Home

Gerechtshof 's-Gravenhage, 15-04-2008, BD0511, BK-06/00197

Gerechtshof 's-Gravenhage, 15-04-2008, BD0511, BK-06/00197

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Datum uitspraak
15 april 2008
Datum publicatie
24 april 2008
ECLI
ECLI:NL:GHSGR:2008:BD0511
Zaaknummer
BK-06/00197

Inhoudsindicatie

Aan de gemeentelijke informatie valt niet het in rechte te beschermen vertrouwen te ontlenen dat met betrekking tot de woning van belanghebbende de tariefsverhoging niet meer zou bedragen dan 1,5 percent. De gemeente heeft beoogd de totale gemeentelijke inkomsten uit de OZB gelijk te laten zijn aan de opbrengst in 2004 behoudens een tariefsverhoging van 1,5 percent. Zulks brengt niet mee dat de tariefsverhoging voor iedere individuele woning niet meer dan 1,5 percent zal bedragen.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-GRAVENHAGE

Sector belasting

Nummer BK-06/00197

Uitspraak van de eerste meervoudige belastingkamer d.d. 15 april 2008

op het hoger beroep van X te Z tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 14 juni 2006, nummer WOZ 05/4236, betreffende na te noemen beschikking.

Beschikking, aanslagen bezwaar en geding in eerste aanleg

1.1. Bij beschikking als bedoeld in artikel 22 van de Wet waardering onroerende zaken (hierna: de Wet WOZ) heeft de heffingsambtenaar van de gemeente Ridderkerk (hierna: de Inspecteur), de waarde van de onroerende zaak, plaatselijk bekend als a-straat 1 te Z, voor het tijdvak van 1 januari 2005 tot en met 31 december 2006 en naar de waardepeildatum 1 januari 2003 (hierna: de waardepeildatum) vastgesteld op € 377.445. In hetzelfde geschrift zijn de aanslagen onroerende-zaakbelastingen voor het jaar 2005 bekendgemaakt.

1.2. Na door belanghebbende daartegen gemaakt bezwaar heeft de Inspecteur bij uitspraak de waarde gehandhaafd.

1.3. Belanghebbende is van de uitspraak in beroep gekomen bij de rechtbank. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.

Loop van het geding in hoger beroep

2.1. Belanghebbende is van de uitspraak van de rechtbank in hoger beroep gekomen bij het Hof. In verband daarmee is door de griffier een griffierecht geheven van € 105. De Inspec-teur heeft een verweerschrift ingediend.

2.2. Met instemming van partijen heeft geen mondelinge behandeling van de zaak plaatsge-had.

Vaststaande feiten

Op grond van de stukken van het geding en het ter zitting verhandelde is, als tussen partijen niet in geschil, dan wel door een van hen gesteld en op zichzelf aannemelijk het volgende vast te staan:

3.1. Belanghebbende is gebruiker en eigenaar van de onroerende zaak a-straat 1 te Z (hierna: de woning). De woning is een in of omstreeks 1986 gebouwde woning, waarvan de inhoud ongeveer 500 m3 bedraagt, exclusief bijgebouwen. De oppervlakte van het perceel waarop de woning staat bedraagt ongeveer 218 m2.

3.2. Volgens het taxatieverslag is de woning vergeleken met vergelijkingsobjecten gelegen aan de b-straat 1, c-straat 1 en c-straat 11 te Z (hierna: de vergelijkingsobjecten).

Omschrijving geschil, standpunten en conclusies van partijen

4.1. In geschil is de waarde van de woning op de waardepeildatum (hierna: de waarde). De Inspecteur verdedigt de door hem vastgestelde waarde, terwijl belanghebbende een lagere, niet nader gedefinieerde, waarde bepleit.

