Gerechtshof 's-Gravenhage, 15-07-2008, BG5660, BK-07/00184
Gerechtshof 's-Gravenhage, 15-07-2008, BG5660, BK-07/00184
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof 's-Gravenhage
- Datum uitspraak
- 15 juli 2008
- Datum publicatie
- 1 december 2008
- ECLI
- ECLI:NL:GHSGR:2008:BG5660
- Zaaknummer
- BK-07/00184
Inhoudsindicatie
In geschil is de waarde van de onroerende zaak op de waardepeildatum 1 januari 2003 (hierna: de waarde). De Inspecteur komt tot de conclusie dat de waarde € 73.000 bedraagt, terwijl belanghebbende concludeert tot vaststelling van de waarde op € 42.920.
Voorts is in geschil of de onderhavige aanslag terecht aan belanghebbende is opgelegd, hetgeen belanghebbende bestrijdt, doch de Inspecteur staande houdt.
Uitspraak
GERECHTSHOF 's-GRAVENHAGE
Sector belasting
Nummer BK-07/00184
Uitspraak van de eerste meervoudige belastingkamer d.d. 15 juli 2008
op het hoger beroep van [belanghebbende] te [Z] tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 7 december 2006, nr. OZB 06/296-BRG, betreffende na te noemen beschikking en aanslag.
Beschikking, aanslag, bezwaar en geding in eerste aanleg
1.1 Bij beschikking als bedoeld in artikel 22 van de Wet waardering onroerende zaken (hierna: de Wet) is de waarde van de onroerende zaak, plaatselijk bekend als [a-straat 1] te [Q], voor het tijdvak van 1 januari 2005 tot en met 31 december 2006 en naar de waardepeildatum 1 januari 2003 vastgesteld op € 107.000. Voorts is aan belanghebbende voor het jaar 2005 wegens het gebruik krachtens eigendom van de onroerende zaak een aanslag opgelegd in de onroerende-zaakbelastingen van de gemeente Schiedam naar een heffingsmaatstaf van € 107.000.
1.2 Bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar heeft de Inspecteur, de heffingsambtenaar van de gemeente Schiedam, belanghebbendes bezwaar tegen de beschikking gedeeltelijk toegewezen, de waarde van de onroerende zaak nader vastgesteld op € 73.000, de aanslag verlaagd met € 37 en belanghebbendes bezwaar tegen het aan hem opleggen van de aanslag afgewezen.
1.3 Belanghebbende heeft tegen de uitspraken op bezwaar beroep bij de rechtbank ingesteld. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.
Loop van het geding
2.1 Belanghebbende is van de uitspraak van de rechtbank in hoger beroep gekomen bij het Hof. In verband daarmee is door de griffier een griffierecht geheven van € 105. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
2.2 De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgehad ter zitting van het Hof van
3 juni 2008 om 10.00 uur, gehouden te Den Haag. Aldaar is de Inspecteur wel, doch belanghebbende niet verschenen. Belanghebbende is ruim na sluiting van het onderzoek ter zitting in het Paleis van Justitie aangekomen, doch heeft tevoren niet met medewerkers werkzaam in het Paleis contact opgenomen om mede te delen dat hij later zou komen of om te verzoeken de mondelinge behandeling later te doen beginnen.
Verordening
De raad van de gemeente Schiedam heeft in zijn openbare vergadering van 13 december 2004 de Verordening onroerende-zaakbelastingen 2005 vastgesteld. Blijkens de inhoud van de gedingstukken zijn de Verordening en de wijziging daarvan op de wettelijk voorgeschreven wijze bekendgemaakt.
Vaststaande feiten
Op grond van de stukken van het geding is, als tussen partijen niet in geschil, dan wel door een van hen gesteld en op zichzelf aannemelijk, in hoger beroep het volgende komen vast te staan:
3.1 Belanghebbende heeft de onverdeelde eigendom overeenkomende met de helft van de onroerende zaak in 1998 gekocht van zijn zuster. Van 16 juli 1998 tot begin 2007 stond hij als gerechtigde tot de helft van de eigendom van de onroerende zaak in het Kadaster vermeld. Belanghebbendes broer was in die periode de mede-eigenaar. In 2007 heeft belanghebbende zijn aandeel in het eigendom van de onroerende zaak verkocht.
3.2 De onroerende zaak betreft een voor bewoning bestemd appartement. Het onderhoud van de onroerende zaak is achterstallig. De staat van de onroerende zaak is slecht. De plafonds zijn slecht en deels van zachtboard. De keuken, de douchegelegenheid, het verfwerk binnen en buiten en het verfwerk van de dakgoot en het balkonhek verkeren in slechte staat. In de onroerende zaak is geen centrale verwarming aanwezig. De WOZ-waarde van de onroerende zaak voor het tijdvak van 1 januari 2001 tot en met 31 december 2004 per de waardepeildatum 1 januari 1999 bedraagt € 42.920.
