Gerechtshof 's-Gravenhage, 24-03-2009, BI2883, BK-07/00393
Gerechtshof 's-Gravenhage, 24-03-2009, BI2883, BK-07/00393
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof 's-Gravenhage
- Datum uitspraak
- 24 maart 2009
- Datum publicatie
- 4 mei 2009
- ECLI
- ECLI:NL:GHSGR:2009:BI2883
- Zaaknummer
- BK-07/00393
Inhoudsindicatie
In verband met de aanwezige bodemverontreiniging rond een naburg bedrijfspand is de waarde van de onroerende zaak reeds ambtshalve verminderd. De huidige bewoners zullen niet aansprakelijk worden gesteld voor de saneringskosten. Waardering op een lager bedrag is niet aannemelijk gemaakt.
Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-GRAVENHAGE
Sector belasting
Nummer BK-07/00393
Uitspraak van de eerste meervoudige belastingkamer d.d. 24 maart 2009
op het hoger beroep van X te Z tegen de uitspraak van de rechtbank ’s-Gravenhage van 11 mei 2007, nr. AWB 06/4427 WOZ, betreffende na te noemen beschikking.
Beschikking, bezwaar en geding in eerste aanleg
1.1. Bij beschikking als bedoeld in hoofdstuk IV van de Wet waardering onroerende zaken (hierna: de Wet WOZ) heeft de Inspecteur, de heffingsambtenaar van de gemeente Leiden, de waarde van de onroerende zaak, plaatselijk bekend als [a-straat 1] te Leiden (hierna: de woning) voor het tijdvak 1 januari 2005 tot en met 31 december 2006 en naar de waarde-peildatum 1 januari 2003 (hierna: de waarde) vastgesteld op € 237.640. In het desbetreffen-de geschrift zijn ook de aanslagen in de onroerende-zaakbelastingen over het jaar 2005 be-kend gemaakt.
1.2. Bij uitspraak op het door belanghebbende tegen de waardebeschikking gemaakte be-zwaar heeft de Inspecteur de waarde verminderd tot € 148.525. De aanslagen zijn dienover-eenkomstig verminderd.
1.3. Belanghebbende heeft tegen de uitspraak op bezwaar beroep bij de rechtbank ingesteld. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.
Loop van het geding
2.1. Belanghebbende is van de uitspraak in hoger beroep gekomen bij het Hof. De griffier heeft in verband daarmee van belanghebbende een griffierecht geheven van € 106.
2.2. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
2.3. De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgehad ter zitting van het Gerechts-hof van 10 februari 2009, gehouden te Den Haag. Aldaar zijn beide partijen verschenen. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt.
Vaststaande feiten
2.1. Op grond van de stukken van het geding dient in hoger beroep te worden uitgegaan van de door de rechtbank in 2.1 tot en met 2.3 van haar uitspraak vastgestelde feiten.
2.2. Voorts is in hoger beroep, op grond van de stukken van het geding en het ter zitting ver-handelde, als tussen partijen niet in geschil, dan wel door een van hen gesteld en door de wederpartij niet of onvoldoende weersproken, nog het volgende komen vast te staan:
2.3. Met de sanering van de grond is in 2007 een start gemaakt. Daardoor is schade aan de woning ontstaan.
2.4. De huidige bewoners-eigenaren van de onroerende zaken die zijn gelegen rond het be-drijfspand op het adres [a-straat 3] – zoals het onderhavige object – zullen niet aansprakelijk worden gesteld voor de saneringskosten. Ook zullen die kosten niet ten laste komen van (po-tentiële) kopers.
Omschrijving geschil en standpunten van partijen
4.1. In geschil is de waarde van de woning op de waardepeildatum (hierna: de waarde). De Inspecteur heeft na bezwaar de waarde op € 148.525 vastgesteld, terwijl belanghebbende een waarde van € 90.000 bepleit.
4.2. Voor de standpunten van partijen en de gronden waarop zij deze doen steunen verwijst het Hof naar de gedingstukken.
Conclusies van partijen
5.1. Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak op bezwaar en de uit-spraak van de rechtbank en tot het vaststellen van de waarde op € 90.000.
5.2. De Inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de rechtbank.
Overwegingen omtrent het geschil
6.1. Ingevolge artikel 17, tweede lid, van de Wet dient de waarde van de woning te worden bepaald op de aan die zaak toe te kennen waarde, indien de volle en onbezwaarde eigendom daarvan zou kunnen worden overgedragen en de verkrijger de zaak in de staat waarin die zich bevindt, onmiddellijk en in volle eigendom in gebruik zou kunnen nemen. Daarbij heeft als waarde te gelden de waarde in het economische verkeer, ofwel de prijs die bij aanbieding ten verkoop op de voor de onroerende zaak meest geschikte wijze na de beste voorbereiding door de meest biedende gegadigde voor de onroerende zaak zou zijn betaald.
6.2. Op de Inspecteur rust – gelet op betwisting van belanghebbende – de last aannemelijk te maken dat de waarde niet hoger is vastgesteld dan de waarde in het economische verkeer op de waardepeildatum. De Inspecteur heeft voor de onderbouwing van de door hem voor-gestane waarde verwezen naar de bijlagen die onderdeel uitmaken van zijn verweerschrift in eerste aanleg.
6.3. Ter betwisting van de door de Inspecteur vastgestelde waarde herhaalt belanghebbende in hoger beroep zijn door de rechtbank verworpen betoog dat in verband met de aanwezige bodemverontreiniging de waarde van de woning dient te worden gesteld op € 90.000. Belanghebbende heeft bij het appelschrift voorts een raming gevoegd van de met de bodemsanering gemoeide kosten, welke sluit op € 185.000. Belanghebbende heeft in hoger beroep geen feiten en omstandigheden aangevoerd op grond waarvan de conclusie kan worden getrokken dat de in het geding zijnde waarde op een lager bedrag dan € 148.525 dient te worden vastgesteld.
6.4 De rechtbank is naar ’s Hofs oordeel terecht en op goede gronden tot het oordeel geko-men dat belanghebbendes beroep ongegrond dient te worden verklaard. Het hof acht de zienswijze van de rechtbank en de gronden waarop deze zienswijze berust, juist en maakt deze tot de zijne.
6.5. Het vorenstaande voert het Hof tot de slotsom dat het hoger beroep ongegrond is. Der-halve moet worden beslist als hierna is vermeld.
Proceskosten
Het Hof acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.
Beslissing
Het Gerechtshof bevestigt de uitspraak van de rechtbank.
Deze uitspraak is vastgesteld door mrs. P.J.J. Vonk, J.W. baron van Knobelsdorff en J.J.J. Engel, in tegenwoordigheid van de griffier mr. Y. Postema-van der Koogh. De beslissing is op 24 maart 2009 in het openbaar uitgesproken.
aangetekend aan
partijen verzonden:
Zowel de belanghebbende als het daartoe bevoegde bestuursorgaan kan binnen zes weken na de ver-zenddatum van deze uitspraak beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden. Daar-bij moet het volgende in acht worden genomen:
1. Bij het beroepschrift wordt een kopie van deze uitspraak gevoegd.
2. Het beroepschrift wordt ondertekend en bevat ten minste:
- de naam en het adres van de indiener;
- de dagtekening;
- de vermelding van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
- de gronden van het beroep in cassatie.
Het beroepschrift moet worden gezonden aan de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag.
De partij die beroep in cassatie instelt is griffierecht verschuldigd en zal daarover bericht ontvangen van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan worden verzocht de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.