Home

Gerechtshof 's-Gravenhage, 02-12-2008, BG9891, BK-07/00183

Gerechtshof 's-Gravenhage, 02-12-2008, BG9891, BK-07/00183

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Datum uitspraak
2 december 2008
Datum publicatie
14 januari 2009
ECLI
ECLI:NL:GHSGR:2008:BG9891
Zaaknummer
BK-07/00183

Inhoudsindicatie

De tenaamstelling van de aansluiting van energie bepaalt niet tevens de belastingplicht voor de heffing van reinigingsrechten en rioolrechten. Volgens de beleidsregels van de gemeente wordt degene die in de GBA als hoofdbewoner is aangemerkt aangewezen als de belastingplichtige. In dit geval de echtgenoot van belanghebbende.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-GRAVENHAGE

Sector belasting

Nummer BK-07/00183

Uitspraak van de eerste meervoudige belastingkamer d.d. 2 december 2008

op het beroep van mevrouw X te Z tegen de uitspraak van de Inspecteur, de heffingsambte-naar van de gemeente Berkel en Rodenrijs (thans: Langsingerland) inzake na te noemen aanslagen.

Aanslagen en bezwaar

1.1 Aan belanghebbende is, met dagtekening 17 maart 2001, een aanslag in de reini-gingsrechten en de rioolrechten voor het jaar 2001 opgelegd met betrekking tot het pand a-straat 1 te Z.

1.2 Voorts is aan belanghebbende, met dagtekening 1 mei 2001, bij aanslag in de vorm van een afrekennota van A-energiebedrijf, reinigingsrecht en rioolrecht in rekening gebracht voor de periode van 26 juli 2000 tot en met 13 april 2001.

1.3 De door belanghebbende tegen deze aanslagen ingediende bezwaren zijn door de Inspecteur afgewezen.

Loop van het geding

2.1 Belanghebbende heeft tegen deze uitspraak beroep bij het Hof ingesteld. In verband daarmee is door de griffier € 29 aan griffierecht geheven.

2.2 De eerste mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgehad ter zitting van het Hof van 26 februari 2008, gehouden te Den Haag. Aldaar zijn beide partijen verschenen. De griffier heeft van het verhandelde ter zitting een proces-verbaal opgemaakt. Vervolgens heeft tussen het Hof en partijen een briefwisseling plaatsgevonden. Ieder van de partijen heeft op de schrifturen van de wederpartij kunnen reageren.

2.3 Een nadere mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgehad ter zitting van het Hof van 21 oktober 2008, gehouden te Den Haag. Aldaar zijn beide partijen verschenen. De griffier heeft van het verhandelde ter zitting een proces-verbaal opgemaakt.

Vaststaande feiten

3.1 Belanghebbende en haar echtgenoot zijn gedurende het jaar 2000 en tot 19 decem-ber in het jaar 2001 woonachtig aan de a-straat 1 te (destijds) Z. Haar echtgenoot is door de Gemeentelijke Basisadministratie aangemerkt als de hoofdbewoner. De woning betreft een huurwoning.

3.2 In de Verordening op de heffing en de invordering van reinigingsrechten 1995,

geldend van de gemeente Berkel en Rodenrijs, geldend voor het onderhavige jaar, is onder meer het navolgende bepaald:

(…)

Artikel 2 Belastbaar feit

Onder de naam ‘reinigingsrechten’ worden rechten geheven zowel voor het genot van door of vanwege het gemeentebestuur verstrekte diensten als voor het gebruik van voor de openbare dienst bestemde gemeentebezittingen, werken of inrichtingen die bij de gemeente in gebruik zijn.

Artikel 3 Belastingplicht

De rechten worden geheven van degene op wiens aanvraag dan wel ten behoeve van wie de dienst wordt verricht of van degene die van de bezittingen, werken of inrichtingen gebruik maakt.

(…)

Artikel 5 Belastingjaar

Met betrekking tot de rechten die per jaar worden geheven is het belastingjaar gelijk aan het kalenderjaar.

Artikel 6 Wijze van heffing

1. De rechten bedoeld in de tarieventabel worden geheven bij wijze van het vorderen van een bedrag. Het gevorderde bedrag wordt vermeld op een schriftelijke gedagte-kende kennisgeving. Als kennisgeving wordt aangemerkt de kennisgeving van [A- energiebedrijf].. Indien aan de belastingplichtige niet een als boven bedoelde kennis-geving van [A-energiebedrijf]. wordt verzonden, wordt als kennisgeving van het ge-vorderde bedrag aangemerkt het door de gemeente verzonden gedagtekende schrif-tuur waarop het bedrag is vermeld.

