Gerechtshof 's-Gravenhage, 09-12-2008, BG9892, BK-07/00220
Gerechtshof 's-Gravenhage, 09-12-2008, BG9892, BK-07/00220
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof 's-Gravenhage
- Datum uitspraak
- 9 december 2008
- Datum publicatie
- 14 januari 2009
- ECLI
- ECLI:NL:GHSGR:2008:BG9892
- Zaaknummer
- BK-07/00220
Inhoudsindicatie
Waarde in het economische verkeer van een woning. De aankoopdatum is niet ver verwijderd van de waardepeildatum. Rekening houdend met verkoopcijfers en aankoopdata en kenmerken van vergelijkingsobjecten genoemd in het taxatierapport van de heffingsambtenaar wordt de waarde in goede justitie vastgesteld.
Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-GRAVENHAGE
Sector belasting
Nummer BK-07/00220
Uitspraak van de eerste meervoudige belastingkamer d.d. 9 december 2008
op het hoger beroep van X te Z (hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van de recht-bank Middelburg van 9 februari 2007, nummer AWB 06/360, betreffende de hierna vermel-de beschikking.
Beschikking, bezwaar en geding in eerste aanleg
1.1. De heffingsambtenaar van de gemeente Terneuzen (hierna: de Inspecteur) heeft bij beschikking op grond van de Wet waardering onroerende zaken (hierna: de Wet) de waarde van de onroerende zaak a-straat 1 te Z per waardepeildatum van 1 januari 2003 vastgesteld op € 117.533, welke waarde geldt voor de jaren 2005 en 2006.
1.2. Bij uitspraak op het door belanghebbende tegen de waardevaststelling gemaakte be-zwaar heeft de Inspecteur de beschikking gehandhaafd.
1.3. Belanghebbende heeft tegen de uitspraak op bezwaar beroep bij de rechtbank ingesteld. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.
Loop van het geding
2.1. Belanghebbende is van de uitspraak in hoger beroep gekomen bij het Hof. De griffier heeft in verband daarmee van belanghebbende een griffierecht geheven van € 106.
2.2. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
2.3. De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgehad ter zitting van het Gerechts-hof van 28 oktober 2008, gehouden te Den Haag. Aldaar zijn beide partijen verschenen. Voorafgaand aan de zitting heeft het Hof op 16 oktober 2008 van belanghebbende een nader geschrift ontvangen waarvan een afschrift aan de Inspecteur is gezonden. Van het verhan-delde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt.
Vaststaande feiten
Op grond van de stukken van het geding en het ter zitting verhandelde staat, als tussen partijen niet in geschil, dan wel door een van hen gesteld en door de wederpartij niet of onvoldoende weersproken, het volgende vast:
3.1. Belanghebbende is genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht en ge-bruiker van de aan de a-straat 1 te Z gelegen onroerende zaak (hierna: de onroerende zaak).
3.2. De onroerende zaak betreft een tussenwoning van het bouwjaar 1968, met een inhoud van ongeveer 398 m³ en met een berging. Het perceel kent een oppervlakte van ongeveer 182 m².
3.3. De onroerende zaak is door belanghebbende gekocht op of omstreeks 2 augustus 2004 voor een bedrag van € 105.000 k.k. De onroerende zaak is begin 2004 door de verkoper aan de markt aangeboden met aanvankelijk een vraagprijs van € 125.000 k.k.
Omschrijving geschil en standpunten van partijen
4.1. Tussen partijen is in geschil het antwoord op de vraag of de onroerende zaak met € 117.533 te hoog is gewaardeerd, welke vraag belanghebbende bevestigend en de Inspec-teur ontkennend beantwoordt.
4.2. Belanghebbende staat een waarde voor die ligt tussen € 90.000 en € 95.000.
4.3. De Inspecteur houdt staande dat de waarde € 117.533 is.
4.4. Voor de standpunten van partijen en voor de gronden waarop zij hun standpunten doen steunen, wordt verder verwezen naar de stukken van het geding.
Conclusies van partijen
5.1. Het hoger beroep van belanghebbende strekt tot vaststelling van de waarde op een bedrag gelegen tussen € 90.000 en € 95.000.
5.2. De Inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de rechtbank.
Overwegingen omtrent het geschil
6.1. Ingevolge artikel 17, tweede lid, van de Wet WOZ moet de waarde van de onderhavige tot woning dienende onroerende zaak worden bepaald op de waarde die aan deze onroerende zaak dient te worden toegekend, indien de volle en onbezwaarde eigendom daarvan zou kunnen worden overgedragen en de verkrijger de zaak in de staat waarin die zich bevindt, onmiddellijk en in volle eigendom in gebruik zou kunnen nemen. Daarbij heeft als waarde te gelden de waarde in het economische verkeer, ofwel de prijs, die door de meestbiedende koper zou worden besteed bij aanbieding ten verkoop op de voor de zaak meest geschikte wijze na de beste voorbereiding.
