Gerechtshof 's-Gravenhage, 18-11-2008, BG9889, BK-08/00082
Gerechtshof 's-Gravenhage, 18-11-2008, BG9889, BK-08/00082
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof 's-Gravenhage
- Datum uitspraak
- 18 november 2008
- Datum publicatie
- 14 januari 2009
- ECLI
- ECLI:NL:GHSGR:2008:BG9889
- Zaaknummer
- BK-08/00082
Inhoudsindicatie
Waarde in het economische verkeer niet beinvloed door de omstandigheid dat belanghebbende hinder ondervindt van voetballende jeugd. Het is een belanghebbene persoonlijk betreffende omstandigheid dat het aanspreken van de kinderen op hun gedrag niet tot het gewenste resultaat heeft geleid.
Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-GRAVENHAGE
Sector belasting
Nummer BK-08/00082
Uitspraak van de eerste meervoudige belastingkamer d.d. 18 november 2008
op het hoger beroep van X te Z, tegen de uitspraak van de rechtbank Middelburg van 23 januari 2008, nr. AWB 07/991, betreffende na te noemen beschikking.
Beschikking, bezwaar en geding in eerste aanleg
1.1. Bij beschikking op de voet van het bepaalde in hoofdstuk IV van de Wet waardering onroerende zaken heeft de Inspecteur, de heffingsambtenaar van de gemeente Z, de waarde van de onroerende zaak, plaatselijk bekend als a-straat1 te Z, per de waardepeilda-tum 1 januari 2005 (hierna: peildatum) voor het tijdvak 1 januari 2007 tot
1 januari 2008 vastgesteld op € 238.000.
1.2. Bij uitspraak op bezwaar heeft de Inspecteur belanghebbendes bezwaar tegen de be-schikking afgewezen.
1.3. Belanghebbende heeft tegen de uitspraak op bezwaar beroep bij de rechtbank ingesteld. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.
Loop van het geding
2.1. Belanghebbende is van de uitspraak van de rechtbank in hoger beroep gekomen bij het Hof. In verband daarmee is door de griffier een griffierecht geheven van € 106. De Inspec-teur heeft daarop gereageerd met een verwijzing naar de gedingstukken in eerste aanleg.
2.2. Een onderzoek ter zitting van de zaak heeft niet plaatsgehad. Partijen hebben het Hof schriftelijk toestemming verleend een dergelijk onderzoek achterwege te laten.
Vaststaande feiten
Op grond van de stukken van het geding is, als tussen partijen niet in geschil, dan wel door een van hen gesteld en op zichzelf aannemelijk, in hoger beroep het volgende komen vast te staan:
3.1. Belanghebbende is eigenaar en gebruiker van de onroerende zaak, bestaande uit een woning met tuin, garage en berging, gelegen aan de a-straat 1 te Z (hierna: de woning). De woning, gebouwd in 1993, is een eengezinswoning met dakkapel en heeft een inhoud van circa 352 m3. Het perceel waarop de woning ligt, heeft een oppervlakte van ongeveer 312 m2. De kwaliteit van de woning is goed, en de onderhoudstoestand en het voorzieningenni-veau zijn zeer goed.
3.2. De woning is vrijstaand, in die zin dat geen gebouwde onroerende zaken aan het woon-huis van belanghebbende grenzen. Wel grenzen de buitenmuren van de garage en de bijkeu-ken aan een straat. Belanghebbende ondervindt overlast van kinderen die met een voetbal tegen die buitenmuren plegen te trappen. Pogingen van belanghebbende om die overlast tegen te gaan door van de gemeente een strookje grond langs die muren te kopen en daarop beplanting te plaatsen, hebben niet in de totstandkoming van die beoogde aankoop geresul-teerd.
3.3. In augustus 2003 is de woning verkocht voor € 240.000. Belanghebbende heeft de woning in november 2006 gekocht voor € 267.000.
Omschrijving geschil, standpunten en conclusies van partijen
4.1. Tussen partijen is in geschil welke waarde in het economische verkeer per de peildatum aan de woning dient te worden toegerekend.
