Home

Gerechtshof 's-Gravenhage, 02-09-2008, BF3713, BK-07/00122

Gerechtshof 's-Gravenhage, 02-09-2008, BF3713, BK-07/00122

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Datum uitspraak
2 september 2008
Datum publicatie
30 september 2008
ECLI
ECLI:NL:GHSGR:2008:BF3713
Zaaknummer
BK-07/00122

Inhoudsindicatie

Waarde in het economische verkeer. Het Hof acht geen sprake van een wanverhouding bij de waardebeapling van belanghebbendes woning en die van de andere woningen in de straat. Geen schending van het gelijkheidsbeginsel. UItspraak rechtbank vernietigd en de waarde vastgesteld conform de waardebeschikking.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-GRAVENHAGE

Sector belasting

Nummer BK-07/00122

Uitspraak van de eerste meervoudige belastingkamer d.d. 2 september 2008

op het hoger beroep van de Inspecteur, de heffingsambtenaar van de gemeente

Reeuwijk, tegen de uitspraak van de rechtbank ’s-Gravenhage van 26 januari 2007,

nr. AWB 06/2852, betreffende na te noemen ten aanzien van X te Z gegeven beschikking.

Beschikking, bezwaar en geding in eerste aanleg

1.1. Bij beschikking als bedoeld in artikel 22 van de Wet waardering onroerende zaken (hierna: de Wet WOZ) is de waarde van de onroerende zaak, plaatselijk bekend als

a-straat 1 te Z (hierna: de woning), vastgesteld op € 865.000.

1.2. Bij uitspraak op bezwaar heeft de Inspecteur belanghebbendes bezwaar tegen de be-schikking gedeeltelijk toegewezen en heeft hij de waarde van de woning nader bepaald op € 797.000.

1.3. Belanghebbende heeft tegen de uitspraak op bezwaar beroep bij de rechtbank ingesteld. De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, de uitspraak op bezwaar vernietigd en de vastgestelde waarde verminderd tot € 750.000. Voorts heeft de rechtbank de aan belangheb-bende voor het jaar 2005 opgelegde aanslagen in de onroerende-zaakbelastingen aldus verminderd dat deze nader worden berekend naar een waarde van € 750.000.

Loop van het geding in hoger beroep

2.1. De Inspecteur is van de uitspraak van de rechtbank in hoger beroep gekomen bij het Hof. Belanghebbende heeft een verweerschrift ingediend en heeft daarbij tevens incidenteel hoger beroep ingesteld. De Inspecteur heeft het incidenteel ingestelde hoger beroep beant-woord.

2.2. De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgehad ter zitting van het Gerechts-hof van 26 juni 2008, gehouden te Den Haag. Aldaar is de Inspecteur wel, doch belangheb-bende niet verschenen. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt.

2.3. Belanghebbende is door de griffier bij aangetekende brief, verzonden op 20 mei 2008 aan belanghebbende op het adres a-straat 1 te 0000 AA Z, onder vermelding van plaats en tijdstip uitgenodigd op de zitting te verschijnen. Uit door de griffier op de website van TNT Post op 27 juni 2008 ingewonnen informatie leidt het Hof af dat de brief met de uitnodiging is aangeboden op het eerder bedoelde adres, dat de besteller van TNT Post op 21 mei 2008 geen gehoor heeft gekregen op dat adres en toen aldaar een kennisgeving van aanbieding heeft achtergelaten met de mededeling dat de brief op het – kennelijk in die mededeling genoemde – postkantoor [..] kon worden afgehaald. Blijkens door de griffier van de gemeen-te Z ontvangen schriftelijke inlichtingen, gedagtekend 15 juli 2008, staat belanghebbende sinds 29 maart 2000 in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens ingeschreven op het eerderbedoelde adres.

Vaststaande feiten

3.1. De rechtbank heeft in haar uitspraak de volgende feiten vastgesteld, waarbij belangheb-bende als eiser en de Inspecteur als verweerder is aangeduid:

2.1. Eiser is gebruiker en genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht van de woning. De woning is een vrijstaande woning met garage en berging. De inhoud van de woning is ongeveer 887 m³ en de oppervlakte van het perceel is ongeveer 703 m².

