Home

Gerechtshof 's-Gravenhage, 17-06-2008, BD6454, BK-06/00286

Gerechtshof 's-Gravenhage, 17-06-2008, BD6454, BK-06/00286

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Datum uitspraak
17 juni 2008
Datum publicatie
7 juli 2008
ECLI
ECLI:NL:GHSGR:2008:BD6454
Zaaknummer
BK-06/00286

Inhoudsindicatie

Belanghebbende bepleit de vaststelling van een verliesbeschikking. Hij heeft belang bij de behandeling van de grieven in hoger beroep.Doorschruiving bij staking door overlijden van echtgenote/mede-firmante. Berekening winstaandeel, administratiekosten, huurkosten, waarborgsom, rente kapitaal, herwaardering activa, inkomsten eigen woning, buitegenwone uitgaven.

Uitspraak

GERECHTSHOF TE 's-GRAVENHAGE

eerste meervoudige belastingkamer

17 juni 2008

nummer BK-06/00286

UITSPRAAK

gewezen op het hoger beroep van X te Z tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage van 20 september 2006, nummer AWB 05/3149, betreffende na te noemen aanslag.

1. Aanslag, bezwaar en geding voor de rechtbank

1.1. Aan belanghebbende is met dagtekening 1 december 2004 door de Inspecteur, de voorzitter van het managementteam van de

Belastingdienst P, voor het jaar 2001 een aanslag in de inkom-stenbelasting en de premie volksverzekeringen opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 1.200, een verzame-linkomen van nihil en een nog te verrekenen persoonsgebonden aftrek van € 3.693.

1.2. Bij de uitspraak op bezwaar heeft de Inspecteur de bezwa-ren van belanghebbende tegen de aanslag afgewezen.

1.3. Belanghebbende heeft tegen de uitspraak op bezwaar beroep bij de rechtbank ingesteld. De rechtbank heeft het beroep onge-grond verklaard.

2. Geding in hoger beroep

2.1. Belanghebbende is van de uitspraak van de rechtbank in hoger beroep gekomen bij het Hof. In verband daarmee is door de griffier een griffierecht geheven van € 105. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

2.2. De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgehad ter zitting van het Gerechtshof van 26 februari 2008, gehouden te Den Haag. Aldaar is de Inspecteur verschenen. Namens belang-hebbende is niemand verschenen. A heeft als gemachtigde van de belanghebbende het Hof op 18 februari 2008 bericht niet ter zitting aanwezig te zullen zijn en daarbij niet om aanhouding van de mondelinge behandeling verzocht. Van het verhandelde ter zitting is door de griffier een proces-verbaal opgemaakt.

2.3. Ter zitting is tevens behandeld de zaak van de erven van Y inzake de aanslag in de inkomstenbelasting en de premie volks-verzekeringen voor het jaar 2001, BK-06/00287. Al hetgeen in die zaken door partijen is aangevoerd en aan stukken is overge-legd wordt geacht ook te zijn aangevoerd en overgelegd in de onderhavige zaak.

3. Vaststaande feiten

Op grond van de stukken van het geding staat, als tussen par-tijen niet in geschil, dan wel door een van hen gesteld en op zichzelf aannemelijk, het volgende vast:

3.1. Belanghebbende en zijn echtgenote, Y, exploiteerden samen met hun dochter een onderneming in de vorm van een vennootschap onder firma onder de naam B v.o.f. te R. De winstverdeling van de firmanten was als volgt: 40% aan belanghebbende, 40% aan de dochter en 20% aan de echtgenote.

3.2. Op 6 november 2001 is de echtgenote overleden. Na het overlijden van de echtgenote is de onderneming voortgezet door belanghebbende en de dochter, wederom in de vorm van een ven-nootschap onder firma. Ieder is gerechtigd tot de helft van de winst.

3.3. Het resultaat van de firma over het jaar 2001 bedraagt volgens de jaarrekening ƒ 131.128. Van dit bedrag is volgens het overzicht in de jaarrekening aan belanghebbende en de doch-ter ieder een bedrag van ƒ 52.451 toegekend en aan de echtgeno-te/de erven ƒ 26.226. Overeenkomstig de bedragen in dit over-zicht is aangifte gedaan voor de inkomstenbelasting.

3.4. In de winst- en verliesrekening over het jaar 2001 is onder huisvestingskosten een bedrag van ƒ 72.800 vermeld aan huur en in de balans per 31 december 2001 is een bedrag van ƒ 14.665 aan waarborgsom huur opgenomen. In de jaarrekening over de jaren 2002 en 2003 is deze waarborgsom niet meer in de balans vermeld.

