Gerechtshof 's-Gravenhage, 09-12-2008, ECLI:NL:GHSGR:2008:BW2593 BG9977, BK-07/00209
Gerechtshof 's-Gravenhage, 09-12-2008, ECLI:NL:GHSGR:2008:BW2593 BG9977, BK-07/00209
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof 's-Gravenhage
- Datum uitspraak
- 9 december 2008
- Datum publicatie
- 15 januari 2009
- ECLI
- ECLI:NL:GHSGR:2008:BG9977
- Zaaknummer
- BK-07/00209
Inhoudsindicatie
De door belanghebbende in de loop van de jaren geleende gelden zijn niet aangewend voor voorfinanciering of postfinanciering van onderhoud aan de eigen woningen. Belanghebbende heeft niet aannemelijk gemaakt dat het door haar verstrekte overzicht ziet op uitgaven voor onderhoud die niet konden worden voldaan uit de inkomsten van belanghebbende en haar echtgenoot. De bedragen zijn betaald van de betaalrekening bij de Postbank of de Rabobank. Zij zijn beperkt in omvang en een direct verband met de in de loop van de jaren opgenomen doorlopende kredieten is niet te leggen, laat staan dat dat het geval is met het aangaan van de leningen.
Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-GRAVENHAGE
Sector belasting
Nummer BK-07/00209
Uitspraak van de eerste meervoudige belastingkamer d.d. 9 december 2008
op het hoger beroep van Y te Z tegen de uitspraak van de rechtbank ’s-Gravenhage van 27 januari 2007, AWB 06/125, IB/PVV, betreffende na te noemen aan belanghebbende opgelegde aanslag.
Aanslag, bezwaar en geding in eerste aanleg
1.1. Aan belanghebbende is over het jaar 2002 een aanslag in de inkomstenbelasting en de premie volksverzekeringen opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 28.079.
1.2. De Inspecteur heeft bij uitspraak op bezwaar de bezwaren van belanghebbende tegen de aanslag afgewezen.
1.3. Belanghebbende heeft tegen de uitspraak op bezwaar beroep bij de rechtbank ingesteld. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.
Geding in hoger beroep
2.1. Belanghebbende is van de uitspraak van de rechtbank in hoger beroep gekomen bij het Hof. In verband daarmee is door de griffier een griffierecht geheven van € 105. De Inspecteur heeft vervolgens een verweerschrift ingediend.
2.2. Voorafgaand aan de zitting heeft het Hof op 15 september 2008 van belanghebbende een nader geschrift en in drievoud een cd-rom ontvangen. De cd-rom en een afschrift van het nader geschrift zijn toegezonden aan de Inspecteur. De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgehad ter zitting van het Gerechtshof van 23 september 2008, gehouden te Den Haag. Aldaar zijn beide partijen verschenen. Van het verhandelde ter zitting is door de griffier een proces-verbaal opgemaakt. De onderhavige zaak is gezamenlijk behandeld met de zaak met kenmerknummer BK-07/00208 betreffende de aan de echtgenoot van belanghebbende, X, opgelegde aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen voor het jaar 2002. Al hetgeen is overgelegd en aangevoerd in die zaak wordt geacht te zijn overgelegd en aangevoerd in de onderhavige zaak.
Vaststaande feiten
Op grond van de stukken van het geding en het ter zitting verhandelde staat in hoger beroep, als tussen partijen niet in geschil, dan wel door een van hen gesteld en door de wederpartij niet of onvoldoende weersproken, het volgende vast:
3.1. Belanghebbende en haar echtgenoot beschikken vanaf 1996 over een eigen woning in R. Daaraan voorafgaand hadden zij een andere eigen woning. De inkomsten uit eigen woning over het jaar 2002 zijn toegerekend aan de belanghebbende.
3.2. Belanghebbende heeft in 2002 aan loon uit dienstbetrekking genoten € 36.962. In de aangifte inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen voor het jaar 2002 heeft zij € 20.544 aan rente en kosten in verband met de eigen woning vermeld en als negatieve inkomsten uit eigen woning € 18.671 in aftrek gebracht op het inkomen. De waarde van de woning bedraagt € 234.150. Aangegeven is een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 18.291.
3.3. Belanghebbende en haar echtgenoot hebben in de jaren 1996 tot en met 2002 de volgende hypothecaire geldleningen waarop voor zover bekend de volgende bedragen aan rente zijn betaald en de aftrek in het kader van de eigen woning al dan niet door de Inspecteur is verleend.