4.2. Voor de standpunten van partijen en de gronden waarop zij deze doen steunen verwijst het Hof naar de gedingstukken.

Overwegingen omtrent het geschil

5.1. Ingevolge artikel 17, tweede lid, van de Wet WOZ moet de waarde van de onderhavige tot woning dienende onroerende zaak worden bepaald op de waarde die aan deze onroerende zaak dient te worden toegekend, indien de volle en onbezwaarde eigendom daarvan zou kunnen worden overgedragen en de verkrijger de zaak in de staat waarin die zich bevindt, onmiddellijk en in volle eigendom in gebruik zou kunnen nemen. Daarbij heeft als waarde te gelden de waarde in het economische verkeer, ofwel de prijs, die bij aanbieding ten verkoop op de voor die onroerende zaak meest geschikte wijze na de beste voorbereiding door de meest biedende gegadigde voor de onroerende zaak zou zijn betaald.

5.2. Ter onderbouwing van de door hem vastgestelde waarde heeft de Inspecteur in eerste aanleg een taxatieverslag in het geding gebracht, in welk stuk voor de woning een waarde op de waardepeildatum is bepaald van € 377.445. In het taxatieverslag zijn de vergelijkingsob-jecten opgenomen.

5.3. De Inspecteur heeft de waarde van de woning vastgesteld aan de hand van de vergelij-kingsmethode. Bij de vaststelling van de waarde van de woning heeft de Inspecteur de ver-koopprijzen van voormelde vergelijkingsobjecten in de waardebepaling betrokken.

5.4. Op grond van het vorenstaande acht het Hof door de Inspecteur aannemelijk gemaakt dat de waarde van de woning op de waardepeildatum € 377.445 bedroeg.

5.5. Belanghebbende herhaalt in hoger beroep zijn reeds in eerste aanleg gevoerde betoog dat de door de Inspecteur vastgestelde waarde, gelet op de marktontwikkelingen sedert de vorige WOZ-waardevaststelling, te hoog is. Voorts beroept belanghebbende zich op ge-meentelijke informatie, luidende als volgt ”In de afgelopen jaren zijn de prijzen van wonin-gen flink gestegen. Deze stijging komt tot uitdrukking in de WOZ-waarde van uw pand. De gemeente wil niet profiteren van de waardestijging van uw woning. De netto-opbrengst zal in 2005 niet hoger zijn dan 2004, met uitzondering van een tariefsverhoging van 1,5%”. Het stijgingspercentage van de woning bedraagt echter 24,7. Het Hof is van oordeel dat belang-hebbende aan de gemeentelijke informatie niet het in rechte te beschermen vertrouwen kan ontlenen dat met betrekking tot zijn woning de tariefsverhoging niet meer zou bedragen dan 1,5 percent. Met de rechtbank leest het Hof de informatie aldus dat beoogd is de totale ge-meentelijke inkomsten uit de onroerende-zaakbelastingen gelijk te laten zijn aan de op-brengst in 2004, behoudens een tariefverhoging van 1,5 percent. Zulks brengt niet mee dat de tariefverhoging voor iedere individuele woning binnen de gemeente niet meer dan 1,5 percent zal belopen.

5.6. Op grond van het vorenoverwogene is het hoger beroep ongegrond.

Proceskosten

Het Hof acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.

Beslissing

Het Gerechtshof verklaart het hoger beroep ongegrond.

Deze uitspraak is vastgesteld door mrs. P.J.J. Vonk, J.W. baron van Knobelsdorff. en J.W. Savelbergh. De beslissing is op 15 april 2008 in het openbaar uitgesproken, in tegenwoor-digheid van de griffier mr. Y. Postema-van der Koogh.

aangetekend aan

partijen verzonden:

Zowel de belanghebbende als het daartoe bevoegde bestuursorgaan kan binnen zes weken na de verzenddatum van deze uitspraak beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:

1. Bij het beroepschrift wordt een kopie van deze uitspraak gevoegd.

2. Het beroepschrift wordt ondertekend en bevat ten minste:

- de naam en het adres van de indiener;

- de dagtekening;

- de vermelding van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;

- de gronden van het beroep in cassatie.

Het beroepschrift moet worden gezonden aan de Hoge Raad der Nederlanden (belastingka-mer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag.

De partij die beroep in cassatie instelt is griffierecht verschuldigd en zal daarover bericht ontvangen van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan worden ver-zocht de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.