3.5. De winst- en verliesrekening 2001 vermeldt verder onder algemene kosten een bedrag aan administratiekosten van ƒ 1.665.

3.6. De vennoten houden ieder een kapitaalrekening aan en vor-men een fiscale oudedagsreserve. In een bijlage bij de jaarre-kening is omtrent de stand van het kapitaal van belanghebbende en de fiscale oudedagsreserve over het jaar 2001 het volgende vermeld:

Kapitaal FOR

Stand per 1 januari ƒ 49.037 ƒ 105.254

Resultaat boekjaar ƒ 52.451

Dotatie fiscale oudedagsreserve 0

Stortingen ƒ 12.758

Opnames ƒ 81.750 -/-

Interne renteverrekening ƒ 486

Over van Y ƒ 15.846 -/- ƒ 3.887

Stand per 31 december ƒ 17.137. ƒ 109.141.

3.7. Op 1 juni 2001 is aan de echtgenote van belanghebbende een voorlopige aanslag in de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen opgelegd voor het jaar 1999 ten bedrage van ƒ 285 aan premie, verminderd met een reeds eerder opgelegde voorlopi-ge aanslag van ƒ 84 aan premie, en op 30 november 2001 een aan-slag voor het jaar 2000 ten bedrage van ƒ 824 aan premie. De eerstgenoemde voorlopige aanslag is betaald op 18 juli 2001 en de tweede op 20 december 2001.

3.8. Belanghebbende heeft voor het onderhavige jaar als volgt aangifte gedaan voor de inkomstenbelasting en de premie volks-verzekeringen van een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 1.200 en een verzamelinkomen van negatief € 3.693:

winst uit onderneming € 7.499 ƒ 16.526

aow-uitkering € 214 ƒ 472

negatieve inkomsten eigen woning € 5.008 -/- ƒ 11.036 -/-

premie WAZ € 1.505 -/- ƒ 3.316 -/-

Inkomen werk en woning € 1.200 ƒ 2.644

Persoonsgebonden aftrek € 4.893 -/- ƒ 10.783

verzamelinkomen negatief € 3.693. ƒ 8.139.

3.9. De definitieve aanslag is als volgt vastgesteld:

winst uit onderneming € 7.499 ƒ 16.526

aow-uitkering € 214 ƒ 472

negatieve inkomsten eigen woning € 5.008 -/- ƒ 11.036

premie WAZ € 1.505 -/- ƒ 3.316

Inkomen uit werk en woning € 1.200 ƒ 2.644

persoonsgebonden aftrek € 1.200 -/- ƒ 2.644

verzamelinkomen € 0. ƒ 0.

De in latere jaren te verrekenen persoonsgebonden aftrek werd vastgesteld op € 3.693.

3.10. In hoger beroep berekent belanghebbende het belastbare inkomen uit werk en woning en het verzamelinkomen – naar het Hof verstaat - als volgt:

- winst ƒ 52.451

bij i.v.m. aanpassing winstaandeel ƒ 1.967

echtgenote

rentevergoeding ƒ 486

administratiekosten ƒ 515 hoger

huurkosten ƒ 6.230 hoger

afschrijving door herwaardering ƒ 5.000 hoger

investeringsaftrek ƒ 818 -/-

kosten adviseur A ƒ 17.000 -/-

winst na correcties ƒ 25.341

toevoeging for ƒ 5.179 -/-

zelfstandigenaftrek ƒ 10.303 -/-

- winst uit onderneming ƒ 9.852

- uitkering anw ƒ 471

- waz premies 2001 ƒ 3.316 -/-

- negatieve opbrengst e.w. ƒ 7.546 -/-

- inkomsten uit werk en woning -/- ƒ 532

- persoonsgebonden aftrek ƒ 19.956

- verzamelinkomen/verlies 2001 ƒ 20.488.

4. Omschrijving geschil en standpunten van partijen

4.1. Tussen partijen is in geschil of ten aanzien van belangheb-bende voor het onderhavige jaar een beschikking vaststelling verlies moet worden genomen, welke vraag door belanghebbende bevestigend en de Inspecteur ontkennend wordt beantwoord.