Jaar Leningdeelnummer Bedrag Rente Aftrek toegestaan?
1996 xxxx.yyy.144 ƒ 374.000 ƒ 34.156 Ja
xxxx.yyy.195 ƒ 100.000 Ja
1997 xxxx.yyy.144 ƒ 374.000 ƒ 34.158 Ja
xxxx.yyy.195 ƒ 100.000 Ja
1998 xxxx.yyy.144 ƒ 374.000 ƒ 41.071 Ja
xxxx.yyy.195 ƒ 100.000 Ja
xxxx.yxy.046 ƒ 112.810 Ja
1999 xxxx.yyy.144 ƒ 374.000 ƒ 57.806 Ja
xxxx.yyy.195 ƒ 100.000 Ja
xxxx.yxy.046 ƒ 138.000 Aanvaard door Inspecteur na correspondentie.
2000 xxxx.yyy.144 ƒ 374.000 ƒ 30.600 Ja
xxxx.yyy.195 ƒ 100.000 Ja
xxxx.yxy.046 ƒ 138.000 Niet in geschil in procedure BK-04/1331.
2001 xxxx.yyy.144 ƒ 374.000 € 10.755 Ja
xxxx.yyy.195 ƒ 100.000 Ja
xxxx.yxy.046 ƒ 138.000 € 6.878 Niet aanvaard. Zie Hof ’s-Gravenhage 27 april 2007, BK-06/00231.
xxxx.yxx.830 ƒ 262.000 € 118.890 Afgesloten 12 december 2001. Geen rente in aftrek gebracht.
2002 xxxx.yyy.144 ƒ 374.000 € 8.485,68 Ja
xxxx.yyy.195 ƒ 100.000 € 2.268,96 Ja
xxxx.yxy.046 ƒ 138.000 € 3.131 Niet aanvaard door Inspecteur.
xxxx.yxx.830 ƒ 262.000 € 118.890 € 6.657 Niet aanvaard door Inspecteur.
3.4. De Inspecteur heeft bij het vaststellen van de aanslag de volgende bedragen aan rente en kosten in verband met de eigen woning in aftrek aanvaard: € 8.485,68 aan rente op leningnummer xxxx.yyy.144 en € 2.268,96 aan rente op leningnummer xxxx.yyy.195. Niet aanvaard heeft hij een rentebedrag van € 3.131 op leningnummer xxxx.yxy.046 en € 6.657 op nummer xxxx.yxx.830, tezamen € 9.788. Bij de aanslag werd het belastbare inkomen uit werk en woning vastgesteld op € 28.079.
3.5. Belanghebbende heeft het door hem vanaf 1984 tot en met 2002 gestelde onderhoud aan de eigen woningen berekend op totaal € 32.944,41. Hij heeft een overzicht overgelegd met daarop vermeld de datum van betaling, de naam van het bedrijf, een omschrijving van het factuurnummer, het Eurochequenummer of de aanduiding betaalautomaat met daarbij een tijdstip, of een omschrijving van het gekochte, en het bedrag van de uitgave. Voorts zijn door hem diverse bankafschriften ter zake van doorlopende kredieten overgelegd en bankafschriften, bonnen en facturen met verwijzing naar de nummers op het hiervoor vermelde overzicht. Belanghebbende berekent in het geval ervan wordt uitgegaan dat het bedrag van € 32.944,41 is betaald uit doorlopende kredieten over de periode 1 januari 2002 tot en met 31 december 2002 een door hem betaalde rente van 6,9 percent, in totaal € 2.226,03.
Omschrijving geschil en standpunten van partijen
4.1. Tussen partijen is in geschil of het in 3.4 vermelde bedrag van € 9.788 aan hypotheekrente dient te worden aangemerkt als rente behorende tot een eigenwoningschuld. Belanghebbende beantwoordt deze vraag bevestigend en de Inspecteur ontkennend.
4.2. Voor een uiteenzetting van de gronden waarop partijen hun standpunten doen steunen verwijst het Hof naar de gedingstukken.
Conclusies van partijen
5.1. Belanghebbende heeft geconcludeerd tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank, de uitspraak op bezwaar en tot vermindering van de aanslag tot een naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 18.291.
