Gerechtshof 's-Gravenhage, 18-04-2008, BE9464, BK-07/00236
Gerechtshof 's-Gravenhage, 18-04-2008, BE9464, BK-07/00236
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof 's-Gravenhage
- Datum uitspraak
- 18 april 2008
- Datum publicatie
- 29 augustus 2008
- ECLI
- ECLI:NL:GHSGR:2008:BE9464
- Zaaknummer
- BK-07/00236
Inhoudsindicatie
De onderwerpelijke naheffingsaanslag is opgelegd naar aanleiding van de bevindingen van een bij belanghebbende en de tussen belanghebbende en zijn echtgenote bestaande vennootschap onder firma "V.o.f. [C] Telecom" te [Z] (hierna: de VOF) ingesteld boekenonderzoek. Aan de naheffing ligt de opvatting ten grondslag dat belanghebbende over het jaar 2003 nog een bedrag aan omzetbelasting van € 18.303 is verschuldigd, terwijl hij over het jaar 2002 nog recht heeft op een teruggaaf van een bedrag aan omzetbelasting van € 5.641.
Partijen houdt het antwoord op de vraag verdeeld of de naheffingsaanslag en de boete terecht zijn opgelegd, welke vraag belanghebbende ontkennend en de Inspecteur bevestigend beantwoordt.
Uitspraak
GERECHTSHOF TE 's-GRAVENHAGE
tweede meervoudige belastingkamer
18 april 2008
nummer BK-07/00236
UITSPRAAK
op het hoger beroep van de voorzitter van het managementteam van de Belastingdienst/Rijnmond (hierna: de Inspecteur) tegen de uitspraak van de rechtbank ’s Gravenhage van 23 februari 2007, nummer AWB 06/1577 OB, betreffende de hierna vermelde naheffingsaanslag en boetebeschikking.
1. Naheffingsaanslag, boetebeschikking, bezwaar en geding voor de rechtbank
1.1. Aan [belanghebbende] te [Z] (hierna: belanghebbende) is een naheffingsaanslag in de omzetbelasting over de jaren 2002 en 2003 ten bedrage van € 12.662 opgelegd, met dagtekening 27 oktober 2005 en met aanslagnummer xxxx.xx.xxx.X.xx.xxxx.
1.2. Tegelijk met de naheffingsaanslag is aan belanghebbende bij beschikking een boete opgelegd van vijftig percent van de nageheven belasting.
1.3. Bij de uitspraak op het door belanghebbende tegen de naheffing en de boete gemaakte bezwaar heeft de Inspecteur de naheffingsaanslag en de boetebeschikking gehandhaafd.
1.4. Belanghebbende heeft tegen de uitspraak op bezwaar beroep ingesteld bij de rechtbank. De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, de uitspraak op bezwaar vernietigd, de naheffingsaanslag en de boetebeschikking vernietigd en de Staat gelast het door belanghebbende betaalde griffierecht van € 37 te vergoeden.
2. Loop van het geding in hoger beroep
2.1. De Inspecteur is van de uitspraak van de rechtbank in hoger beroep gekomen bij het Hof.
2.2. Belanghebbende heeft een verweerschrift ingediend.
2.3. De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgehad ter zitting van het Hof van 7 maart 2008, gehouden te Den Haag. Daar zijn belanghebbende en namens de Inspecteur
mr. [A] en tot zijn bijstand mevrouw [B] verschenen.
3. Vaststaande feiten
Op grond van de stukken van het geding kan in hoger beroep worden uitgegaan van het volgende:
3.1. De onderwerpelijke naheffingsaanslag is opgelegd naar aanleiding van de bevindingen van een bij belanghebbende en de tussen belanghebbende en zijn echtgenote bestaande vennootschap onder firma "V.o.f. [C] Telecom" te [Z] (hierna: de VOF) ingesteld boekenonderzoek. Een kopie van het controlerapport van 17 augustus 2005 behoort tot de stukken van het geding.
3.2. Aan de naheffing ligt de opvatting ten grondslag dat belanghebbende over het jaar 2003 nog een bedrag aan omzetbelasting van € 18.303 is verschuldigd, terwijl hij over het jaar 2002 nog recht heeft op een teruggaaf van een bedrag aan omzetbelasting van € 5.641.
4. Omschrijving geschil en standpunten van partijen
4.1. Partijen houdt het antwoord op de vraag verdeeld of de naheffingsaanslag en de boete terecht zijn opgelegd, welke vraag belanghebbende ontkennend en de Inspecteur bevestigend beantwoordt. Partijen hebben hun standpunten ter zitting toegelicht.