4.2. Meer in het bijzonder is in geschil of het winstaandeel van de echtgenote dient te worden verlaagd tot 306/360 maal het jaargedeelte van haar winstaandeel van 20% tot ƒ 22.292 met een overeenkomstig hoger winstaandeel voor belanghebbende, de admi-nistratiekosten en de huurkosten tot een te laag bedrag ten laste van het resultaat zijn gebracht, de activa mogen worden geherwaardeerd ten tijde van de doorschuiving door staking bij overlijden van de echtgenote naar de overige firmanten, belang-hebbende een rentevergoeding over het kapitaal toekomt welke tot zijn resultaat behoort, ten laste van de winst een bedrag komt voor kosten gemaakt voor advies van de gemachtigde A als-mede of belanghebbende recht heeft op een hogere persoonsgebon-den aftrek als door hem in de aangifte is opgenomen en bij het vaststellen van de aanslag door de Inspecteur is geaccepteerd. Belanghebbende beantwoordt al deze vragen bevestigend en de Inspecteur ontkennend. Niet in geschil is dat de echtgenoten een andere verdeling inzake de negatieve inkomsten uit eigen woning mogen toepassen als is geaccepteerd bij het opleggen van de aanslag.

4.3. Voor een uiteenzetting van de standpunten van partijen en de gronden waarop zij deze doen steunen verwijst het Hof naar de gedingstukken.

5. Conclusies van partijen

5.1. Belanghebbende heeft geconcludeerd tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank, de uitspraak op bezwaar en vermin-dering van de aanslag waarbij over het jaar 2001 een verreken-baar verlies wordt vastgesteld van € 9.297 (ƒ 20.488).

5.2. De Inspecteur heeft geconcludeerd tot ongegrondverklaring van het hoger beroep.

6. Overwegingen omtrent het geschil

6.1. Nu belanghebbende gemotiveerd de vaststelling van een verliesbeschikking over het onderhavige jaar bepleit heeft hij belang bij de behandeling van zijn grieven in hoger beroep.

Winstaandeel

6.2. Het winstaandeel van de echtgenote van belanghebbende is in haar aangifte voor het onderhavige jaar aangegeven voor een gedeelte groot 360/360 x 20% van het jaarresultaat. Dit bete-kent dat geen rekening is gehouden met de datum van overlijden van de echtgenote maar door de voortzettende firmanten aan de echtgenote/de erven het winstaandeel over het gehele jaar 2001 is toegekend. De firmanten hebben hier kennelijk voor gekozen. De gemachtigde van belanghebbende heeft gesteld dat deze winst-verdeling dient te worden gewijzigd en dat het winstaandeel van de echtgenote dient te worden bijgesteld naar 306/360 x 20% van het resultaat met als gevolg dat aan belanghebbende een hoger winstaandeel toekomt. Een dergelijke wijziging is slechts moge-lijk indien de andere firmant, de dochter van belanghebbende, daarmee instemt. Dit komt evenwel niet uit de gedingstukken naar voren. Het innemen van een gewijzigd standpunt door be-langhebbende/firmant in de procedure is daartoe niet voldoende.

Administratiekosten

6.3. Belanghebbende heeft gesteld dat een bedrag van ƒ 2.908,92, dat door C in rekening is gebracht, als administra-tiekosten in aftrek kan worden toegelaten in plaats van het in de jaarrekening opgenomen bedrag van ƒ 1.665. De Inspecteur heeft gesteld dat van het hiervoor genoemde bedrag van ƒ 2.908,92 tevens voor een gedeelte van ƒ 1.000 door C een creditnota is verstrekt voor onjuist uitgevoerde werkzaamheden inzake de aangiften omzetbelasting en een bedrag voor de aan-gifte van de firmanten in privé op de kosten is teruggeboekt. Het Hof acht deze gang van zaken geloofwaardig. Al met al acht het Hof niet aannemelijk dat een hoger bedrag aan administra-tiekosten dan reeds in de jaarrekening is verantwoord in aftrek kan worden toegelaten.

Huurkosten

6.4.1. Belanghebbende heeft tot een bedrag van ƒ 73.145,90 nota’s overgelegd van huur- en servicekosten. In de winst- en verliesrekening is een bedrag van ƒ 72.800 opgenomen. Het ver-schil bedraagt ƒ 345,90. De Inspecteur heeft gesteld dat het verschil zou kunnen worden verklaard met een creditnota die niet zou zijn overgelegd en dat zonder verklaring van de boek-houder het verschil niet in aftrek kan komen. Gelet op de over-gelegde nota’s en afschriften van de bankrekening acht het Hof het verschil door belanghebbende aannemelijk gemaakt. Het voert naar het oordeel van het Hof te ver om voor een dergelijk klein verschil een verklaring van een boekhouder te verlangen.

