Home

Gerechtshof 's-Gravenhage, 27-06-2008, BD6315, BK-07/00221, 08/00104 t/m 08/00108

Gerechtshof 's-Gravenhage, 27-06-2008, BD6315, BK-07/00221, 08/00104 t/m 08/00108

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Datum uitspraak
27 juni 2008
Datum publicatie
4 juli 2008
ECLI
ECLI:NL:GHSGR:2008:BD6315
Zaaknummer
BK-07/00221, 08/00104 t/m 08/00108

Inhoudsindicatie

Belanghebbende, een taxichauffeur die een kilometertelleronderbreker (kto) in zijn auto had laten inbouwen, heeft niet bewezen dat de auto op jaarbasis minder dan 1000 kilometer voor privédoeleinden is gebruikt. Zijn kilometeradministratie is door het gebruik van de kto inherent onbetrouwbaar. Het Hof ziet, net als de rechtbank, geen aanleiding voor vermindering van de in geschil zijnde navorderingsaanslagen IB/PVV en WAZ. De boeten, zoals deze door de rechtbank zijn verminderd, zijn passend en geboden. Het Hof vernietigt de uitspraak van de rechtbank ambtshalve op de grond dat de beslissing geen betrekking had op de navorderingsaanslagen.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-GRAVENHAGE

Sector belasting

Nummers BK-07/00221, 08/00104 tot en met 08/00108

Uitspraak van de tweede meervoudige belastingkamer d.d. 27 juni 2008

op het hoger beroep van X te Z tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage van 30 januari 2007, nrs. AWB 05/7059, 05/7060 en 05/7061, betreffende na te noemen navorderingsaanslagen en boetebeschikkingen.

Navorderingsaanslagen, beschikkingen, bezwaar en geding voor de rechtbank

1.1 De Inspecteur, de voorzitter van het managementteam van de Belastingdienst Holland-Midden, heeft voor de jaren 1998, 1999 en 2000 aan belanghebbende navorderingsaanslagen in de inkomstenbelasting en de premie volksverzekeringen (IB/PVV) en in de premie wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen (WAZ) opgelegd.

1.2 Tegelijk met de navorderingsaanslagen heeft de Inspecteur, steeds bij beschikking op de voet van de artikelen 67e en 67g, eerste lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (hierna: de Awr), boeten aan belanghebbende opgelegd ten belope van 50 percent van de nagevorderde belasting en premie.

Belasting/premie Boete (50%)

IB/PVV 1998 ƒ 6.867 ƒ 3.434

WAZ 1998 ƒ 1.809 ƒ 361

IB/PVV 1999 ƒ 7.397 ƒ 3.698

WAZ 1999 ƒ 1.928 ƒ 964

IB/PVV 2000 ƒ 486 ƒ 243

WAZ 2000 ƒ 504 ƒ 252.

1.3 De zes aanslagbiljetten waaruit van de navorderingsaanslagen en de boetebeschikkingen blijkt, zijn gedagtekend 18 juni 2003.

1.4 Bij zes maal twee in één geschrift verenigde uitspraken op bezwaar heeft de Inspecteur telkens de navorderingsaanslag gehandhaafd en de boete verminderd tot op 20 percent van de nagevorderde belasting en premie.

1.5 Belanghebbende heeft tegen de uitspraken van de Inspecteur beroep bij de rechtbank ingesteld. Bij de in de aanhef vermelde uitspraak heeft de rechtbank de beroepen gegrond verklaard, de uitspraken op bezwaar betreffende de boeten vernietigd, de boetebedragen voor de jaren 1998, 1999 en 2000 vastgesteld op respectievelijk ƒ 1.235 (€ 560), ƒ 1.331 (€ 604) en ƒ 87 (€ 39) voor de IB/PVV, en op ƒ 324 (€ 147), ƒ 346 (€ 157) en ƒ 90 (€ 41) voor de WAZ, de Inspecteur veroordeeld in de proceskosten van belanghebbende ten bedrage van € 644 en de Staat aangewezen als de rechtspersoon die dit bedrag aan belanghebbende moet voldoen, en de Staat gelast het griffierecht van € 37 aan belanghebbende te vergoeden.