4.2. Voor de standpunten van partijen en voor de gronden waarop zij hun standpunten doen steunen wordt verwezen naar de stukken van het geding.
5. Beoordeling van het hoger beroep
5.1. Het controlerapport maakt uitdrukkelijk melding van het gegeven dat de in februari 2002 door belanghebbende als eenmanszaak gestarte onderneming op het adres [a-straat 1] te [Z], bestaande uit de verkoop van mobiele telefoons, sinds 1 januari 2003 wordt gedreven door de VOF. Dat gegeven betekent naar ’s Hofs oordeel dat de omzetbelasting ter zake van de in het jaar 2003 in het kader van de onderneming verrichte prestaties, niet is verschuldigd door belanghebbende, maar door de VOF. Bovendien was de Inspecteur daarvan bij het opleggen van de naheffingsaanslag op de hoogte.
5.2. Uit het controlerapport, de overige stukken van het geding en hetgeen de Inspecteur ter zitting omtrent de (positie van belanghebbende ten opzichte van de) onderneming te berde heeft gebracht, is naar ’s Hofs oordeel redelijkerwijs geen houvast te putten voor de conclusie dat belanghebbende met betrekking tot de onderneming in het jaar 2003 niettemin als de presterende ondernemer voor de omzetbelasting heeft te gelden.
5.3. Het vorenoverwogene voert het Hof tot de slotsom, gelet ook op de in 3.2 vermelde feiten, dat aan belanghebbende ten onrechte een naheffingsaanslag is opgelegd en ook dat aan belanghebbende een teruggaaf van € 5.641 toekomt. Bijgevolg moet worden beslist als hierna is vermeld.
6. Proceskosten en griffierecht
6.1. In de omstandigheid dat het gelijk aan de zijde van belanghebbende is, vindt het Hof – in afwijking in zoverre van de rechtbank aanleiding de Inspecteur op de voet van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht te veroordelen in de kosten die belanghebbende in verband met de behandeling van het beroep voor de rechtbank en de behandeling van het hoger beroep voor het Hof redelijkerwijs heeft moeten maken. De kosten stelt het Hof aan de hand van het Besluit proceskosten bestuursrecht vast op in totaal € 966, te specificeren als volgt: kosten gemachtigde: 1 punt (beroepschrift) x € 322 met wegingsfactor 1,5 (kosten beroep) en 1 punt (verweerschrift in hoger beroep) x € 322 met wegingsfactor 1,5 (kosten hoger beroep). Voor een hogere vergoeding acht het Hof geen termen aanwezig.
6.2. Gelet op het bepaalde in artikel 8:74 van de Algemene wet bestuursrecht dient aan belanghebbende het voor de behandeling van het beroep voor de rechtbank gestorte griffierecht ad € 138 te worden vergoed (de rechtbank heeft beslist dat € 37 moet worden vergoed, terwijl – zo bleek uit navraag bij de griffie van de rechtbank van belanghebbende een griffierecht van € 138 is geheven).
6.3. Omdat de uitspraak van de rechtbank niet in stand blijft, wordt van de Staat geen griffierecht geheven.
7. Beslissing
Het Gerechtshof:
- vernietigt de uitspraak van de rechtbank;
- vernietigt de uitspraak op bezwaar;
- vernietigt de naheffingsaanslag en de boetebeschikking;
- verleent teruggaaf aan omzetbelasting over het jaar 2002 tot op € 5.641;
- veroordeelt de Inspecteur in de proceskosten, aan de zijde van belanghebbende gevallen en vastgesteld op € 966, onder aanwijzing van de Staat als de rechtspersoon die deze kosten moet vergoeden; en
- gelast de Staat aan belanghebbende het bedrag aan griffierecht van € 138 te vergoeden.
De uitspraak is vastgesteld door mrs. Sanders, Tromp en Van Walderveen. De beslissing is op 18 april 2008 in het openbaar uitgesproken, in tegenwoordigheid van de griffier.
(Van den Bogerd) (Sanders)
aangetekend aan
partijen verzonden:
Zowel de belanghebbende als het daartoe bevoegde bestuursorgaan kan binnen zes weken na de verzenddatum van deze uitspraak beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:
1. Bij het beroepschrift wordt een kopie van deze uitspraak gevoegd.
2. Het beroepschrift wordt ondertekend en bevat ten minste:
- de naam en het adres van de indiener;
- de dagtekening;
- de vermelding van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
- de gronden van het beroep in cassatie.
Het beroepschrift moet worden gezonden aan de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag.
De partij die beroep in cassatie instelt is griffierecht verschuldigd en zal daarover bericht ontvangen van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan worden verzocht de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.