2.2. Verweerder heeft de in bezwaar vastgestelde waarde van € 797.000 bepaald met behulp van de vergelijkingsmethode en een taxatierapport overgelegd, opgemaakt op 10 juli 2006 door B, taxateur te P. In dit taxatierapport is de waarde van de woning getaxeerd op € 804.000. Naast gegevens van de woning, bevat dit taxatierapport gegevens van drie vergelijkingsobjec-ten, te weten a-straat 6, b-straat 1 en b-straat 10.

3.2. Het Hof gaat in hoger beroep uit van de evenvermelde feiten. In hoger beroep zijn geen nadere feiten komen vast te staan.

Omschrijving geschil, standpunten en conclusies van partijen

4.1. Tussen partijen is in geschil welke waarde in het economische verkeer per de peildatum 1 januari 2003 aan de woning dient te worden toegerekend.

4.2. De Inspecteur stelt zich op het standpunt dat hij de door hem in beroep voorgestane waarde voldoende aannemelijk heeft gemaakt en concludeert tot vaststelling daarvan per de waardepeildatum op € 797.000.

4.3. Belanghebbende heeft het standpunt van de Inspecteur gemotiveerd bestreden en stelt zich in het door hem incidenteel ingestelde hoger beroep op het standpunt dat voormelde waarde dient te worden bepaald op € 687.000.

Overwegingen omtrent het geschil

5.1. De rechtbank heeft overwogen dat partijen ter zitting beiden het standpunt hebben ingenomen dat het bezwaarschrift mede gericht was tegen de aanslagen. Daarvan uitgaande heeft zij in de uitspraak mede een beslissing op bezwaren van belanghebbende tegen de aanslagen gelezen en heeft zij de aanslagen verminderd.

5.2. De zojuist weergegeven overweging van de rechtbank is onverenigbaar met de in haar uitspraak en in het van de zitting opgemaakte proces-verbaal opgenomen constatering dat belanghebbende niet ter zitting verschenen is. Zelfs indien partijen zouden hebben verklaard als door de rechtbank is overwogen, zou de beslissing van de rechtbank niet in stand kunnen blijven, aangezien de Inspecteur in zijn uitspraak niet heeft beslist op tegen de aanslagen ingebrachte bezwaren. Dit wordt niet anders door een door partijen ter zitting ingenomen standpunt, inhoudende dat het bezwaarschrift mede gericht was tegen de aanslagen. De uitspraak van de rechtbank zal derhalve worden vernietigd.

5.3. De Inspecteur heeft ten bewijze van de door hem voorgestane waarde bij de rechtbank een taxatierapport in het geding gebracht en zich beroepen op in dat rapport opgenomen verkoopcijfers van een drietal in de gemeente gelegen vergelijkingsobjecten. Die verkoop-cijfers betreffen a-straat 6 op 30 maart 2000 verkocht voor € 789.578, b-straat 1, op

2 september 2004 verkocht voor € 633.000, en b-straat 10, op 3 april 2002 verkocht voor € 794.115.

5.4. Weliswaar zijn de verkoopdata van de vergelijkingsobjecten tamelijk ver van de peilda-tum gelegen, doch niet zodanig ver dat de aan die verkopen ontleende gegevens onbruikbaar zouden zijn voor de bepaling van het waardeniveau per die datum van de woning van be-langhebbende.

5.5. Het overgelegde taxatierapport is voldoende gemotiveerd. De taxateur heeft rekening gehouden met stand, ligging en marktsituatie, bouwaard en constructie, de staat van onder-houd, en overige hem bekende waardebepalende factoren. Bij de vergelijking met de verge-lijkingsobjecten heeft hij rekening gehouden met verschillen in inhoud, oppervlakte, bouw-aard, onderhoudstoestand en ligging.