Loop van het geding

2.1 Belanghebbende is van de uitspraak van de rechtbank in hoger beroep gekomen bij het Hof. In verband daarmee is door de griffier een griffierecht geheven van € 106. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

2.2 De mondelinge behandeling van de zaken heeft plaatsgehad ter zitting van het Gerechtshof van 5 juni 2008, gehouden te Den Haag. Aldaar zijn beide partijen verschenen. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt.

Vaststaande feiten

Op grond van de stukken van het geding en het ter zitting verhandelde is, als tussen partijen niet in geschil, dan wel door een van hen gesteld en door de wederpartij niet of onvoldoende weersproken, in hoger beroep het volgende komen vast te staan:

3.1 Volgens het kentekenregister was belanghebbende van 11 april 1997 tot en met 1 april 2001 houder van de personenauto (als bedoeld in artikel 3 van de Wet op de belasting van personenauto's en motorrijwielen), merk Mercedes, type 220 E sedan, met het kenteken AA-BB-00 (hierna: de personenauto).

3.2 De catalogusprijs - met inbegrip van van de omzetbelasting en vermeerderd met de belasting van personenauto's en motorrijwielen - van de personenauto bedroeg op de datum van de afgifte van het kentekenbewijs Deel 1 ƒ 95.428.

3.3 Belanghebbende gebruikte de personenauto voor zijn werkzaamheden als taxichauffeur, welke werkzaamheden hij voor eigen rekening en risico verrichtte.

3.4 Belanghebbende woonde in de onderwerpelijke jaren in Z. Hij verrichtte zijn werkzaamheden als taxichauffeur doorgaans vanuit Amsterdam of Schiphol. De enkele-reisafstand tussen de woonplaats en onderscheidene plaatsen van waaruit de werkzaamheden werden verricht, bedraagt meer dan 30 kilometer.

3.5 Bij de aangiften voor de inkomstenbelasting en de premie volksverzekeringen en de premie wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen voor de jaren 1998, 1999 en 2000 heeft belanghebbende geen rekening gehouden met gebruik van de personenauto voor privédoeleinden als bedoeld in artikel 42, tweede en vierde lid, van de Wet op de inkomstenbelasting 1964.

3.6 Op 10 september 2002 heeft de Belastingdienst Amsterdam bij belanghebbende een onderzoek ingesteld. Het rapport van dit onderzoek, gedateerd 9 mei 2003, behoort tot de gedingstukken. Blijkens het rapport is onderzocht of de verzoeken om teruggave van belasting van personenauto's en motorrijwielen over de periode van 11 april 1997 tot en met 10 april 2000 betreffende de personenauto terecht zijn gehonoreerd. Wat betreft de inkomstenbelasting, de omzetbelasting en de premie voor de wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen is ook beoordeeld of aanleiding bestond voor correcties wegens privégebruik van de personenauto. Dit heeft geleid tot het opleggen van de onderhavige navorderingsaanslagen.

Omschrijving geschil en standpunten van partijen

4.1 In geschil is of de navorderingsaanslagen en de boeten, zoals deze na vermindering door de rechtbank bedragen, terecht zijn opgelegd. Belanghebbende beantwoordt deze vraag ontkennend, de Inspecteur bevestigend.