6.2. Tussen partijen is in het bijzonder in geschil het antwoord op de vraag of de prijs die belanghebbende op of omstreeks 2 augustus 2004 met de verkoper van de onroerende zaak is overeengekomen maatgevend is dan wel kan zijn voor de vaststelling van de waarde in het economische verkeer op de waardepeildatum. Het Hof overweegt dienaangaande het vol-gende.
6.3. In het geval waarin een belastingplichtige een onroerende zaak heeft gekocht op een moment gelegen na de peildatum, moet in de regel ervan worden uitgegaan dat de waarde in het economische verkeer op de aankoopdatum overeenkomt met de door de belastingplichti-ge betaalde prijs, zulks tenzij de partij die zich daarop beroept feiten en omstandigheden stelt en bij betwisting aannemelijk maakt waaruit volgt dat de koopsom die waarde niet weergeeft.
6.4. In de onderhavige zaak heeft de Inspecteur gesteld dat het bedrag van € 105.000 dat belanghebbende voor de aankoop van onroerende zaak heeft betaald ten opzichte van andere verkoopcijfers dusdanig laag is, dat aangenomen moet worden dat dit niet het volle bedrag is dat belanghebbende feitelijk heeft betaald. Tegenover de gemotiveerde betwisting ervan door belanghebbende heeft de Inspecteur evenwel geen feiten of omstandigheden aange-voerd ter staving van zijn stelling. De enkele omstandigheid dat waardering overeenkomstig artikel 4, eerste lid, van de Uitvoeringsregeling instructie waardebepaling Wet waardering onroerende zaken (hierna: Uitvoeringsregeling) mogelijk tot een andere waarde zou leiden, acht het Hof dienaangaande onvoldoende. Het Hof merkt hierbij op dat die Uitvoeringsrege-ling ziet op de wijze waarop de Inspecteur de door hem voorgestane waarde dient te onder-bouwen, en zich uitsluitend richt tot de Inspecteur. De Uitvoeringsregeling richt zich niet tot belanghebbende noch tot de rechter. Met inachtneming van hetgeen is overwogen onder 6.3 hiervoor, leidt dit tot geen andere conclusie dan dat het bedrag van € 105.000 overeenkomt met de waarde in het economische verkeer op de aankoopdatum.
6.5. Naar het oordeel van het Hof is in het onderhavige geval de aankoopdatum niet dusda-nig ver verwijderd van de waardepeildatum dat om die reden aan de door belanghebbende voor de onroerende zaak betaalde aankoopprijs voor de vaststelling van de waarde per 1 januari 2003 geen betekenis kan worden toegekend. Door middel van aan de markt ontleen-de indexeringscijfers is de koopsom – zij het op enigszins grove wijze – te herleiden naar de waarde per de peildatum 1 januari 2003. Het tot de gedingstukken behorend afschrift van het door de Inspecteur overgelegde taxatierapport van 24 april 2006 bevat verkoopgegevens van met de onroerende zaak vergelijkbare woningen. Op grond van de in dat taxatierapport opgenomen verkoopcijfers en rekening houdend met de verkoopdata en de kenmerken van de vergelijkingsobjecten stelt het Hof de waarde van de onroerende zaak in goede justitie vast op € 100.000.
6.6. Het hiervoren overwogene brengt mee dat het hoger beroep gegrond is en dat moet worden beslist als hierna vermeld.
Proceskosten en griffierecht
7.1. Het Hof acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten als be-doeld in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht, aangezien belanghebbende daarop geen aanspraak heeft gemaakt.
7.2. Wel dient de gemeente aan belanghebbende het voor deze zaak zowel bij het Hof als bij de rechtbank gestorte griffierecht van onderscheidenlijk € 106 en € 38 te vergoeden.
Beslissing
Het Gerechtshof:
- vernietigt de uitspraak van de rechtbank;
- vernietigt de uitspraak op bezwaar;
- wijzigt de beschikking in dier voege dat de waarde van de onroerende zaak nader wordt vastgesteld op € 100.000;
- gelast de gemeente Terneuzen aan belanghebbende het griffierecht van in totaal € 144 te vergoeden.
Deze uitspraak is vastgesteld door mrs. J.J.J. Engel, J.W. Savelbergh en P.J.J. Vonk, in tegenwoordigheid van de griffier mr. Y. Postema. De beslissing is op 9 december 2008 in het openbaar uitgesproken.
aangetekend aan
partijen verzonden:
Zowel de belanghebbende als het daartoe bevoegde bestuursorgaan kan binnen zes weken na de verzenddatum van deze uitspraak beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:
1. Bij het beroepschrift wordt een kopie van deze uitspraak gevoegd.
2. Het beroepschrift wordt ondertekend en bevat ten minste:
- de naam en het adres van de indiener;
- de dagtekening;
- de vermelding van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
- de gronden van het beroep in cassatie.
Het beroepschrift moet worden gezonden aan de Hoge Raad der Nederlanden (belastingka-mer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag.
De partij die beroep in cassatie instelt is griffierecht verschuldigd en zal daarover bericht ontvangen van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan worden verzocht de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.