2. Indien de rechten niet kunnen worden geheven conform de in lid 1 genoemde wijze, worden de rechten geheven bij wege van aanslag.

(…)

3.3 In de Verordening op de heffing en de invordering van rioolrechten 1995,

geldend voor het onderhavige jaar, is onder meer het navolgend bepaald:

(…)

Artikel 2 Belastbaar feit en belastingplicht

1. Een recht van de gebruiker van een eigendom van waaruit afvalwater direct of indi-rect op de gemeentelijke riolering wordt afgevoerd.

2. Met betrekking tot het recht als bedoeld in het eerste lid, wordt als gebruiker aange-merkt:

a. degene die naar de omstandigheden beoordeeld het eigendom al dan niet krachtens eigen-dom, bezit, beperkt recht of persoonlijk recht gebruikt;

(…)

Artikel 6 Belastingjaar

Het belastingjaar is gelijk aan het kalenderjaar.

Artikel 7 Wijze van heffing

1. De rechten worden geheven bij wijze van het vorderen van een bedrag. Het gevor-derde bedrag wordt vermeld op een schriftelijke gedagtekende kennisgeving. Als kennisge-ving wordt aangemerkt de kennisgeving van [A-energiebedrijf]. Indien aan de belastingplich-tige geen kennisgeving van [A-energiebedrijf] wordt verzonden, wordt als kennisgeving van het gevorderde bedrag aangemerkt het door de gemeente verzonden schriftuur.

2. Indien de rechten niet kunnen worden geheven conform de in lid 1 genoemde wijze, worden de rechten geheven bij wege van aanslag.

(…)

3.4 Voor onder meer de onderhavige heffingen hebben Burgemeester en wethouders van de gemeente Berkel en Rodenrijs beleidsregels (hierna: de Beleidsregels) vastgesteld die worden gehanteerd bij de aanwijzing van de belastingplichtigen voor de gemeentebelastin-gen. In deze beleidsregels is onder meer het navolgende opgenomen:

(…)

I. Onroerende-zaakbelastingen

Indien sprake is van een huishouding (economische eenheid) zal het college van Burgemeester en wet-houders een van de leden aanwijzen als belastingplichtige inzake de gebruikersbelasting onroerende-zaakbelastingen. Voor deze aanwijzing zal gebruik worden gemaakt van de navolgende criteria:

1. Als blijkt dat een van de leden van het huishouden de eigenaar is van de onroerende zaak wordt dat lid tevens aangewezen als belastingplichtige voor de gebruikersheffing.

2. De ‘hoofdbewoner’ is degene die als zodanig is aangewezen in de Gemeentelijke Basisadmi-nistratie (GBA).

3. Aangemerkt als hoofdbewoner wordt:

a. In geval van een gezin (man, vrouw met of zonder kinderen) de man.

b. Ingeval van samenwonen: degene die als eerste zich vestigt op het adres. Bij gelijktijdige ves-tiging de oudste persoon.

(…)

5. Indien de leden van het huishouden kenbaar maken dat een ander als hoofdbewoner moet worden aangewezen kan het college van burgemeester en wethouders die persoon als belastingplichtige aanwijzen.

(…)

III. Overige heffingen

1. Indien bepalingen van andere gemeentelijke heffingen het noodzakelijk maken om een belas-tingplichtige aan te wijzen, zal dat ook aan de hand van deze beleidsregels gebeuren.

(…)

3.5 Belanghebbendes echtgenoot is voor het jaar 2000 als belastingplichtige voor de onderhavige heffingen aangewezen. De aan hem toegezonden kennisgeving van 4 maart 2000 is aan hem gericht.

3.6 Op de energienota van A-energiebedrijf worden naast de in rekening gebrachte bedragen voor de levering van energie en bijbehorende diensten afzonderlijk onder het hoofd “Incasso voor derden” de verschuldigde bedragen aan onder meer reinigingsrechten en de rioolrechten in rekening gebracht.

3.7 Bij brief van 25 juli 2000 hebben belanghebbende en haar echtgenoot aan het ener-giebedrijf bericht dat belanghebbende de aansluiting voor energie die tot dan toe op naam van haar echtgenoot stond, wenste over te nemen. Vervolgens staat in deze brief: “Alle leveringen en diensten kunnen worden voortgezet met uitzondering van die van de Gemeen-te Berkel & Rodenrijs en Hoogheemraadschap van Delfland.”