4.2 Voor de standpunten van partijen en de gronden waarop zij deze doen steunen, verwijst het Hof naar de gedingstukken.

Beoordeling van het hoger beroep

Met betrekking tot de navorderingsaanslagen

5.1 Naar het oordeel van het Hof heeft de Inspecteur, tegenover de betwisting daarvan door belanghebbende, aannemelijk gemaakt dat belanghebbende in de personenauto een kilometertelleronderbreker (hierna: kto) heeft laten inbouwen en dat hij deze ook heeft gebruikt. De kto werkte aldus dat de tussen het tijdstip van inschakeling en het tijdstip van uitschakeling van de kto met de auto gereden kilometers uiteindelijk niet meetelden in de totaalkilometerstand van de kilometerteller. Belanghebbende heeft voorts de taxameter na elke dienst teruggezet op nul, zonder de gegevens die daarmee telkens verloren gingen op andere wijze te bewaren. Aldus heeft belanghebbende met de auto afgelegde kilometers buiten de administratie gehouden en de kans op ontdekking hiervan verkleind.

5.2 De Inspecteur heeft zich in dit verband op het standpunt gesteld dat belanghebbende niet heeft doen blijken dat de personenauto op jaarbasis voor minder dan 1000 kilometer voor privédoeleinden is gebruikt, en dat dit meebrengt dat bij het bepalen van de in de onderscheidene jaren 1998, 1999 en 2000 behaalde winst uit onderneming de aan het houden van de personenauto verbonden kosten moeten worden geacht tot een bedrag van ten minste vierentwintig percent van de catalogusprijs - met inbegrip van de omzetbelasting en vermeerderd met de belasting van personenauto's en motorrijwielen - van de auto niet te zijn gemaakt ten behoeve van de onderneming.

5.3 De last om te bewijzen, in de zin van doen blijken, dat de personenauto op jaarbasis voor minder dan 1000 kilometer voor privédoeleinden is gebruikt, rust op belanghebbende. Hierbij is hij vrij in de keuze van bewijsmiddelen. Naast de ontkenning dat hij een kto heeft laten inbouwen en heeft gebruikt, berust de bewijsvoering van belanghebbende voornamelijk op de als bijlagen 1, 2 en 3 bij het beroepschrift in eerste aanleg gevoegde documenten, welke ertoe strekken dat de door belanghebbende gevoerde kilometeradministratie uitwijst dat de personenauto in het jaar 1998 en in het jaar 1999 niet voor privédoeleinden is gebruikt en in het jaar 2000 voor 332 kilometer voor privédoeleinden is gebruikt en dat deze kilometeradministratie voldoende betrouwbaar is.

5.4 Bijlage 1 is een gedetailleerde reactie op de uitspraken op bezwaar. Bijlage 3 zijn rittenkaarten waarop per dag een aantal gereden kilometers is ingevuld. Bijlage 2 is een overzicht van de op de rittenkaarten ingevulde gegevens, waarbij onderscheid is gemaakt naar kilometers personenvervoer, overige zakelijke kilometers en overige (privé) kilometers.

5.5 De Inspecteur heeft hiertegenover gemotiveerd gesteld dat de kilometeradministratie van belanghebbende niet op een sluitende wijze is gevoerd en onbetrouwbaar is. In dit verband heeft de Inspecteur onder meer verwezen naar het onder 3.6 vermelde rapport en naar bijlage 25 bij het verweerschrift, uit de inhoud waarvan blijkt van discrepanties tussen het door belanghebbende bijgehouden aantal afgelegde kilometers en kilometerstanden zoals die van de kilometerteller zijn opgenomen bij vijftien bezoeken aan de garage (L.I.A.M. B.V.) en op facturen zijn genoteerd.

5.6 Met de Inspecteur is het Hof van oordeel dat sprake is van discrepanties en dat daaruit blijkt dat de kilometeradministratie van belanghebbende onbetrouwbaar is en dat die discrepanties stroken met het onder 5.1 uitgesproken oordeel dat belanghebbende een kto heeft gebruikt. Belanghebbende heeft voor die discrepanties naar het oordeel van het Hof geen (andere) plausibele verklaring gegeven. Het Hof acht belanghebbende derhalve niet geslaagd in het van hem te verlangen bewijs.

