Home

Gerechtshof 's-Gravenhage, 17-10-2008, BG5717, BK-08/00003

Gerechtshof 's-Gravenhage, 17-10-2008, BG5717, BK-08/00003

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Datum uitspraak
17 oktober 2008
Datum publicatie
1 december 2008
ECLI
ECLI:NL:GHSGR:2008:BG5717
Zaaknummer
BK-08/00003

Inhoudsindicatie

Tussen partijen is uitsluitend in geschil of de onroerende zaak met € 49.200 te hoog is gewaardeerd. Partijen houdt in het bijzonder het antwoord op de vraag verdeeld of het weiland het karakter heeft van bij het vaststellen van de WOZ-waarde niet in aanmerking komende cultuurgrond, welke vraag door belanghebbenden bevestigend en door de Inspecteur ontkennend wordt beantwoord.

Uitspraak

GERECHTSHOF TE ’s-GRAVENHAGE

Sector belasting

nummer BK-08/00003

Uitspraak van de tweede meervoudige belastingkamer van 17 oktober 2008

op het hoger beroep van mevrouw [belanghebbende 1] en mevrouw [belanghebbende 2] te [Z] (hierna ook: belanghebbenden) tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 7 december 2007, nummer WOZ 06/3360-FRC, betreffende de hierna vermelde beschikking en aanslagen.

1. Beschikking, aanslagen, bezwaar en geding in eerste aanleg

1.1. De heffingsambtenaar van de gemeente Bernisse (hierna: de Inspecteur) heeft bij aan mevrouw [belanghebbende 1] gerichte beschikking van 30 juni 2005 de zogeheten WOZ-waarde van de onroerende zaak [a-straat] te [Z] (gemeente Bernisse), met de kadastrale aanduiding BERNISSE [X XXX], naar het waardepeil van 1 januari 2003 vastgesteld op € 49.200, welke waarde voor de jaren 2005 en 2006 geldt.

1.2. Voorts zijn met betrekking tot die onroerende zaak aan mevrouw [belanghebbende 1] voor het jaar 2005 twee aanslagen in de onroerendezaakbelastingen van de gemeente Bernisse opgelegd naar een heffingsmaatstaf van € 49.200. De aanslagen zijn in één geschrift vervat met de WOZ-beschikking.

1.3. Bij gezamenlijke uitspraak op het door belanghebbenden tegen de waardevaststelling en de aanslagen gemaakte bezwaar heeft de Inspecteur de beschikking en de aanslagen gehandhaafd.

1.4. Belanghebbenden hebben tegen de uitspraak op bezwaar beroep bij de rechtbank ingesteld. De rechtbank heeft het beroep, voor zover het is ingesteld door mevrouw [belanghebbende 1], ongegrond verklaard en, voor zover het is ingesteld door mevrouw [belanghebbende 2], niet-ontvankelijk verklaard.

2. Loop van het geding in hoger beroep

2.1. Belanghebbenden zijn van de uitspraak van de rechtbank in hoger beroep gekomen bij het Hof. De griffier heeft in verband daarmee van belanghebbenden een griffierecht geheven van € 106.

2.2. De Inspecteur heeft geen verweerschrift ingediend. Bij brief van 20 augustus 2008 heeft de Inspecteur een reactie op het hogerberoepschrift gegeven.

2.3. De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgehad ter zitting van het Hof van 4 september 2008, gehouden te Den Haag. Daar is de vader van belanghebbenden, [A], als gemachtigde verschenen. Van de zijde van de Inspecteur is niemand ter zitting verschenen. Voorafgaande aan de zitting heeft mevrouw [B] namens de Inspecteur meegedeeld, bij faxbericht van 4 september 2008, dat zij niet bij de zitting aanwezig zal zijn. Daarbij is niet om uitstel van de mondelinge behandeling verzocht. Van het ter zitting verhandelde is een proces-verbaal opgemaakt.

3. Vaststaande feiten

Op grond van de stukken van het geding en het ter zitting verhandelde is in hoger beroep, als tussen partijen niet in geschil dan wel door een van hen gesteld en op zichzelf aannemelijk, het volgende komen vast te staan:

3.1. Belanghebbenden zijn gezamenlijk genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht en gebruiker van de aan de [a-straat 1] te [Z] gelegen onroerende zaak, een weiland (hierna: het weiland), met de kadastrale aanduiding BERNISSE [X XXX].