5.6. Het Hof heeft geen reden te twijfelen aan de juistheid van de door de taxateur op basis van zijn ervaring en zijn inzicht als deskundige aan de woning toegekende waarde. Blijkens het bij het taxatierapport gevoegde „model vergelijking verkochte objecten” is de aan be-langhebbendes woning toegekende waarde, gerelateerd aan de inhoud en de perceelsopper-vlakte, aan de lage kant in vergelijking tot de naar de peildatum gecorrigeerde verkoopprij-zen van de vergelijkingsobjecten.

5.7. De door belanghebbende gehanteerde methode van waardebepaling, waarbij de waarde van zijn woning wordt afgeleid uit de voor de Wet WOZ vastgestelde waarden van de in dezelfde straat gelegen woningen, is niet geschikt om tot een juiste vaststelling van die waarde te komen. Wel valt in de stellingen van belanghebbende een beroep op het gelijk-heidsbeginsel te lezen, in die zin dat de andere woningen in de straat bij de voor het onder-havige tijdvak afgegeven beschikkingen op een te laag bedrag zijn gewaardeerd, en de woning van belanghebbende niet, dan wel in mindere mate.

5.8. Blijkens het door de Inspecteur in hoger beroep overgelegde „model vergelijking op basis WOZ waarden” loopt de aan de percelen a-straat 1 tot en met 6 toegekende grond-waarde uiteen van gemiddeld € 320 m² tot gemiddeld € 375 m². Voor belanghebbendes woning, met het kleinste perceel, is dit € 365 m². De aan de opstallen toegekende waarde loopt uiteen van € 557 m³ tot € 638 m³. Voor belanghebbendes woning is dit € 609 m³. In de toelichting op evenvermeld stuk is onder meer opgenomen dat de woningen met de nummers

1, 3 en 5 aan de buitenzijde van de wijk gelegen zijn, dat de woningen met de nummers 1 en 2 een wat lagere grondwaarde hebben wegens hun ligging ten opzichte van een zwembad en de ingang van de wijk, en dat met de ligging en de grootte van de kavels rekening is gehou-den door een aanpassing van de waarde per m².

5.9. Op grond van de zojuist vermelde gegevens acht het Hof geen sprake van een wanver-houding bij de waardebepaling van belanghebbendes woning enerzijds en die van de andere woningen aan de a-straat anderzijds. Derhalve kan niet worden geoordeeld dat bij die waar-debepaling door de Inspecteur het gelijkheidsbeginsel is geschonden.

5.10. Het vorenoverwogene brengt mee dat het hoger beroep van de Inspecteur gegrond is en het door belanghebbende incidenteel ingestelde hoger beroep ongegrond. De waarde van de woning is bij de uitspraak op het bezwaarschrift op een juist bedrag vastgesteld.

Proceskosten

Het Hof acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.

Beslissing

Het Gerechtshof:

verklaart het principaal ingestelde hoger beroep gegrond,

verklaart het incidenteel ingestelde hoger beroep ongegrond,

vernietigt de uitspraak van de rechtbank,

bevestigt de uitspraak op het bezwaarschrift.

Deze uitspraak is vastgesteld door mrs. J.W. Savelbergh, J.W. baron van Knobelsdorff en P.J.J. Vonk, in tegenwoordigheid van de griffier mr. Y. Postema-van der Koogh. De beslis-sing is op 2 september 2008 in het openbaar uitgesproken.

aangetekend aan

partijen verzonden:

Zowel de belanghebbende als het daartoe bevoegde bestuursorgaan kan binnen zes weken na de verzenddatum van deze uitspraak beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:

1. Bij het beroepschrift wordt een kopie van deze uitspraak gevoegd.

2. Het beroepschrift wordt ondertekend en bevat ten minste:

- de naam en het adres van de indiener;

- de dagtekening;

- de vermelding van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;

- de gronden van het beroep in cassatie.

Het beroepschrift moet worden gezonden aan de Hoge Raad der Nederlanden (belastingka-mer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag.

De partij die beroep in cassatie instelt is griffierecht verschuldigd en zal daarover bericht ontvangen van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan worden verzocht de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.