5.7 Dit leidt het Hof tot de slotsom dat de navorderingsaanslagen terecht zijn opgelegd.

5.8 Belanghebbendes beroep op het gelijkheidsbeginsel gaat niet op. In de gevallen waarmee hij het zijne vergelijkt, zijn - anders dan bij hem - geen aanwijzingen gevonden voor het gebruik van een kto. Daardoor zijn die kilometeradministraties niet als inherent onbetrouwbaar aangemerkt. Mitsdien is feitelijk en rechtens geen sprake van gelijke gevallen die een beroep op het gelijkheidsbeginsel rechtvaardigen.

Met betrekking tot de boeten

5.9 Het Hof is van oordeel dat belanghebbende met de inbouw en het gebruik van een kto in de personenauto een vergrijp heeft gepleegd als bedoeld in artikel 67e van de Awr.

5.10 De Inspecteur heeft de boeten hiervoor aanvankelijk vastgesteld op 50 percent van de nagevorderde belasting en premie, doch in verband met cumulatie alsmede samenloop met de boete die is opgelegd in verband met de naheffingsaanslag in de belasting van personenauto's en motorrijwielen over het tijdvak van 11 april 1997 tot en met 10 april 2000, verminderd tot 20 percent van de nagevorderde belasting en premie. De rechtbank heeft deze boeten verder verminderd met 10 percent wegens 'undue delay' als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM).

5.11 Het Hof is van oordeel dat de hoogte van de boeten, zoals deze uiteindelijk door de rechtbank zijn vastgesteld, gelet op hetgeen in dit geding omtrent de persoon en de persoonlijke omstandigheden van belanghebbende naar voren is gekomen, passend en geboden is.

Ambtshalve grond voor vernietiging van de uitspraak van de rechtbank

5.12 De rechtbank heeft niet beslist op de beroepen voor zover deze zijn gericht tegen de navorderingsaanslagen. Gelet op het vorenoverwogene zal het Hof, doende wat de rechtbank had behoren te doen, de beroepen in zoverre ongegrond verklaren.

Proceskosten en griffierecht

7.1 De uitspraak van de rechtbank blijft niet in stand, maar dit gaat niet gepaard met een uitkomst die voor belanghebbende gunstiger is dan de uitspraak van de rechtbank. Daarom heeft het Hof heeft geen reden de Inspecteur te veroordelen in de proceskosten.

7.2 Wel dient het voor het hoger beroep gestorte griffierecht van € 106 aan belanghebbende te worden vergoed.

Beslissing

Het Gerechtshof:

- vernietigt de uitspraak van de rechtbank, behoudens de beslissingen inzake de proceskosten en het griffierecht,

- vernietigt de uitspraken op bezwaar voor zover deze de boetebeschikkingen betreffen,

- wijzigt de boetebeschikkingen aldus, dat deze worden vastgesteld op de onderscheidenlijk door de rechtbank bepaalde bedragen,

- verklaart de beroepen voor het overige ongegrond,

- gelast de Staat het in hoger beroep betaalde griffierecht van € 106 aan belanghebbende te vergoeden.

Deze uitspraak is vastgesteld door mrs. J.T. Sanders, U.E. Tromp en B. van Walderveen, in tegenwoordigheid van de griffier mr. R.W. Otto. De beslissing is op 27 juni 2008 in het openbaar uitgesproken.

aangetekend aan

partijen verzonden:

Zowel de belanghebbende als het daartoe bevoegde bestuursorgaan kan binnen zes weken na de verzenddatum van deze uitspraak beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:

1. Bij het beroepschrift wordt een kopie van deze uitspraak gevoegd.

2. Het beroepschrift wordt ondertekend en bevat ten minste:

- de naam en het adres van de indiener;

- de dagtekening;

- de vermelding van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is

gericht;

- de gronden van het beroep in cassatie.

Het beroepschrift moet worden gezonden aan de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag.

De partij die beroep in cassatie instelt is griffierecht verschuldigd en zal daarover bericht ontvangen van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan worden verzocht de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.