5.2. De Inspecteur heeft geconcludeerd tot ongegrondverklaring van het hoger beroep.
Overwegingen omtrent het geschil
6.1. Niet in geschil is dat de twee leningen xxxx.yyy.144 en xxxx.yyy.195 destijds zijn aangegaan in verband met de verwerving of het onderhoud van de eigen woning. De ter zake van deze schulden betaalde rente is steeds door de Inspecteur in aftrek toegestaan als rente in verband met de eigen woning. Ook in het jaar 2002 is dat het geval geweest. De aftrek van de rente op de lening xxxx.yxy.046 is in de jaren 1998 en 1999 door de Inspecteur geaccepteerd. Over het laatstgenoemde jaar was dat na correspondentie. In de over het jaar 2000 voor de inkomstenbelasting voor het Hof gevoerde procedure was de rente-aftrek van leningnummer xxxx.yxy.046 niet in geschil. In de procedure BK-06/00231 was dat wel het geval en is deze lening aangemerkt als een lening die niet behoort tot de eigen woningschuld in de zin van art. 3.120 van de Wet IB 2001. Na het arrest van de Hoge Raad van 17 oktober 2008, nr. 07/10147 staat de uitspraak waarbij de rente-aftrek over deze lening is afgewezen onherroepelijk vast.
6.2. Ingevolge artikel 3.120, lid 8, van de Wet IB 2001 worden slechts de renten van schulden die betrekking hebben op de per 31 december 1995 bestaande schulden van de eigen woning en zulks nog steeds zijn met betrekking tot dezelfde woning aangemerkt als aftrekbare kosten die verband houden met de eigen woning waarop de hypotheek is gevestigd. Dit betekent dat de acceptatie van de Inspecteur van de lening xxxx.yxy.046 niet kan doorwerken naar het jaar 2002.
6.3. Uit de brieven van belanghebbende van 2 november 2000, 1 mei 2001 en 13 april 2004 leidt het Hof af dat lening xxxx.yxy.046 in 1998, samen met de verhoging van deze lening in 1999, alsmede de lening xxxx.yxx.830 zijn aangegaan ten behoeve van de financiering van de Wellness-activiteiten van haar echtgenoot. Belanghebbende heeft niet aannemelijk gemaakt dat, in weerwil van hetgeen door haar echtgenoot is geschreven, dit anders ligt of in de loop van de jaren anders is komen te liggen en dat sprake is geweest van aanwending van de gelden als voorfinanciering of postfinanciering van onderhoud dat aan de eigen woningen is verricht. Ook is niet aannemelijk gemaakt dat deze leningen de voortzetting zijn van eerdere voor 1995 afgesloten leningen betreffende de eigen woning. Dit volgt niet uit de door belanghebbende overgelegde bankafschriften. De leningen xxxx.yyy.144 en xxxx.yyy.195 zijn in stand gebleven.
6.4. Belanghebbende heeft tegenover de gemotiveerde betwisting door de Inspecteur niet aannemelijk gemaakt dat het door haar verstrekte overzicht ziet op uitgaven voor onderhoud die niet konden worden voldaan uit de inkomsten van belanghebbende en haar echtgenoot. De bedragen zijn betaald van de betaalrekening bij de Postbank of de Rabobank. Zij zijn beperkt in omvang en een direct verband met de in de loop van de jaren opgenomen doorlopende kredieten is niet te leggen, laat staan dat dat het geval is met het aangaan van de leningen xxxx.yxy.046 en xxxx.yxx.830.
6.5. Op grond van het vorenoverwogene is het hoger beroep ongegrond.
Proceskosten
Het Hof acht geen termen aanwezig de Inspecteur te veroordelen in de door belanghebbende in hoger beroep gemaakte proceskosten als bedoeld in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.
Beslissing
Het Gerechtshof bevestigt de uitspraak van de rechtbank.
Deze uitspraak is vastgesteld door mrs. J.W. Savelbergh, P.J.J. Vonk en Ph.G.H. Albert, in tegenwoordigheid van mr. Y. Postema- van der Koogh als griffier. De beslissing is op 9 december 2008 in het openbaar uitgesproken.
aangetekend aan
partijen verzonden:
Zowel de belanghebbende als het daartoe bevoegde bestuursorgaan kan binnen zes weken na de verzenddatum van deze uitspraak beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:
1. Bij het beroepschrift wordt een kopie van deze uitspraak gevoegd.
2. Het beroepschrift wordt ondertekend en bevat ten minste:
- de naam en het adres van de indiener;
- de dagtekening;
- de vermelding van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
- de gronden van het beroep in cassatie.
Het beroepschrift moet worden gezonden aan de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag.
De partij die beroep in cassatie instelt is griffierecht verschuldigd en zal daarover bericht ontvangen van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan worden verzocht de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.