3.8 Naar aanleiding van de in 3.7 vermelde brief heeft de Inspecteur belanghebbende ingaande 26 juli 2000 aangemerkt als belastingplichtige voor de onderwerpelijke heffingen.

Omschrijving geschil en standpunten van partijen

4.1 Tussen partijen is in geschil of belanghebbende ten onrechte door de Inspecteur niet-ontvankelijk is geacht in bezwaar en indien deze vraag ontkennend wordt beantwoord, of de in 1.1 en 1.2 vermelde aanslagen terecht aan belanghebbende zijn opgelegd. Belanghebben-de beantwoordt beide vragen ontkennend en de Inspecteur bevestigend.

4.2 Belanghebbende betoogt dat bij brief van 25 juli 2000, waarbij werd verzocht de aansluiting voor de levering van energie op haar naam te zetten, uitdrukkelijk uitzondering is gemaakt voor de diensten van de gemeente Berkel en Rodenrijs.

4.3 Het standpunt van de Inspecteur is dat belanghebbende terecht is aangewezen als belastingplichtige, aangezien de aansluiting ingevolge het verzoek van de echtelieden op haar naam is gesteld.

4.4 Voor de verdere standpunten van partijen en de gronden waarop zij deze doen rusten verwijst het Hof naar de gedingstukken.

Conclusies van partijen

5.1 Belanghebbende heeft geconcludeerd tot vernietiging van de uitspraak op bezwaar en van de beide aanslagen met veroordeling van de Inspecteur in de proceskosten wegens beroepsmatig verleende rechtsbijstand.

5.2 De conclusie van de Inspecteur is primair dat de bezwaren alsnog niet ontvankelijk dienen te worden verklaard en subsidiair dat het beroep ongegrond is.

Overwegingen omtrent het geschil

6.1.1 Met betrekking tot de ontvankelijkheid van belanghebbende in bezwaar overweegt het Hof als volgt.

6.1.2 Naar aanleiding van de aanslag in de vorm van een kennisgeving van 17 maart 2001 heeft de echtgenoot van belanghebbende de daarop volgende dag per fax een brief aan de Inspecteur gezonden, waarin de volgende passage voorkomt:

(...)

Het was mij een genoegen dat mijn vrouw een kennisgeving ontving terzake van Riool- en reinigingsrecht 2001. Omdat zij sedert 25 juli 2000 het energiecontract heeft overgenomen.

Uw beleidsregels gemeentelijke belastingen zijn dus niet zoals U tot nu toe heeft volgehou-den gebaseerd op de “GBA” maar op de klantgegevens van [A-energiebedrijf].

Het begint allemaal heel verwarrend te worden nu Uw ambtenaren de beleidsregels aan de wel bekende “laarzen” lappen en naar ik heb kunnen vast stellen niet erg consistent zijn in de uitvoering daarvan.

(...)

Naar het oordeel van het Hof had de Inspecteur deze brief (mede) moeten opvatten als een bezwaar van belanghebbende tegen de aanslag. Geklaagd wordt immers over een (in de ogen van de briefschrijver onjuiste) toepassing van de Beleidsregels bij de aanwijzing van be-langhebbende als belastingplichtige. Indien de Inspecteur twijfelde aan de bevoegdheid van de echtgenoot om belanghebbende te vertegenwoordigen, had hij een volmacht van haar kunnen vragen.

Het vorenoverwogene betekent dat belanghebbende ontvankelijk is in het bezwaar tegen de hierbedoelde aanslag.

6.1.3 Het Hof merkt allereerst op dat in de omstandigheden van dit geval de bepaling in de hier van toepassing zijnde verordeningen toepassing vindt, inhoudende dat indien de rechten niet kunnen worden geheven bij aanslag in de vorm van een kennisgeving, de rech-ten worden geheven bij wege van aanslag. Op die grond dient de afrekennota van 1 mei 2001 van het energiebedrijf als een aanslag te worden aangemerkt. Belanghebbende is tegen deze aanslag niet tijdig in bezwaar gekomen. De aanslag bevatte evenwel geen rechtsmid-delverwijzing en de Inspecteur heeft de aan hem gerichte brief van belanghebbendes echtge-noot, ingekomen op 30 oktober 2002, aangemerkt als bezwaarschrift van belanghebbende. Hiermee heeft de Inspecteur kennelijk toepassing gegeven aan het bepaalde in artikel 6:11 van de Algemene wet bestuursrecht. In beroep heeft de Inspecteur geen feiten en omstandig-heden aangevoerd waaruit moet worden afgeleid dat in beroep zou moeten worden geoor-deeld dat hij zulks in strijd met het recht heeft gedaan. Ook hier geldt dat de Inspecteur bij twijfel aan de vertegenwoordigingsbevoegdheid van de echtgenoot om een volmacht had kunnen vragen.

