Gerechtshof 's-Gravenhage, 10-03-2009, BI1922, BK-07/00528
Gerechtshof 's-Gravenhage, 10-03-2009, BI1922, BK-07/00528
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof 's-Gravenhage
- Datum uitspraak
- 10 maart 2009
- Datum publicatie
- 22 april 2009
- ECLI
- ECLI:NL:GHSGR:2009:BI1922
- Zaaknummer
- BK-07/00528
Inhoudsindicatie
De door belanghebbende gestelde voorziening is in wezen een correctie op de balanswaarde van de vordering die belanghebbende heeft op haar dga. Belanghebbende heeft door de vorming van de voorziening en de dotaties daaraan in de jaren 2001 tot en met 2003 per saldo de vordering afgewaardeerd. Dat de vermogenspositie van de dga zodanig zou zijn dat een afwaardering van de vorderingen dient plaats te vinden heeft de belanghebbende niet aannemelijk gemaakt.
Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-GRAVENHAGE
Sector belasting
Nummer BK-07/00528
Uitspraak van de eerste meervoudige belastingkamer d.d. 10 maart 2009
op het hoger beroep van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid X B.V. te Z tegen de uitspraak van de rechtbank te ’s-Gravenhage van 25 juli 2007, nr. AWB 06/4108 VPB, betreffende na te noemen aanslag.
Aanslag en bezwaar
1.1. Aan belanghebbende is met dagtekening 25 juni 2005 een aanslag in de vennootschaps-belasting voor het jaar 2003 opgelegd naar een ambtshalve vastgesteld belastbaar bedrag van € 100.000.
1.2. Bij de uitspraak op bezwaar heeft de Inspecteur belanghebbendes bezwaar tegen de aanslag afgewezen.
Loop van het geding
2.1. Belanghebbende heeft tegen de uitspraak op bezwaar beroep bij de rechtbank ingesteld. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.
2.2. Belanghebbende is van de uitspraak van de rechtbank in hoger beroep gekomen bij het Hof. In verband daarmee is door de griffier een griffierecht geheven van € 428. De Inspec-teur heeft een verweerschrift ingediend.
2.3. De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgehad ter zitting van het Gerechts-hof van 27 januari 2009, gehouden te Den Haag. Aldaar zijn beide partijen verschenen. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt.
Vaststaande feiten
Op grond van de stukken van het geding is, als tussen partijen niet in geschil, dan wel door een van hen gesteld en door de wederpartij niet of onvoldoende weersproken, het volgende komen vast te staan:
3.1. Belanghebbende heeft een lening verstrekt aan haar directeur/enig aandeelhouder (hier-na: de dga). Het geleende bedrag bedroeg op 1 januari 2003 € 228.383 en op 31 december 2003 € 232.952. Daarnaast is in het jaar 2003 een vordering in rekening-courant op de dga ontstaan waarvan ultimo 2003 het saldo € 59.424 bedroeg. Ultimo 2003 bedroeg de vorde-ring van belanghebbende op de dga uit hoofde van de lening en de rekening-courantver¬houding (hierna: de vordering) derhalve in totaal € 292.376.
3.2. Belanghebbende heeft op 3 juni 2005 aangifte in de vennootschapsbelasting voor het jaar 2003 gedaan naar een belastbaar bedrag van € 36.420. Bij de berekening van het belast-baar bedrag heeft belanghebbende in de aangifte rekening gehouden met het saldo ultimo 2003 van de door haar in het jaar 2001 gevormde 'Voorziening voor geleden schade DGA' (hierna: de voorziening) ten bedrage van € 289.000.
3.3. Tot de stukken van het geding behoort een overzicht dat belanghebbende ter gelegen-heid van de mondelinge behandeling voor de rechtbank in het geding heeft gebracht. Uit dat overzicht blijkt dat het vermogen van de dga aanvankelijk positief was, gedaald is en nega-tief is geworden, en in latere jaren minder negatief is geworden. Bij het opstellen van het overzicht is geen rekening gehouden met de waarde van de aandelen in belanghebbende.
3.4. Uit de geconsolideerde jaarrekening van belanghebbende en A B.V. over het jaar 2003, bestemd voor de aangifte vennootschapsbelasting, staat onder de activa voor het jaar 2002 en 2003 een bedrag aan liquide middelen vermeld van respectievelijk € 636.230 en € 593.841. Het eigen vermogen over die jaren bedraagt respectievelijk € 460.529 en € 496.698.
Omschrijving geschil en standpunten van partijen
4.1. Tussen partijen is uitsluitend in geschil of de Inspecteur zich terecht op het standpunt stelt dat er geen reden is voor de vorming van de voorziening, en dat het saldo ad € 289.000 van de voorziening ultimo 2003 aan de winst moet worden toegevoegd, welke vragen door belanghebbende ontkennend en door de Inspecteur bevestigend worden beantwoord.
4.2. Belanghebbende stelt zich op het standpunt dat de voorziening is getroffen omdat de vordering niet of niet geheel meer terug is te vorderen. Voorts bepleit belanghebbende dat zij gelijk dient te worden behandeld als bepaalde grote ondernemingen, zoals bijvoorbeeld Aegon, KPN en banken, die ter zake van niet inbare vorderingen activa mogen afwaarderen en dergelijke voorzieningen mogen treffen. Tenslotte beroept belanghebbende zich op het vertrouwensbeginsel aangezien de voorziening sinds haar ontstaan in het jaar 2001 door de Inspecteur is geaccepteerd.