3.3 Het Hoogheemraadschap van [B] heeft de aan belanghebbende opgelegde aanslag in de waterschapsomslag voor het jaar 2006 ambtshalve verminderd tot op nihil.
Omschrijving geschil en conclusies van partijen
4.1 In geschil is de waarde van de onroerende zaak op de waardepeildatum 1 januari 2003 (hierna: de waarde). De Inspecteur komt tot de conclusie dat de waarde € 73.000 bedraagt, terwijl belanghebbende concludeert tot vaststelling van de waarde op € 42.920.
4.2 Voorts is in geschil of de onderhavige aanslag terecht aan belanghebbende is opgelegd, hetgeen belanghebbende bestrijdt, doch de Inspecteur staande houdt.
4.3 Voor de standpunten van partijen en de gronden waarop zij deze doen steunen verwijst het Hof naar de gedingstukken.
Overwegingen omtrent het geschil
De waarde
5.1 Met betrekking tot de waardevaststelling heeft de Inspecteur verzuimd inzicht te verschaffen in de wijze waarop, met gebruikmaking van de verkoopcijfers van referentieobjecten, een verband kan worden gelegd met de in geding zijnde waarde van de woning zoals vermeld in de bestreden uitspraak. Evenmin heeft hij op enige andere wijze een onderbouwing gegeven van de door hem vastgestelde waarde. Derhalve is niet aannemelijk geworden dat de door de Inspecteur voorgestane waarde overeenstemt met de waarde als bedoeld in artikel 17, tweede lid, van de Wet.
5.2 De door belanghebbende voorgestane waarde is de WOZ-waarde van de woning voor het tijdvak van 1 januari 2001 tot en met 31 december 2004 per de peildatum 1 januari 1999. Hetgeen belanghebbende heeft aangevoerd is onvoldoende om aan te nemen dat de waarde op 1 januari 2003 op hetzelfde bedrag moet worden gesteld.
5.3 Gelet op het vorenoverwogene kan de waardering van de onroerende zaak per de waardepeildatum 1 januari 2003 niet op een van de door partijen bepleite waarden als juist worden aanvaard. Nu in het geding de waarde van de woning niet duidelijk is geworden, bepaalt het Hof die waarde in goede justitie op € 60.000.
De aanslag
5.4 Belanghebbende heeft niet weersproken dat hij op 1 januari van het onderhavige jaar mede-eigenaar van de onroerende zaak was. De mede-eigendom van belanghebbende wordt bevestigd door de kadastrale registratie. Op basis van de door de rechtbank gebezigde gronden is het Hof met de rechtbank van oordeel dat de Inspecteur terecht belanghebbende als belastingplichtige heeft aangewezen. De onderhavige aanslag is derhalve terecht aan belanghebbende opgelegd. Daaraan doet niet af dat het Hoogheemraadschap van [B] de aan belanghebbende opgelegde aanslag in de waterschapsomslag voor het jaar 2006 ambtshalve heeft verminderd tot op nihil.
5.5 Op grond van het vorenoverwogene dient de uitspraak van de rechtbank te worden vernietigd.
Proceskosten en griffierecht
Het Hof acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten, aangezien gesteld noch gebleken is dat belanghebbende voor vergoeding in aanmerking komende kosten heeft gemaakt. Wel dient aan belanghebbende het voor van de behandeling voor de rechtbank gestorte griffierecht van € 37, alsmede het voor de behandeling in hoger beroep gestorte grif-fierecht van € 105 te worden vergoed.
Beslissing
Het Gerechtshof:
- vernietigt de uitspraak van de rechtbank,
- vernietigt de uitspraken op bezwaar,
- wijzigt de beschikking in dier voege dat de waarde van de onroerende zaak nader wordt vastgesteld op € 60.000,
- vermindert de aanslag in de onroerende-zaakbelastingen tot een naar een waarde van de onroerende zaak van € 60.000, en
- gelast de gemeente Schiedam aan belanghebbende een bedrag van € 142 aan griffierecht te vergoeden.
Deze uitspraak is vastgesteld door mrs. J.W. Savelbergh, P.J.J. Vonk en H.J. van den Steenhoven, in tegenwoordigheid van de griffier mr. L. van den Bogerd. De beslissing is op 15 juli 2008 in het openbaar uitgesproken.
aangetekend aan
partijen verzonden:
Zowel de belanghebbende als het daartoe bevoegde bestuursorgaan kan binnen zes weken na de verzenddatum van deze uitspraak beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:
1. Bij het beroepschrift wordt een kopie van deze uitspraak gevoegd.
2. Het beroepschrift wordt ondertekend en bevat ten minste:
- de naam en het adres van de indiener;
- de dagtekening;
- de vermelding van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
- de gronden van het beroep in cassatie.
Het beroepschrift moet worden gezonden aan de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag.
De partij die beroep in cassatie instelt is griffierecht verschuldigd en zal daarover bericht ontvangen van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan worden ver-zocht de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.
4
nummer BK-07/00184
uitspraak