Belanghebbende is derhalve ook ontvankelijk in het bezwaar tegen deze aanslag.

6.2.1 Het Hof kan de stelling van de Inspecteur dat de tenaamstelling van de aansluiting

van energie tevens de belastingplicht bepaalt, niet aanvaarden. Volgens de Beleidsregels wordt, ingeval geen van de leden van het huishouden eigenaar is van de onroerende zaak, degene die in de GBA als hoofdbewoner is aangemerkt, aangewezen als de belastingplichti-ge. Dit is in het onderhavige geval de echtgenoot van belanghebbende. Voorts kan in de in 3.7 vermelde brief van 25 juli 2000 niet worden gelezen dat daarbij overeenkomstig het bepaalde in artikel I, onderdeel 5, van de Beleidsregels kenbaar werd gemaakt dat belang-hebbende in de plaats van haar echtgenoot als hoofdbewoner moest worden aangemerkt. Dit betekent dat belanghebbendes echtgenoot de belastingplichtige is gebleven. Beleidsregels als de onderhavige dienen te worden nageleefd ook nu de beide verordeningen het op zich-zelf toelaten dat de onderwerpelijke rechten van belanghebbende worden geheven. De omstandigheid dat het, naar de Inspecteur heeft gesteld, administratief niet mogelijk is de belastingplicht te scheiden van de tenaamstelling van de aansluiting, is hierbij niet beslis-send.

6.2.2 Uit het vorenoverwogene volgt dat het beroep gegrond is en dat moet worden beslist als hierna vermeld.

Proceskosten en griffierecht

7.1 Belanghebbende heeft aanspraak gemaakt op vergoeding van proceskosten wegens beroepsmatig verleende rechtsbijstand. Uit de verklaringen ter zake van belanghebbende ter zitting dient evenwel te worden geconcludeerd dat de gemachtigde de rechtsbijstand niet beroepsmatig heeft verleend. Het Hof ziet wel aanleiding de Inspecteur te veroordelen in de door de gemachtigde gemaakte reiskosten en het Hof stelt deze vast voor de zitting van 26 februari 2008 en 21 oktober 2008 op in totaal € 25.

7.2 Voorts dient het voor deze zaak gestorte griffierecht te worden vergoed.

Beslissing

Het Gerechtshof:

- verklaart het beroep gegrond,

- vernietigt de bestreden uitspraak,

- vernietigt de aanslagen reinigingsrechten en rioolrechten,

- veroordeelt de Inspecteur in de proceskosten aan de zijde van belanghebbende gevallen en vastgesteld op € 25 en wijst de gemeente Langsingerland aan als de rechtspersoon die deze kosten moet vergoeden, en

- gelast de gemeente Langsingerland het griffierecht van € 29 aan belanghebbende te vergoeden.

Deze uitspraak is vastgesteld door mrs. J.W. Savelbergh, E.M.H. Pieters en P.M. Verhagen, in tegenwoordigheid van de griffier mr. Y. Postema. De beslissing is op 2 december 2008 in het openbaar uitgesproken.

aangetekend aan

partijen verzonden:

Zowel de belanghebbende als het daartoe bevoegde bestuursorgaan kan binnen zes weken na de verzenddatum van deze uitspraak beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:

1. Bij het beroepschrift wordt een kopie van deze uitspraak gevoegd.

2. Het beroepschrift wordt ondertekend en bevat ten minste:

- de naam en het adres van de indiener;

- de dagtekening;

- de vermelding van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;

- de gronden van het beroep in cassatie.

Het beroepschrift moet worden gezonden aan de Hoge Raad der Nederlanden (belastingka-mer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag.

De partij die beroep in cassatie instelt is griffierecht verschuldigd en zal daarover bericht ontvangen van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan worden verzocht de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.