3.2. Op grond van de WOZ-regelgeving, te weten de regelgeving in de hoofdstukken III en IV van de Wet waardering onroerende zaken (hierna: de Wet), is bij de onderwerpelijke beschikking de waarde van het weiland (hierna ook: de WOZ-waarde) vastgesteld op € 49.200 per 1 januari 2003.

3.3. Het weiland is in gebruik voor de paardenfokkerij. Door tegenslag heeft de fokkerij, bestaande uit het houden van drie à vier merries, geen geldelijk resultaat opgeleverd. Belanghebbenden zijn sinds 25 augustus 2005 ingeschreven bij het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. Vóór die datum stond de inschrijving op naam van de vader van belanghebbenden. De laatste is met betrekking tot het weiland nimmer aangeslagen voor de onroerendezaakbelastingen.

4. Omschrijving geschil en standpunten van partijen

4.1. Tussen partijen is uitsluitend in geschil of de onroerende zaak met € 49.200 te hoog is gewaardeerd. Partijen houdt in het bijzonder het antwoord op de vraag verdeeld of het weiland het karakter heeft van bij het vaststellen van de WOZ-waarde niet in aanmerking komende cultuurgrond, welke vraag door belanghebbenden bevestigend en door de Inspecteur ontkennend wordt beantwoord.

4.2. Voor de standpunten van partijen en voor de gronden waarop zij hun standpunten doen steunen, wordt verwezen naar de stukken van het geding.

5. Conclusies van partijen

5.1. Het hoger beroep van belanghebbenden strekt tot vaststelling van de WOZ-waarde op nihil dan wel een aanzienlijk lager bedrag dan € 49.200.

5.2. De Inspecteur heeft geconcludeerd, zo begrijpt het Hof, tot bevestiging van de uitspraak van de rechtbank.

6. Beoordeling van het hoger beroep

6.1. De rechtbank heeft naar ’s Hofs oordeel met juistheid beslist dat het weiland niet is aan te merken als cultuurgrond waarop de uitzondering van artikel 2, aanhef en onderdeel a, van de Uitvoeringsregeling uitgezonderde objecten Wet waardering onroerende zaken van toepassing is en dat de waarde van het weiland met € 49.200 niet te hoog is vastgesteld. Daarbij neemt het Hof in aanmerking dat uit het geheel van rond het (gebruik van het) weiland voorhanden zijnde gegevens redelijkerwijs geen andere conclusie is te trekken dan dat het weiland niet is aan te merken als ten behoeve van de land- of bosbouw bedrijfsmatig geëxploiteerde cultuurgrond en dat aan het weiland, zulks met inachtneming van de uitgangspunten in artikel 17, tweede lid, van de Wet, niet een lagere waarde dan € 49.200 is toe te kennen. Verder is het Hof met de Inspecteur van oordeel dat de enkele omstandigheid dat in eerdere jaren aan de vader van belanghebbenden geen aanslagen met betrekking tot het weiland zijn opgelegd, niet aan het opleggen van de in geding zijnde aanslagen in de weg staat.

6.2. Met betrekking tot het gebruik van het weiland merkt het Hof nog op dat uit het geheel van daaromtrent voorhanden zijnde gegevens een beeld van het houden van de paarden naar voren komt van een activiteit met een veeleer hobbymatig dan bedrijfsmatig karakter.

6.3. Belanghebbenden hebben zodoende het van haar te verlangen (tegen-)bewijs niet geleverd.

6.4. Het vorenoverwogene voert het Hof tot de slotsom dat het hoger beroep van belanghebbenden ongegrond is. Bijgevolg moet worden beslist als hierna is vermeld.

7. Proceskosten

Het Hof acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.

8. Beslissing

Het Gerechtshof bevestigt de uitspraak van de rechtbank.

De uitspraak is vastgesteld door mrs. J.T. Sanders, U.E. Tromp en B. van Walderveen, in tegenwoordigheid van de griffier mr. L. van den Bogerd. De beslissing is op 17 oktober 2008 in het openbaar uitgesproken.

aangetekend aan

partijen verzonden:

Zowel de belanghebbende als het daartoe bevoegde bestuursorgaan kan binnen zes weken na de verzenddatum van deze uitspraak beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:

1. Bij het beroepschrift wordt een kopie van deze uitspraak gevoegd.

2. Het beroepschrift wordt ondertekend en bevat ten minste:

- de naam en het adres van de indiener;

- de dagtekening;

- de vermelding van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;

- de gronden van het beroep in cassatie.

Het beroepschrift moet worden gezonden aan de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag.

De partij die beroep in cassatie instelt is griffierecht verschuldigd en zal daarover bericht ontvangen van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan worden verzocht de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.