Home

Gerechtshof 's-Gravenhage, 13-03-2009, BH7466, BK-08/00374

Gerechtshof 's-Gravenhage, 13-03-2009, BH7466, BK-08/00374

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Datum uitspraak
13 maart 2009
Datum publicatie
23 maart 2009
ECLI
ECLI:NL:GHSGR:2009:BH7466
Zaaknummer
BK-08/00374

Inhoudsindicatie

Geding na verwijzing (HR 3 oktober 2008, nr. 42.248, LJN BF3806). Partijen hebben met hun schriftelijke uitlatingen naar aanleiding van het arrest van de Hoge Raad geconcludeerd dat de in het geding zijnde naheffingsaanslag in de loonbelasting en de premie volksverzekeringen over het tijdvak 1 januari 1998 tot en met 31 december 2001 terecht is vastgesteld op € 1.840.122.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-GRAVENHAGE

Sector belasting

Nummer BK-08/00374

Uitspraak van de tweede meervoudige belastingkamer d.d. 13 maart 2009

op het beroep van de naamloze vennootschap met beperkte aansprakelijkheid X N.V. te Z (hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van de voorzitter van het managementteam van de Belastingdienst Amsterdam (hierna: de Inspecteur) betreffende na te melden naheffingsaanslag.

1. Naheffingsaanslag en bezwaar

1.1 De Inspecteur heeft aan belanghebbende een naheffingsaanslag in de loonbelasting en de premie volksverzekeringen over het tijdvak 1 januari 1998 tot en met 31 december 2001 opgelegd, met dagtekening 26 maart 2003 en met aanslagnummer [aanslagnummer]. De nageheven loonbelasting en premie beloopt € 1.840.122.

1.2 De aanslag is, na daartegen door belanghebbende gemaakt bezwaar, bij uitspraak van de Inspecteur gehandhaafd.

2. Loop van het geding

2.1 Belanghebbende is van bovenvermelde uitspraak in beroep gekomen bij het Gerechtshof te Amsterdam. Dat Hof heeft bij uitspraak van 3 mei 2005, nr. P04/00347, het beroep gegrond verklaard, de bestreden uitspraak op bezwaar vernietigd, de naheffingsaanslag verminderd tot een bedrag van € 460.030 en de Staat gelast het griffierecht van € 232 aan belanghebbende te vergoeden.

2.2 De Staatssecretaris van Financiën heeft tegen deze uitspraak beroep in cassatie ingesteld en belanghebbende heeft incidenteel beroep in cassatie ingesteld. De Hoge Raad heeft bij arrest van 3 oktober 2008, nr. 42.248, LJN BF3806, het principale beroep in cassatie gegrond verklaard, het incidentele beroep in cassatie ongegrond verklaard, de uitspraak van voornoemd Hof vernietigd behoudens de beslissing omtrent het griffierecht en het geding ter verdere behandeling en beslissing met inachtneming van het arrest verwezen naar het Gerechtshof te ’s-Gravenhage.

2.3 Partijen zijn in de gelegenheid gesteld zich schriftelijk uit te laten naar aanleiding van het arrest van de Hoge Raad, van welke gelegenheid beide partijen gebruik hebben gemaakt.

2.4 Een onderzoek ter zitting van de zaak heeft niet plaatsgehad. Partijen hebben het Hof schriftelijk toestemming verleend een dergelijk onderzoek achterwege te laten.

3. Conclusies van partijen

Partijen hebben met hun schriftelijke uitlatingen naar aanleiding van het arrest van de Hoge Raad geconcludeerd dat de in het geding zijnde naheffingsaanslag in de loonbelasting en de premie volksverzekeringen over het tijdvak 1 januari 1998 tot en met 31 december 2001 terecht is vastgesteld op € 1.840.122.

4. Overwegingen omtrent het beroep

Het Hof sluit zich aan bij het eenstemmige oordeel van partijen. In dit oordeel ligt besloten dat de bestreden uitspraak in stand kan blijven en dat het beroep ongegrond is.

5. Proceskosten

Het Hof acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.

Beslissing

Het gerechtshof bevestigt de uitspraak van de Inspecteur.

Deze uitspraak is vastgesteld door mrs. J.T. Sanders, U.E. Tromp en B. van Walderveen, in tegenwoordigheid van de griffier mr. R.W. Otto. De beslissing is op 13 maart 2009 in het openbaar uitgesproken.

aangetekend aan

partijen verzonden:

Zowel de belanghebbende als het daartoe bevoegde bestuursorgaan kan binnen zes weken na de verzenddatum van deze uitspraak beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:

1. Bij het beroepschrift wordt een kopie van deze uitspraak gevoegd.

2. Het beroepschrift wordt ondertekend en bevat ten minste:

- de naam en het adres van de indiener;

- de dagtekening;

- de vermelding van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is

gericht;

- de gronden van het beroep in cassatie.

Het beroepschrift moet worden gezonden aan de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag.

De partij die beroep in cassatie instelt is griffierecht verschuldigd en zal daarover bericht ontvangen van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan worden verzocht de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.