Waarborgsom

6.4.2. Vaststaat dat door de firmanten een bedrag van ƒ 14.665 als waarborgsom is betaald in verband met de huur van het be-drijfspand. Een dergelijke waarborgsom is niet aan te merken als kosten en het bedrag is derhalve terecht op de balans ver-meld. Uit de stukken zijn geen feiten en/of omstandigheden naar voren gekomen op grond waarvan bij het doen van de aangifte reeds kan worden aangenomen dat deze waarborgsom in de toekomst bij de eventuele beëindiging van de huur niet zal worden terug-ontvangen of niet als huursom kan worden verrekend. De omstan-digheid dat de huur niet wordt verhoogd kan niet als zodanig gelden. Verder is niet naar voren gekomen op grond waarvan voor de jaren 2002 en 2003 deze waarborgsom niet meer in de balans is opgenomen en of dit nog tot een aftrekpost in het jaar 2001 zou moeten leiden als gevolg van een in een van die jaren ge-maakte fout.

Rente kapitaal

6.5. Het Hof acht, gezien de bijlage bij de jaarrekening aanne-melijk, gelijk de Inspecteur heeft gesteld, dat de verrekenin-gen die de vennoten onderling in 2001 toepasten inzake de ren-tevergoedingen over hun kapitalen niet via de resultatenreke-ning liepen. Aldus is niet aannemelijk dat deze invloed op het resultaat van de vennoten hebben gehad.

Herwaardering activa

6.6. Belanghebbende stelt dat de activa dienen te worden geher-waardeerd ten tijde van de doorschuiving door staking bij over-lijden van de echtgenote naar de overige firmanten. Voor een herwaardering acht het Hof gelet op het door de Inspecteur in de conclusie van dupliek voor de rechtbank gestelde, geen aan-leiding aanwezig. Belanghebbende gaat uit van een bedrag van ƒ 480.733 aan aanschafwaarde. Dit bedrag is evenwel niet aanne-melijk gemaakt. In de toelichting op de balans over 2001 is aan aanschafwaarde van ƒ 218.147 vermeld. De verklaring die de Inspecteur geeft voor het verschil, verwisseling van de waarde in guldens en euro’s, acht het Hof geloofwaardig. Voorts blijft onduidelijk welke activa het betreft. Een meerwaarde gevolgd door een latere daling is niet aannemelijk gemaakt.

Inkomsten eigen woning

6.7. De Inspecteur heeft bij het vaststellen van de aanslag de aangifte van belanghebbende en de echtgenote gevolgd op het punt van de negatieve inkomsten uit eigen woning en een bedrag van ƒ 11.036 bij belanghebbende in aftrek toegelaten terwijl bij zijn echtgenote geen bedrag in aanmerking is genomen. In het beroepschrift in hoger beroep wordt vermeld dat bij belang-hebbende in aftrek komt ƒ 5.611 en bij zijn echtgenote ƒ 5.425. In het door de gemachtigde ingediende nader geschrift wordt vermeld dat ƒ 7.546 van de negatieve inkomsten aan belangheb-bende moet worden toegerekend en – naar het Hof begrijpt – bij de echtgenote het restant ten bedrage van ƒ 3.490. Het Hof ziet geen reden belanghebbende in deze verdeling niet te volgen.

Buitengewone uitgaven

6.8. Belanghebbende heeft in zijn aangifte ƒ 10.783 aan buiten-gewone uitgaven in aanmerking genomen. De Inspecteur heeft bij het vaststellen van de aanslag deze post tot dit bedrag geac-cepteerd. Aangezien de persoonsgebonden aftrek voor het jaar 2001 aldus op een hoger bedrag zou uitkomen dan het verzamelin-komen voor het verlenen van de persoonsgebonden aftrek, is het restant van ƒ 8.138 verrekenbaar gesteld in latere jaren.

Het in hoger beroep gestelde bedrag van ƒ 19.956 aan buitenge-wone uitgaven is door de Inspecteur betwist en door belangheb-bende niet onderbouwd met nota’s of nadere gegevens. De enkele vermelding dat het gaat om (hogere) aftrekbare begrafeniskosten is, gelet op de betwisting door de Inspecteur, zonder nadere onderbouwing niet voldoende. Omstandigheden die leiden tot een verhoging van het bedrag tot ƒ 19.956 zijn derhalve niet aanne-melijk gemaakt.

