Home

Gerechtshof 's-Gravenhage, 02-09-2008, BF3720, BK-07/00242

Gerechtshof 's-Gravenhage, 02-09-2008, BF3720, BK-07/00242

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Datum uitspraak
2 september 2008
Datum publicatie
30 september 2008
ECLI
ECLI:NL:GHSGR:2008:BF3720
Zaaknummer
BK-07/00242

Inhoudsindicatie

Aftrek buitengewone uitgaven.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-GRAVENHAGE

Sector belasting

Nummer BK-07/00242

Uitspraakdatum 2 september 2008

Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak als bedoeld in artikel 8:67, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht van de achtste enkelvoudige belastingkamer

op het hoger beroep van X, wonende te Z tegen de uitspraak van de rechtbank ‘s-Gravenhage van 22 maart 2007, nummer AWB 06/5823 IB/PVV, betreffende de aan hem door de Inspecteur, de voorzitter van het managementteam van de Belastingdienst P voor het jaar 2004 opgelegde aanslag in de inkomstenbelasting en de premie volksverzekeringen.

De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgehad ter zitting van het Gerechtshof van 20 augustus 2008, gehouden te Den Haag. Aldaar is A verschenen namens de Inspec-teur. Belanghebbende is niet verschenen. Hij heeft het Hof bij brief van 12 juni 2008 bericht niet te zullen verschijnen en heeft daarbij niet om uitstel van de mondelinge behandeling verzocht. De griffier heeft een afschrift van deze brief op 16 juni 2008 aan de Inspecteur gezonden. Voorafgaande aan de zitting heeft het Hof op 18 augustus 2008 van de Inspecteur een faxbericht met bijlage ontvangen. Een afschrift daarvan is op 19 augustus 2008 aan belanghebbende verzonden.

Beslissing

Het Gerechtshof bevestigt de uitspraak van de rechtbank.

Gronden

1. Op grond van de stukken van het geding is, als tussen partijen niet in geschil, dan wel door een van hen gesteld en op zichzelf aannemelijk, het volgende komen vast te staan:

1.1. Bij zijn aangifte inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor het jaar 2004 naar een verzamelinkomen van nihil heeft belanghebbende naast een loon van € 659 en een ingehouden loonheffing van € 2.716 aan buitengewone uitgaven vermeld:

- algemene buitengewone uitgaven € 1.510

- bijzondere buitengewone uitgaven € 350

- vaste aftrek chronische ziekte € 880

- overige buitengewone uitgaven € 323

totaal buitengewone uitgaven € 2.963

drempel € 1.553

aftrekbaar € 1.410

en aan giften € 75.

1.2. Bij het vaststellen van de aanslag over het onderhavige jaar heeft de Inspecteur de loon-inkomsten gecorrigeerd met € 10.528 tot € 11.187 en de ingehouden loonheffing tot € 1.930 en, vanwege een telfout van belanghebbende en een door belanghebbende te hoog berekende drempel, een groter bedrag aan buitengewone uitgaven in aftrek toegelaten als volgt:

Loon € 11.187

Algemene buitgenwone uitgaven € 1.510

Bijzondere buitengewone uitgaven € 350

Vaste aftrek chronisch ziekte € 880

Overige buitengewone uitgaven. € 323

Totaal buitgenwone uitgaven € 3.063.

Drempel € 1.252

Resteert aftrekbaar € 1.811.

Giften € 75

Verzamelinkomen € 9.301.

2. In geschil is of belanghebbende recht heeft op een hogere aftrek buitengewone uitgaven en of hij recht heeft op een vergoeding van € 1.500 aan administratiekos-ten/procedurekosten. Beide vragen beantwoordt belanghebbende bevestigend en de Inspec-teur ontkennend.

3. Belanghebbende heeft in hoger beroep gesteld dat hij aftrek wenst van uitgaven voor kleding- en beddengoed, uitgaven voor voedingssupplementen, uitgaven voor zijn ziektekos-tenverzekering en een overlijdensrisicoverzekering, aftrek wegens arbeidsongeschiktheid en reis- en bezoekkosten familie (moeder).

