geslaagd in het bewijs dat de woning een grotere inhoud heeft dan de drie vergelijkingsobjecten aan de b-straat. Dit kan belanghebbende evenwel niet baten. In de specificatie van de waarde van zijn woning is aan de opstal een waarde toegekend die lager is dan die van de vergelijkingsob-jecten en wel zodanig veel lager dat ook bij een gelijke inhoud van alle woningen geen aanleiding bestaat de waarde van de woning - waarbij het niet slechts handelt om de waarde van de opstal maar om de waarde van het gehele object - te verminde-ren.

6.2 Ter zitting heeft belanghebbende voorts een tekening over-gelegd, welke is overgenomen van de kadastrale kaart en waarin door belanghebbende het water gearceerd is aangegeven. Hij heeft op deze kaart als maten van het water vermeld een lengte van 3520 centimeter en een breedte verlopend van 352 tot 362 centimeter. De Inspecteur die reeds eerder bekend was met deze kaart, heeft hiertegenover slechts verwezen naar het taxatie-rapport en de daarin vermelde oppervlaktematen. Het Hof is van oordeel dat hij hiermee de stelling van belanghebbende dat aan het water 12 m2 meer moet worden toegekend, onvoldoende heeft weersproken.

6.3 Op grond van hetgeen hiervoor in 6.2 is overwogen is het Hof van oordeel dat de waarde van de woning dient te worden verminderd. Het Hof ziet geen aanleiding rekening te houden met de omstandigheid dat de waarde per m3 inhoud waarmee de Inspec-teur bij de woning heeft gerekend, lager is dan die bij de vergelijkingsobjecten, reeds omdat de Inspecteur geen beroep op deze vorm van interne compensatie heeft gedaan. Het Hof stelt de waarde van de woning in goede justitie vast op € 240.000. Al hetgeen belanghebbende voor het overige heeft aangevoerd, leidt niet tot een lagere waarde.

7. Proceskosten en griffierecht

7.1 Het Hof acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht, aangezien gesteld noch gebleken is dat belang-hebbende dergelijke kosten heeft gemaakt.

7.2 Wel dient de gemeente aan belanghebbende het voor deze zaak gestorte griffierecht te vergoeden zowel voor de behande-ling bij de rechtbank, ten bedrag van € 37, als die bij het Hof tot een bedrag van € 105.

8. Beslissing

Het Gerechtshof:

– verklaart het beroep gegrond,

– vernietigt de uitspraak van de rechtbank,

– vernietigt de uitspraak op bezwaar,

– wijzigt de beschikking aldus dat de waarde van de onroeren-de zaak nader wordt vastgesteld op € 240.000, en

– gelast de gemeente Nieuwkoop aan belanghebbende het voor deze zaak gestorte griffierecht ad € 142 te vergoeden.

Deze uitspraak is vastgesteld door mrs. Savelbergh, Vonk en Engel. De beslissing is op 18 maart 2008 in het openbaar uitge-sproken, in tegenwoordigheid van de griffier.

(Postema) (Savelbergh)

aangetekend aan

partijen verzonden:

Zowel de belanghebbende als het daartoe bevoegde bestuursorgaan kan binnen zes weken na de verzenddatum van deze uitspraak beroep in cassatie instel-len bij de Hoge Raad der Nederlanden. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:

1. Bij het beroepschrift wordt een kopie van deze uitspraak gevoegd.

2. Het beroepschrift wordt ondertekend en bevat ten minste:

- de naam en het adres van de indiener;

- de dagtekening;

- de vermelding van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is

gericht;

- de gronden van het beroep in cassatie.

Het beroepschrift moet worden gezonden aan de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag.

De partij die beroep in cassatie instelt is griffierecht verschuldigd en zal daarover bericht ontvangen van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan worden verzocht de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.