Kosten gemachtigde

6.9. De gemachtigde van belanghebbende heeft in zijn nader geschrift gesteld dat hem nog een bedrag van ƒ 17.000 cash is toegekomen uit de privé-opnamen van belanghebbende terwijl dit bedrag als kosten ten laste van het resultaat gebracht had moeten worden. De Inspecteur heeft deze stelling gemotiveerd betwist in zijn pleitnota. De gedingstukken bieden geen aanlei-ding te veronderstellen dat het door de gemachtigde gestelde inderdaad is geschied. Terzake zijn geen nota’s overgelegd of andere gegevens verstrekt waaruit feiten en/of omstandigheden naar voren komen op grond waarvan dit kan worden afgeleid. Deze stelling is eerst bij nader geschrift aangevoerd. Belanghebben-de of zijn gemachtigde zijn zonder opgave van redenen niet ter zitting verschenen en hebben niet om uitstel van de mondelinge behandeling verzocht. Het Hof ziet geen reden belanghebbende alsnog in de gelegenheid te stellen bewijs ter zake te leveren.

WAZ-premie

6.10. Niet in geschil is dat in het jaar 2001 een bedrag van ƒ 1.025 aan WAZ-premie is betaald ter zake van aan de echtgeno-te opgelegde voorlopige aanslagen voor de jaren 1999 en 2000. Deze premies vormen uitgaven voor inkomensvoorzieningen inge-volge artikel 3.124, aanhef en onderdeel d, van de Wet inkom-stenbelasting 2001 voorzover zij op de belastingplichtige druk-ken. De premies zijn in 2001 betaald en hebben derhalve gedrukt in 2001. Voor wat betreft de echtgenote van belanghebbende heeft een bedrag van ƒ 285 op haar gedrukt. Het restant drukt na het overlijden op de erven naar gelang hun gerechtigdheid tot de boedel. Het gaat om een bedrag van ƒ 824 dat op 20 de-cember 2001 is betaald. Belanghebbende heeft een aangifte suc-cessierecht bijgevoegd waarin hij als 100 percent gerechtigde tot de boedel wordt aangemerkt. In de berekening hierna zal het Hof veronderstellenderwijs uitgaan van de juistheid hiervan.

6.11. Het Hof berekent op grond van het vorenoverwogene het inkomen over 2001 als volgt:

- winst ƒ 52.451

huurkosten 0,4 x 345,90 ƒ 138 hoger

investeringsaftrek ƒ 818 -/-

winst na correcties ƒ 51.495

toevoeging for ƒ 6.179 -/-

zelfstandigenaftrek ƒ 10.303 -/-

- winst uit onderneming ƒ 35.013

- uitkering anw ƒ 471

- waz premies 2001 ƒ 3.316 -/-

- waz premies 2001 van echtgenote ƒ 824 -/-

- negatieve opbrengst eigen woning ƒ 7.546 -/-

- inkomsten uit werk en woning ƒ 23.798

- persoonsgebonden aftrek ƒ 10.783

- verzamelinkomen 2001 ƒ 13.015.

6.12. Dit leidt tot de conclusie dat bij het vaststellen van de aanslag het inkomen uit werk en woning en het verzamelinkomen eerder te laag dan te hoog zijn vastgesteld.

6.13. Op grond van het vorenoverwogene is het hoger beroep ongegrond.

7. Proceskosten

Het Hof acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.

8. Beslissing

Het Gerechtshof bevestigt de uitspraak van de rechtbank.

Deze uitspraak is vastgesteld door mrs. Savelbergh, Schuurman en Vonk. De beslissing is op 17 juni 2008 in het openbaar uit-gesproken, in tegenwoordigheid van de griffier.

(Postema) (Savelbergh)

Aangetekend aan

partijen verzonden:

Zowel de belanghebbende als het daartoe bevoegde bestuursorgaan kan binnen zes weken na de verzenddatum van deze uitspraak beroep in cassatie instel-len bij de Hoge Raad der Nederlanden. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:

1. Bij het beroepschrift wordt een kopie van deze uitspraak gevoegd.

2. Het beroepschrift wordt ondertekend en bevat ten minste:

- de naam en het adres van de indiener;

- de dagtekening;

- de vermelding van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is

gericht;

- de gronden van het beroep in cassatie.

Het beroepschrift moet worden gezonden aan de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag.

De partij die beroep in cassatie instelt is griffierecht verschuldigd en zal daarover bericht ontvangen van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan worden verzocht de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.