4. Belanghebbende heeft zijn in de aangifte opgenomen buitengewone uitgaven niet gespecificeerd. De buitengewone uitgaven zijn door de Inspecteur als zodanig geaccepteerd. Het Hof acht het met de Inspecteur aannemelijk dat uitgaven voor kleding en beddengoed onder de in aftrek gebrachte bijzondere buitengewone uitgaven zijn begrepen, de aftrek wegens arbeidsongeschiktheid onder de aftrek wegens chronische ziekte en de premie ziektekosten onder de algemene uitgaven met als gevolg dat deze uitgaven reeds bij het vaststellen van de aanslag in aanmerking zijn genomen als buitengewone uitgaven.

5. De premie voor een uitvaartverzekering heeft blijkens de door belanghebbende overgelegde brief van verzekeringsmaatschappij B van 12 januari 2007 betrekking op een verzekering van C [vader van belanghebbende] en niet op belanghebbende. Niet aannemelijk is dat uitgaven daarvoor op belanghebbende hebben gedrukt dan wel op een verzekering van hem betrekking hebben en derhalve onder de buitengewone uitgaven van belanghebbende kunnen worden begrepen. De door belanghebbende voor de rechtbank overgelegde rekenin-gen van een apotheek en een natuurcentrum hebben betrekking op de aanschaf van voe-dingssupplementen. Belanghebbende heeft onvoldoende feiten en/of omstandigheden aan-gevoerd op grond waarvan aannemelijk is dat deze rekeningen betrekking hebben op de aanschaf van geneesmiddelen die onder de uitgaven voor ziekte zijn te rangschikken.

6. Belanghebbende heeft zijn reis- en bezoekkosten familie (moeder) en kosten dieet-voeding niet gekwantificeerd en heeft geen gegevens overgelegd op grond waarvan aanne-melijk kan worden geacht dat hiervoor als buitengewone uitgaven aan te merken kosten op hem hebben gedrukt dan wel anderszins tot een aftrek zouden kunnen leiden.

7. Belanghebbende verzoekt verder nog om aftrek van € 1.500 aan administratiekos-ten/procedurekosten. De voor de rechtbank overgelegde bonnetjes hebben betrekking op de aanschaf van studieboeken in latere jaren. De aanschaf van de boeken houdt geen verband met de onderhavige procedure. Voor zover belanghebbende stelt dat hem een vergoeding toekomt voor procedurekosten overweegt het Hof dat de kosten van de aanschaf van de boeken niet vallen onder de posten die op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht in aftrek kunnen komen.

8. Hetgeen door belanghebbende overigens nog is aangevoerd leidt het Hof niet tot het oordeel dat de aanslag onjuist is vastgesteld. Op grond van het vorenoverwogene is het hoger beroep ongegrond en dient de uitspraak van de rechtbank te worden bevestigd.

9. Het Hof acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.

Deze uitspraak is vastgesteld door mr. J.W. Savelbergh, in tegenwoordigheid van de griffier mr. Y. Postema-van der Koogh. De beslissing is op 2 september 2008 in het openbaar uitge-sproken.

aangetekend aan

partijen verzonden:

Zowel de belanghebbende als het daartoe bevoegde bestuursorgaan kan binnen zes weken na de verzenddatum van deze uitspraak beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:

1. Bij het beroepschrift wordt een kopie van deze uitspraak gevoegd.

2. Het beroepschrift wordt ondertekend en bevat ten minste:

- de naam en het adres van de indiener;

- de dagtekening;

- de vermelding van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht.

Het beroepschrift moet worden gezonden aan de Hoge Raad der Nederlanden (belastingka-mer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag.

Tenzij de Hoge Raad anders bepaalt, zal het gerechtshof de mondelinge uitspraak vervan-gen door een schriftelijke. In dat geval krijgt u de gelegenheid de gronden van het beroep in cassatie alsnog te verstrekken of aan te vullen. De partij die beroep in cassatie instelt is griffierecht verschuldigd en zal daarover bericht ontvangen van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan worden verzocht de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.