4.3. De Inspecteur heeft de standpunten van belanghebbende gemotiveerd bestreden. Hij stelt zich op het standpunt dat niet aannemelijk is dat de werkelijke waarde van de vordering lager is dan de nominale waarde. De in de voorgaande jaren en het onderhavige jaar ge-pleegde dotaties aan de voorziening dienen ongedaan gemaakt te worden, door volledige vrijval van de voorziening ultimo 2003 ten gunste van de winst van belanghebbende.
4.4. Voor de overige standpunten van partijen en de gronden waarop zij deze doen steunen verwijst het Hof naar de gedingstukken.
Conclusies van partijen
5.1. Het beroep van belanghebbende strekt vermindering van de aanslag tot een naar een be-lastbaar bedrag van € 36.420.
5.2. De Inspecteur heeft geconcludeerd tot bevestiging van de bestreden uitspraak.
Overwegingen omtrent het geschil
6.1. Belanghebbende heeft aangifte in de vennootschapsbelasting voor het jaar 2003 gedaan naar een belastbaar bedrag van € 36.420. Bij de berekening van dat belastbaar bedrag heeft belanghebbende rekening gehouden met het saldo ultimo 2003 van voormelde voorziening, ten bedrage van € 289.000.
6.2. Deze voorziening is in wezen een correctie op de balanswaarde van de vordering die belanghebbende heeft op haar dga. Belanghebbende heeft door de vorming van de voorzie-ning en de dotaties daaraan in de jaren 2001 tot en met 2003, per saldo de vordering afge-waardeerd. Daardoor is in die jaren een afwaarderingsverlies van in totaal € 289.000 ten las-te van de winst van belanghebbende over die jaren gebracht.
6.3. Goed koopmansgebruik brengt mee dat vorderingen op de fiscale balans worden opge-nomen tegen de waarde die zij op de balansdatum voor de ondernemer hebben. Opeisbare vorderingen op solvabele debiteuren dienen te worden gewaardeerd op hun nominale waar-de. Voor vorderingen op niet-solvabele debiteuren dient een schatting plaats te vinden.
6.4. Een redelijke verdeling van de bewijslast brengt mee dat belanghebbende aannemelijk maakt dat er redenen waren om de vordering af te waarderen en een afwaarderingsverlies ten laste van het resultaat te brengen.
6.5. De vraag of een geldvordering een lagere waarde in het economische verkeer heeft dan de nominale waarde wordt in het bijzonder bepaald door de vermogenspositie van de schul-denaar. Dat de vermogenspositie van de dga zodanig zou zijn dat een afwaardering van de vorderingen dient plaats te vinden heeft de belanghebbende niet aannemelijk gemaakt. Evenmin heeft de belanghebbende andere feiten en omstandigheden gesteld en aannemelijk gemaakt, waaruit zou volgen dat de waarde in het economische verkeer van de vorderingen op de dga lager zouden zijn dan de nominale waarde. Weliswaar is het vermogen van de dga fors gedaald, doch daarna vertoont de omvang van het vermogen een opgaande lijn. Niet aannemelijk is dat de vermogenspositie ultimo 2003 van de dga zodanig was dat er uit dien hoofde onvoldoende mogelijkheden bestonden om tot het incasseren van de vordering over te gaan. Evenmin is komen vast te staan dat de dga niet tot geleidelijke aflossing van de vor-dering kon overgaan. Het Hof neemt daarbij in aanmerking dat de dga zich gelet op de ver-mogens- en liquiditeitspositie van belanghebbende zich een dividend heeft kunnen laten uit-keren dat toereikend is om tot aflossing van de vordering over te gaan.
6.6. Gelet op het vorenoverwogene is het Hof van oordeel, dat de belanghebbende niet aan-nemelijk heeft gemaakt dat ultimo 2003 de vordering op de dga niet inbaar was en dat de waarde in het economische verkeer van de vordering lager was dan de nominale waarde. Derhalve had de voorziening ultimo 2001 niet gevormd mogen en dient deze in het thans voorliggende jaar aan de winst te worden toegevoegd. Het gelijk is in zoverre aan de Inspec-
teur.
6.7. Het Hof verwerpt belanghebbendes beroep op het gelijkheids- en vertrouwensbeginsel. Het Hof verenigt zich met de conclusies van de rechtbank dienaangaande, alsmede met de gronden waarop zij berusten en maakt deze tot de zijne.
6.8. De conclusie uit het voorgaande is dat het hoger beroep ongegrond dient te worden ver-klaard.
Proceskosten
Het Hof acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.
Beslissing
Het Gerechtshof bevestigt de uitspraak van de rechtbank.
Deze uitspraak is vastgesteld door mrs. P.J.J. Vonk, J.J.J. Engel en S.A.W.J. Strik, in tegen-woordigheid van de griffier Y. Postema. De beslissing is op 10 maart 2009 in het openbaar uitgesproken.
aangetekend aan
partijen verzonden:
Zowel de belanghebbende als het daartoe bevoegde bestuursorgaan kan binnen zes weken na de verzenddatum van deze uitspraak beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:
1. Bij het beroepschrift wordt een kopie van deze uitspraak gevoegd.
2. Het beroepschrift wordt ondertekend en bevat ten minste:
- de naam en het adres van de indiener;
- de dagtekening;
- de vermelding van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
- de gronden van het beroep in cassatie.
Het beroepschrift moet worden gezonden aan de Hoge Raad der Nederlanden (belastingka-mer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag.
De partij die beroep in cassatie instelt is griffierecht verschuldigd en zal daarover bericht ontvangen van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan worden ver-zocht de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.