4.2. Belanghebbende stelt zich op het standpunt dat de door hem ondervonden overlast een waardedrukkende werking heeft, en voorts dat de door hem voor de woning betaalde koop-prijs is totstandgekomen onder invloed van de omstandigheid dat hij op stel en sprong een direct beschikbare woning diende te vinden. Hij concludeert, naar het Hof begrijpt, tot een waarde van de woning per de peildatum van € 188.000.
4.3. De Inspecteur heeft in eerste aanleg het standpunt van belanghebbende gemotiveerd bestreden en geconcludeerd tot handhaving van de door hem vastgestelde waarde. Uit diens verwijzing naar de gedingstukken in eerste aanleg maakt het Hof op dat de Inspecteur in hoger beroep concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de rechtbank.
Overwegingen omtrent het geschil
5.1. De Inspecteur, op wie de bewijslast rust ter zake van de per de peildatum aan de woning toe te kennen waarde, heeft, naar het oordeel van het Hof, met de door hem bij de rechtbank in het geding gebrachte vergelijkingpercelen de door hem voorgestane waarde voldoende aannemelijk gemaakt. Die vergelijkingspercelen zijn, met inachtneming van de onderlinge verschillen in ligging, grootte en anderszins, in voldoende mate met de woning vergelijkbaar om als uitgangspunt voor het waardeniveau te dienen. Belanghebbende heeft zulks, afgezien van de door hem gestelde omstandigheid dat die woningen, anders dan de zijne, geheel door eigen grond omgeven zijn en daardoor niet direct aan de straat grenzen, ook niet betwist.
Dat waardeniveau vindt voorts steun in de voor en na de peildatum voor de woning betaalde koopsommen. Het Hof acht niet aannemelijk dat belanghebbende, die na de verkoop van zijn flatwoning in P - naar hij stelt en het Hof wil aannemen - genoodzaakt was op stel en sprong een ander huis te vinden, geen marktconforme prijs voor de woning heeft betaald.
5.2. De ligging van de garage en de bijkeuken aan de openbare weg is geen omstandigheid die van negatieve invloed is op de waarde van de woning. Terecht heeft de rechtbank geoor-deeld dat de omstandigheid dat belanghebbende zich beperkt voelt in zijn woongenot niet afdoet aan de juistheid van de door Inspecteur aan de woning toegekende waarde. Het gedrag van de voetballende buurjongens vindt zijn oorzaak in de belanghebbende persoon-lijk betreffende omstandigheid dat het aanspreken van die kinderen op dat gedrag niet tot het beoogde resultaat heeft geleid, en niet in enige objectieve de woning betreffende, omstan-digheid.
5.3. Gelet op het vorenoverwogene is het hoger beroep ongegrond.
Proceskosten
Het Hof acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.
Beslissing
Het Gerechtshof bevestigt de uitspraak van de rechtbank.
Deze uitspraak is vastgesteld door mrs. J.W. Savelbergh, J.W. baron van Knobelsdorff
en P.J.J. Vonk, in tegenwoordigheid van de griffier mr. Y. Postema-van der Koogh.
De beslissing is op 18 november 2008 in het openbaar uitgesproken.
aangetekend aan
partijen verzonden:
Zowel de belanghebbende als het daartoe bevoegde bestuursorgaan kan binnen zes weken na de verzenddatum van deze uitspraak beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:
1. Bij het beroepschrift wordt een kopie van deze uitspraak gevoegd.
2. Het beroepschrift wordt ondertekend en bevat ten minste:
- de naam en het adres van de indiener;
- de dagtekening;
- de vermelding van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
- de gronden van het beroep in cassatie.
Het beroepschrift moet worden gezonden aan de Hoge Raad der Nederlanden (belastingka-mer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag.
De partij die beroep in cassatie instelt is griffierecht verschuldigd en zal daarover bericht ontvangen van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan worden verzocht de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.